tweede circonscriptie des Landes zou zijn bekrachtigd
geworden door het wetgevend lichaam zelf. Eene vernieti
ging van de stemming zou thans hoe onwaarschijnlijk
zulks moge zijn den benoemden president in eene
vrij zonderlinge positie plaatsen. De regeering zal echter
voor dergelijke parlementaire chicane niet behoeven te
vreezen. Voorts heeft gedurende het kort verblijf van
keizer Napoleon de voorstelling van den nieuwbenoem-
den opvolger van den Spaanschen vertegenwoordiger Mon
plaats gehad. Deze, de markies de Letna, hertog van Ri-
palda, is eergisteren daartoe in een hofrijtuignaardetnil-
leriën gereden om aldaar in de troonzaal de gewone diplo
matieke inwijdingsformaliteiten te ondergaan. Ik bespaar
u de daarbij door den markies de Lema en den keizer
gesproken woorden; zij waren noch door vorm noch
door inhoud belangrijk.
Belangrijker zullen de geheime depêches zijn, welke
de Oostenrijkschei Gastein-onderhandelaar, graaf Bloome,
thans uit Parijs naar zijn meester afzendt. Sedert een
drietal dagen houdt deze diplomaat hier zijn verblijf om,
zoo als men beweert, de impressie te bestndeeren, welke
de overeenkomst van Gastein op de Fransche regeeriug
gemaakt heeft. Ik ben niet ingewijd in de zoogenaamde
haute politique, maar, naar mijn inzien, had de heer
Bloome zeer wel te Weenen kunnen blijven en daarom
toch volkomen op de hoogte der Panjsche staatkunde
te blijven. De Fransche regeering immers, welke met bij
zonder veel genoegen de Oostenrijksch-Pruissche politiek-
evolutiën gadeslaat, neemt echter den schijn aan alsof
zij eenigszins verbolgen is over de overeenkomst van
Gastein, want vooral de keizerlijke regeering is volkomen
bewust van de waarheid der uitpraak Mundus vuil decipi
en brengt dan ook het decipiatur ergo veelvuldig in toe
passing.
Op de lijst der decoratiën, vastgesteld door het mini
sterie en heden morgen door den Moniteur medegedeeld,
komt ook voor het lid der Ollivier-partij, de heerDarimon.
In een reeds bij voorbaat hieromtrent in omloop zijnd
epigram wordt hij le veuf très-consolable de P opposition ge
noemd en eindigt dit overigens, met het oog op de toeken
ning van het ridderkruis van het legioen van eer, met de
woordenSur les lombes toujours on a mis une croix Het
hoofd der Ollivier-partij,de heer Ollivier zelf, heeft echter
gemeend voor het hem aangeboden kruis te moeten be
danken en zekerlijk dit komt in zijn rol minder te pas,
hoe irenisch die ook zijn moge.
Heden middag zou er te Fontainebleau een minister
raad worden gehouden; volgens allerlei verzekeringen
zou daarbij de Mexicaansche quaestie wederom ter sprake
worden gebracht en wel onder deze omstandigheden.
Men beweert dat eindelijk een paar leden van het minis
terie zich zei ven de aanstaande verwikkelingen, waartoe
dat vraagstuk aanleiding zal en moet geven, niet langer
hebben kunnen ontveinzen en dit den keizer ronduit
zouden willen te kennen geven. In hoeverre dit laatste
juist is weet ik niet, maar waar men 3preekt over eene
weigering van een paar ministers om langer de verant
woordelijkheid van de Fransch Mexicaansche politiek te
dragen, daar moet ik toch opmerken dat van „verant
woordelijkheid" hier in Frankrijk immers geen sprake
kan wezen. Alleen de keizer is verantwoordelijk voor de
millioenen schats en duizende menschenlevens, welke
Frankrijk reeds heeft veil gebad voor „Mexico's herlevin-
geu" en voor de millioenen en menschenlevens, welke
daaraan nog ten offer zullen worden gebracht.
De hier waargenomen gevallen van cholt-ra dragen den
naam van cholerine. Tot dusverre boezemen deze ziekte
verschijnselen geene ongerustheid in. Te Marseille echter
gebruikt men voor de aanduiding dier ziekte geen
euphemismc meer, maar wordt zij reeds cholera genoemd.
