tot drie vereeningen in het polder-arrondissement Hulst vergunning verleend, te weten Tot eene in de gemeente Hontenisse, polder Lams waarde, groot1 b. 05 r. 30 e. Tot eene in de gemeente Boschkapelle, polder Stoppeldijk, groot1 11 70 Tot eene in de gemeente Stoppeldijk, Ser Paulus-polder, groot2 33 50 te zamen. 4 50 50 Aanhangig bleven een zestal aanvragen om vergunning. Omtrent de hoeveelheid der in 1864 gegraven turf, de prijzen daarvan en het getal der tot het werk gebezigde arbeiders, zijn de volgende opgaven ontvangen: gemeente Boschkapelle, 1500 ton, ad 20 cent per ton, 8 arbeiders; gemeente Graauw, 16000 ton, ad 20 cent per ton, 40 arbeiders; gemeente Hengstdijk, 3300 ton, 12 arbeiders; gemeente Hontenisse, 6020 ton, ad 20 cent per ton, 41 arbeiders; gemeente Stoppeldijk, 55000 ton, ad 20 cent per tOD, 80 arbeiders. In de gemeente Axel werd eene geringe verveening dooi den verveener, met behulp van een' arbeider, uitvoerd. Bedijkingen zijn tot stand gekomen, van de schorren voor de polders Waarde, Nieuw-Valkenisse en Ond-Maire, alsmede der schorren in het Axelsche gat langs de dijken van de polders Nieuw-Vogelschor, Louisa-Koegors, Kleine-Zevenaer en Nieuw-Westenrijk, waartoe in 1863 vergunning was verleend. De grootte van laatstgemelde polder is 180 bunders; die van de eerste wordt niet opgegeven. Nog werd voltooid de bedijking van de schorren gelegen in het achtergedeelte van het Zwin, ter grootte van ongeveer 240 bund. Deze nieuwe polder verkreeg den naam van Zwinpolder. Betrekkelijk de verlangde bedijking der Axelsche vlakte, werd door de regeeriDg te kennen gegeven, dat het daarvoor overge legde plan niet door haar kon worden goedgekeurd. Op het einde des jaars bleven nog aanhangig de zaken be treffende de bedijking van schorren vóór de Beukels- en Paulina-polders, die in het dijkwater van Zierikzee, en die tusschen den Hollare- en den Johanna-Maria-polder. Daar de verschillende belangen betrekkelijk eerstge- melde polder op eene door de commissaris des konings voorgestelde wijze in overeenstemming zijn gebracht, is de koninklijke bewilliging thans kunnen verleend worden. De subsidiën der achtergelegene polders, ten behoeve der calamiteuse polders betaald wordende, werden, ten gevolge van de vrijverklaring van vier polders [Hoede- kenskerke, Oud-Noord-Beveland, Magdalena (Biervliet) en Koude], van f 98,063.49 op f 101,137.51 gebracht. Ten aanzien van de waardeering van de opbrengst der landerijen in de calamiteuse polders en de quaestie van de toepassing der schatting op de bepaling der dijkge- schoten, komen in het verslag zeer uitvoerige mededee- lingen voor. Onderscheidene polders hebben opmerkingen in het midden gebracht, zoowel omtrent de schatting zelve, als de toepassing er van. Omtrent het laatste hebben gedeputeerde staten uitvoerig hunne beschou wing aan den minister van binnenlandsche zaken mede gedeeld, welke zij zeiven aldus resumeeren: a. dat wanneer besloten werd tot eene nieuwe regeling van de dijkgeschoten der calamiteuse polders, het dijk- geschot voor eiken polder behoorde te worden bepaald, en het omstellen daarvan, op zoodanige wijze als wij geraden oordeelen, aan de ingelanden moest worden overgelaten, als alleen daartoe bevoegd b. dat ter te gemoetkoming in den te hoogen aanslag in de grondbelasting, die een gevolg moet zijn van de vermeerdering van dijkgeschot zonder vermindering van den aftrek, die wegens polderlasten van het kadastrale inkomen is geschied, billijkerwijze het dijkgeschot met een geëvenredigd bedrag behoorde to worden vermin derd, zoodat hetgeen aan grondbelasting te veel zou worden betaald, aan dijkgeschot minder wierd opgebracht; c. dat bij eene nieuwe regeling der dijkgeschoten be hoorde te worden gelet op hetgeen door sommige polders voor af- en uitwatering moet worden betaald, te dien effecte, dat de betalingen welke te dier zake op het oogenblik der regeling geschieden, als een deel van het dijkgeschot der polder wierden aangemerkt, en mitsdien zoolang zij voortduren, het dijkgeschot zooveel minder wierd bepaalden d. dat het ook billijk scheen dat bij de regeling van het geschot de tot dusver jaarlijks als remissie afgetrok ken som in mindering wierd gebracht. Bij missiove vau den 13 December gaf de minister van binnenlandsche zaken na raadpleging met zijnen ambt genoot van financiën te kennen, in do bovengenoemde voorstellen sub a en b te berusten, doch omtrent de beide overige, nadere inlichtingen tc verlangen. {Wordt vervolgd.) öuitmlanö. Algemeen overzicht. Ook Frankrijk heeft nu geantwoord op de kennis geving van Oostenrijk, betrekkelijk de overeenkomst