Volgens de daaromtrent bekend geworden opgaven neemt
de ziekte aldaar toe. Onze dagbladen, die de cholera
op den weg welken zij neemt volgen, zijn inmiddels nog
altijd te Konstantinopcl. Mij komt het echter voor
dat de Moniteur eene officieele en daarom toch juiste
opgave moest geven van alle cholera-gevallen; daardoor
zou het verspreiden van allerlei overdreven geruchten
worden tegengegaan en bovendien worden aangespoord
om gezondheidsmaatregelen te nemen door iedereen, die
het met Hamlet eens was om liever nog niet het bekende
voor het onbekende te verruilen.
Verder heb ik u uit „Paris saus parisiens" niets
belangrijks te melden. Ik zou zelfs geneigd zijn om u
toe te geven dat zelfs het medegedeelde niet belangrijk
was, doch niet aan mij worde dit geweten
BRIEVEN UIT BELGIË.
Brussel31 Augustus.
Z. M. de koning en het vorstelijk gezin keert morgen
van Ostende naar Laeken terug om koningin Victoria
af te wachten.
De meesten onzer ministers zijn nog altijd afwezig, en
wat de afgevaardigden ter tweede kamer en senaat be
treft, ook deze zou men te vergeefs hier zoeken. Een zeke
ren hoek en eene zekere tafel in 't cajé des milles colonnes
mist nog altijd zijne gewone gasten, het clubje dat gevormd
wordt door eenige hecren uit de liberale meerderheid,
die geregeld eiken namiddag daar hun koffie gebruiken en
een partijtje domino maken. Tot dit clubje behoort o. a.
de heer Ernest Vandenpeerenboom, de voorzitter der
kamer. Gij zouclt het hem niet aanzeggen dat hij na den
koning de hoogste betrekking in België bekleedt en
iemand is die eene zoo hoog gewichtige politieke positie
inneemt, 'tls toch een doodeenvoudig burgerman, die
altijd, onverschillig of't mooi weer is of regent, met een
groote parapluie is gewapend, 't Is een echte Vlaming,
zonder eenige pretentie. Hij praat luid en levendig,
lacht vroolijk en gul, en ontziet zich in zijn qualiteit van
oud vrijer niet, om nu en dan eene aardigheid te verkoo-
pen of een „ui te tappen" van equivoque beduidenis.
Welk een onderscheid tusschen hem en dm prins de
Ligne, den voorzitter van den senaat! De prins is wel is
waar ook een welwillend en zeer affabel man, maar die
blijkbaar nooit vergeet dat hij prins van het heilige
roomsche rijk is en in rechte lijn afstamt van dien be
roemden prins de Ligne, die zeer rijk was aan groote
geestesgaven, die hij echter zelf te veel schijnt te hebben
gebruikt om iets daarvan na te kunnen laten aan zijne
zonen en kleinzonen.
Den prins de Ligne den senaat te zien presidereen heeft
zijne interessante zijde. Hoewel hij reeds sedert jaren
den voorzitterstoel bekleedt is hij nog evenveel op de
hoogte van zijne betrekking als den eersten dag toen hij
de vergaderzaal binnentrad. Gelukkig echter voor hem
en voor den geregelden gang der zaken zit er naast hem
een griffier, die hem influistert wat hij te doen en te
laten heeft. Overigens is de prins, wanneer hij presideert,
tamelijk brutaal, tamelijk op den man af, en tamelijk
kort van redeneering, wat dan nog al eens ten gevolge
heeft, dat de zaken spoediger marcheeren, dan men met
het oog op zijne ouhandigheid wel zou vermoed hebben.
De aanstaande zitting der kamers belooft eenige poli
tieke beteekenis te zullen hebben. Dit liet zich dan ook
verwachten, daar in het volgende jaar de helft der tweede
kamer moet aftreden. Het schijnt dat het ministerie
en zijne parlementaire meerderheid nu ook eindelijk tot
de conclusie gekomen zijn dat er iets moet gedaan wor
den, waarop men bij de verkiezingen zal kunnen wijzen.