van Gastein-Salzburg. Het antwoord ademt denzelfderi geest als dat van Engeland. Geen protest is door de schande lijke onrechtvaardigheid der groote Duitsche rijken aan de beide mogendheden ontlokt; ook Frankrijk vergenoegt zich te wijzen op het voorloopig en tijdelijk caracter der overeenkomst. Wel maken zij eenig voorbehoud omtrent eene definitieve oplossing, welke overeenkomstig den geest van den tegenwoordigen tijd behoorde te zijn, doch de geschiedenis heeft te duidelijk geleerd wat men van dergelijke reserven te wachten heeft, dan dat men zou kunnen aannemen dat zij op de regeling van den staat van zaken in de veroverde lauden invloed zou oefenen. De te Frankfort gevestigde commissie van de vergade ring der Duitsche afgevaardigden, gewoonlijk het comité der 36en genaamd, heeft aan de bondstaten een oproe pingsbrief gezonden, ora tegen 1 October te Frankfort bijeen te komen. In die brief wordt o. a. bet volgende aangevoerd. „De regeeringen van Oostenrijk en Pruisen hebben door de overeenkomst van Gastein de eenvou digste rechtsbeginselen geschonden, bepaaldelijk het recht der hertogdommen om zelvcn over hun lot te beslissen, een recht dat slechts door het belang van het Duitsche volk kan beperkt worden. „De maatregelen welke naar alle waarschijnlijkheid op die overeenkomst volgen zullen, dreigen de zedelijke en stoffelijke welvaart dor door Diiïtscb bloed van liet Deensche juk bevrijde hertogdommen voor langen tijd te vernietigen, terwijl zij tevens het rechtsgevoel van het Duitsche volk aan het wankelen brengen. „Daarom is het comité verplicht op nieuw de leden van den bond bijeen te roepen, ten einde besluiten te kunnen nemen betrekkelijk het openbaar recht in de hertogdommen. Het comité vertrouwt dat de Duitsche afgevaardigden, die in de vergadering van 21 December 1863 en door hun protest van April 1864, hetwelk bij de Londensche conferentie is overgelegd, zich plechtig hebben verbonden, om het recht der hertogdommen op de regeling hunner eigene belangen te verdedigen, door hunne tegenwoordigheid ter vergadering, de op zich ge nomen verplichtingen zullen nakomen." In de hertogdommen schijnt de partij van den hertog van Augu8tenbnrg van dezen maatregel nog iets goeds te verwachten. Hare woordvoerders beweeren althans dat de kansen met eiken dag gunstiger worden en spre ken dan ook het gerucht, volgens hetwelk hij zich uit de hertogdommen verwijderen zou, op de stelligste wijze tegen. Overigens rekenen zij ook op den goeden uitslag van pogingen die zij bij Napoleon zouden aanwenden, om van dezen eenigen zedelijken steun te ontvangen. Wij behoeven wel niet te zeggen dat al deze voornemens ons ongeloof omtrent een inraengingin de quaestie dei- hertogdommen niet heeft doen wijken. Oostenrijk, hetwelk zich zoo zwak betoont tegenover Pruisen, schijnt ook binnen 's lands alleen aan conces- siën nog eenige kracht te kunnen ontleenen. Waar slechts tusschen een coup cfêtat en een toegeven aan den Magyaarschen invloed schijnt te kiezen te zijn, helt de regeering tot het laatste over. Een groote stap op den weg naar milde decentralisatie zou zeker gedaan wor den, zoo men uitvoering gaf aan het plan, hetwelk weder ter sprake is gekomen, om alom in het keizerrijk en de kroonlanden, provinciën en gemeenten in te stellen in den geest als de comitaten in Hongarije en de graaf schappen en gemeenten in Engeland. Men ziet in dezen maatregel, waarvan men de verwezenlijking in ernst schijnt te verwachten, niet alleen belangrijke bezuini gingen voor de schatkist, maar grootere waarborgen voor de vrijheid, in het bijzonder voor de dorpen, die daaraan dringend behoefte zonden hebben. Of deze maatregel werkelijk zoo gunstig moet beoordeeld worden als velen bet willen doen voorkomen, meenen wij nog te mogen betwijfelen. Niet zelden toch is de uiting van het ver- i langen naar decentralisatie, slechts een aangestookte beweging door enkele familiën die hun invloed wenschen te doen toenemen. De democratie kon in den tegenwoor- 1 digen tijd nog maar zelden aan decentralisatie de hand i reiken. Er is sprake, zoo wordt uit Madrid gemeld, van een huwelijksplan tusschen prins Amedeus van Italië en prinses Isabella, oudste dochter der koningin van Spanje. GEMEENTEBELANGEN. De mededeeling der hegrooting van inkomsten en uitgaven onzer gemeente voor 1866 iu deze courant, geeft ons een leerzaam kijkje in onzen financieelen toestand. De raming der inkomsten als gegrond op de besluiten, door den raad den 16en der vorige maand genomen, om te trachten machtiging te verkrijgen om voortdurend accijns op gemaal en opcenten op het gedistilleerd te