De liberale partij en de kiezers moeten wat opgezweept
worden. Het cheval de batoilk heeft het kabinet reeds
gekozen. 'tHeet de wet op het beheer der kerkelijke goe
deren (loi sur le temporel des cultes). Ik vind die keuze
ongelukkig.Waarom niet liever een quaestie geentameerd
van zuiver poiitieken aard? Waarom altijd tweespalt en
hartstochten gaande gehouden of opgewekt? Men zal de
natie precies zoo lang tegen de ciericalen in't harnas
jagen, tot zij eindelijk van doctrinairen en ciericalen
beiden de maag vol heeft. Voor den oogenblik echter
zullende kiezers wel weer bijten. De quaestie is overigens
zeer teer en grijpt in de wichtigste belangen der gees
telijkheid. Reeds hebben de heeren bisschoppen tegen
het ontwerp geprotesteerd. Het laat zich dus aanzien dat
de minderheid zich roet kracht en als éen man daartegen
zal aankanten. Misschien wel weer bij wijze van weg
blijven uit 'slands vergaderzaal, wanneer de wet in
behandeling zal moeten komen. In dat geval was het
kabinet weêr van een succes verzekerd en dat te meer
waar de heeren Frère Orban en Tesch niet zouden nalaten
het feit te exploiteeren.
Van de vermoedelijke aftreding van den heer Tesch
als minister van justitie hoort men niet meer spreken.
Het schijnt dat hij heeft toegegeven aan den aandrang
zijner ambtgenooten, die hem gevraagd hebben in elk
geval de wet op 't beheer der kerkelijke goederen nog in
de kamer te verdedigen. Dit ontwerp toch is zijn werk.
Bovendien zou het hoogst moeilijk zijn den heer Tesch
op dezen oogenblik te vervangen. Men heeft lang gespro
ken van den afgevaardigde Bara. Maar de heer Bara is
zeer jong, en hoewel een bekwaam, hoewel niet altijd zeer
onafhankelijk kamerlid, nog niet de rechte man om aan
't hoofd van een departement te staan, zoo gewichtig
als dat van justitie. Wat vooral don heer Tesch een groo-
ten invloed geeft is zijn logische betoogtrant,zijne conse
quentie. Hij overtreft in dat opzicht Frère Orban, hoewel
deze overigens vrij wat beter spreekt dan hij.
Verder zou in de gegeven omstandigheden het aftre
den van een der ministers groote moeilijkheden kunnen
veroorzaken. De koning toch is niet in staat om zich
met wichtige staatsbelangen bezig te houden. Men
spaart hem alle mogelijke inspanning, te meer daar zijn
humeur zeer prikkelbaar is en het minste verschil van
opinie hem aanleiding geeft tot onaangename buien, die
zeer ongunstig, niet op Z. M. herstel, want daarvan is
geen sprake meer, maar op zijn toestand van den oogen
blik werken.
Dezer dagen heeft de minister van staat en oud afge
vaardigde, de heer Dechamps, vroeger ook minister van
buitenlandsche zaken, een brochure uitgegeven, getiteld:
„Frankrijk en Duitschland tegenover België."
De heer Dechamps moge zich voor zijn parlementair
échec schadeloos stellen door te Charleroi als voorzitter
van verschillende industrieele en financieele naamlooze
maatschappijen millioenen te verdienen, desniettemin
heeft hij nog tijd genoeg overig om zich te bewegen op
het uitgebreide veld der algemeene politiek. Deze bro
chure getuigt weer van zijn helder hoofd en scherpe
blik, die, 't werd zelfs door zijne tegenstanders uit de
liberale partij erkend, zoo'n wichtigen invloed uitoefen
den op de handelingen der kamer, tijdens bij daar zitting
had. Hoe degelijk het vlugschrift echter ook is, toch
schemert tamelijk veel eigenliefde daarin door. „De
Duitsche quaestie" zoo schrijft hij o. a. „hoe ze ook opge
lost moge worden, bedreigt immer België" en niet ondui
delijk doet hij uitkomen dat z. i. het beste middel om
dat gevaar af te wenden, zou gevonden worden in het
optreden van een dusgenaamd neo katholiek kabinet,
't welk aan het bekende clericale programma van 1864
uitvoering zou geven, en waarvan hij de heer
Dechamps de leiding wel op zich zou willen nemen.
Ik vind die recommandatie niet onaardig. Toch kan ik
niet ontkennen dat ieder die zich zelf publiek voor
eenige betrekking aanbeveelt, al heet hij dan ook de
oud-minister Dechamps, zich nog al tamelijk belachelijk
maakt. Het neem mij asjeblieft heeft, de hemel zij
dank! hier nog geen burgerrecht gekregen.
Deze week heeft de Brusselsche bevolking een zijner
laatste kermissen van bet seizoen gevierd, 't Was die
van het kerspel van Notre Dame rouge. Deze zeer uitge
strekte wijk wordt bijna geheel door het eigenlijke volk
bewoond en is in karakter en uiterlijk zuiver Vlaainsch.
Het kwartier was dan ook meer pittoresque eu fantastisch
dan zuiver artistiek gedecoreerd. Des avonds was het
gedurende de geheele week geheel a giorno verlicht en
duizenden bewogen zich er door de nauwe straten en
stegen. Overal waren chassinetten aangebracht, sommi
gen in volgreeks tusschen de trapgeveltjes opgehangen,
en waarop de hand van een meester verver (niette
verwarren meteen meesterschilder) de legenden der
wijk had „uitgebeeld" zoo als eene der tallooze berijmde
inscripties dat vertelde. Zoo vond ik in de Impasse
du vieux marché, de geheele geschiedenis van Robert
van Vlaanderen en diens strooptochten op het gebied
van deu Duitschen keizer, wiens leenman hij was. De
sage zegt dat Robert die eens in Brussel door de kei
zerlijke strikruiters werd achterna gezeten, in een huis
in genoemde steeg vluchtte en door een onderaard-
schen gang wist te ontkomen. In de Rue des chats ver
telden zes chassinetten de geheele geschiedeuis van kei
zer Karei V, de bekende anecdote van „Karei, hou den
lantaarn eens vast," ingesloten. Men herdacht jaarlijks
in deze straat den grooien keizer, ten gevolge van de
omstandigheid dat daar eens die bakkerswinkel werd
aangetroffen, waarin Margareet Blomberghen, 's keizers
minnares, werd geboren. Margareet Blomberghen was de
moeder van Don Juan van Oostenrijk. Zij ging er ten
minste voor door.
De nieuwe geschiedenis werd vertegenwoordigd door
eenige kleurige voorstellingen aan de feiten der Belgisch-
Mexicaansche expeditie ontleend. De dood van deu jon
gen Chazal en van majoor Tydgat, het gevecht bij Tacam-
buro etc. leverden daartoe de stof. Ik heb te dier gele-
genheidde opmerkingkunnen maken dat na hetgenoemde
heldengevecht, de expeditie naar Mexico onder het volk
vrij wat meer populair is geworden, dan wel te voren.
Men verdrong zich ten miuste out het kladwerk, en de
woorden die ik opving getuigden veeleer van sympathie
dan vau onwil.
'k Heb gedurende een avond die wijk doorwandeld
metRogeard, den bekenden schrijver van les Propos de
Labiénus. Hij zoowel als ik amuseerden ons bij uitstek
met zoo menig echt Vlaamsch tafereeltje als zich telken
male aan ons oog voordeed. Men leert een volk nooit
beter kennen, dan wanneer men 't bezoekt op zijn eigen
terrein en dat is speciaal met de Vlamingen het geval.
Zij hebben iets eigenaardigs, iets rnwsen toch goedrond,
iets dichterlijks bij veel onbehouwens en plats, 'tis een
bijzonder mengsel van veel goeds en weinig kwaads, dat
ze eene geheel eigene positie ondpj:. de.„volken doet
innemen. Zij hechten aan de tradltje^ëri' een open
oog voor het huidige, dat ze nieC^zêl'den priwjbbisla aan
eene kritiek onderwerpen, die te.juister is, .aï^aT'mate zij
dikwerf minder is^doófdacht. Die wandeling in'de wijk
van Notre daqa'e ï'ouge hééft «nijoivêel stof geleverd voor
eene uitgebreide.studie over Bèfgi&en de Belgen, waar
mede ik sedert'epu-jaar mij onledig houd.