mogen heffen, geeft mij voorshands tot geene andere opmerking aanleiding, dan tot deze, dat het niet onmogelijk schijnt om de ƒ58,000, die men voor gemaal en gedistilleerd geraamd heeft, door verhoo ging van directe belastingen te vinden. Maar wat het meest treft is, dat de begrooting van uitgaven precies gelijkt op de thans loopende; zoodat het schijnt dat men ten dien aanzien geheel bij het oude wil blijven, en dat men geene poging heeft aangewend om het stelsel van uitgaven te wijzigen, niettegenstaande de moeilijkheden waarin men in deze gemeente, wat de financiën betreft, verkeert. Men gaat, zoowel blijkens deze concept-begrooting, als blijkens eenige der jongste besluiten van den raad, te werk alsof men uit eene zeer ruime beurs te putten had. Ik herinner slechts aan het zonderlinge plan (reeds in uitvoering) om meer dan ƒ13,000 aan eens anders huis te verbouwen en in 90 jaren tijds nog 9000 boven dien voor huur te betalen, om iu het bezit te komen van een schoolgebouw met onderwijzers woniDg, welk een en ander men voorzeker voor minder geld geheel uit den grond zou kunnen laten optrekken, in welk geval men een geldswaardig eigendom zou verkregen hebben, daargelaten dat er zeer geschikte woonhuizen te koop waren, wier inrichting tot schoolgebouw, met de koopsom, zeker minder geld zou gekost hebben. Ik herinner verder aan het pian om eene cliniscbe school aan te houden, die, met de zeer beperkte hulpmiddelen waarover men beschikken kan, toch hoogst waarschijnlijk geenerlei vrucht voor de studerenden zal kunnen afwerpen; en aan het besluit om ƒ300 aan den heer Kruseman toe te leggen voor het onderricht der clinisten in de latijnsche taal, ofschoon men, nog niet lang geleden, aan den conrector van het gymnasium ƒ400 verhooging van tractement heeft toegelegd niet om dezen meer werk te doen verrichten, maar alleen om hem te behouden. Zoo men de clinisten niet op het gymnasium latijn kan laten leeren 'tgeen vrij zon derling klinkt, daar eene latijnsche school, naar mijne misschien zeer onnoozele opvatting, eigenaardig bestemd schijnt ora jongens in het latijn te onderwijzen zou men dan den conrector niet hebben kunnen opdragen, om voor de 400 die men hem onlangs gratuitement heeft toegelegd, de clinisten in het latijn te onderrichten'? Zou hij zich gevoegelijk aan dien last hebben kunnen onttrekken, op grond dat dit hem bij de verhooging van zijn tractement niet als voorwaarde was gesteld. Ik ge loof het niet, en evenmin dat de heer Kan zich casu quo zou onttrokken hebben. Door dit voorval wordt de meer malen gedane vraag op nieuw levendig: of het geen tijd wordt om ons gymnasium, 't welk, sedert de oprichting der rijks hoogere burgerschool, nog slechts als latijnsche school bestaansrede heeft, op te ruimen, nu het blijkt dat men er zelfs de clinisten geen latijn kan leeren, en er overigens een zeer gering aantal leerlingen ge bruik van maakt, wier opleiding aldus van de stadskas veel te groote offers eischt? lk herinner eindelijk aan het bouwen van een nieuw commiesenhuis en barrière, op het oogenblik dat het ontwerp van wet tot afschaf fing van alle plaatselijke accijnzen reeds aanhan gig. en het te voorzien was, dat men, bij aanneming van dat ontwerp, noch commiesen, noch commiesenhuis jes, noch fraaie of minder fraaie barrières tot afsluiting der stad meer zou van noode hebben. Maar genoeg hiervan. Want ik ben overtuigd dat,mocbtde regeering, zooals mijne en veler hoop en verwachting is, weigeren eene uitzonderingswet voor Middelburg voor te dragen, en mogt men dientengevolge ook hier genoodzaakt wor den om door directe belasting te vinden wat niet uit de overige bronnen van inkomst kan worden goedgemaakt, de leden van onzen gemeenteraad er alsdan van zelfs toe zullen gebracht worden om wat scherper toe te zien op de uitgaven die hun door het dagelijksch bestuur worden voorgesteld, en dat zij op dit punt wat moeielijkcr zullen worden dan zij zich tot nn toe hebben betoond. Ten betooge dat het niet zoo erg moeielijk zou zijn om de als inkomst geraamde ƒ58,000 wegens opbrengst van gemaal en gedistilleerd door verhooging van directe belasting te vinden, moet ik in de eerste plaats opmerken, dat men die som niet geheel zou behoeven goed te maken, om de hegrooting voor 1866'te doen slui ten, wanneer alle accijnsheffing met den lenMei ophield. Want in dat geval kunnen van de geraamde aimttven vervallen: 1. een deel van de 10,075 wegens traktemenio/i der ambtenaren met liet toezicht op de inning belast, vermits men die ambteparëif met d^n len mei op~ wachtgeld stel-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 3