in zijne limouade vond. Zoo is het ook met de Fransche
regeering in de EIbe-quaestie gesteld. Het ging inet haar
als met den afschaffer toen eenige weken geleden de
Pruisische vertegenwoordiger haar polste omtrent de
inlijving van Lauenburg en omtrent de thans gedane
verdere schrede op den weg ter inlijving van Holstein.
Het strijdt met mijne beginselen riep de regeering te
Parijs, terwijl zij heen wees naar eeue volksstemming,
maar overigens verklaarde zij neutraal te zullen blijven.
Dit was voor den heer von Bismarck geuoeg en thans
ziet men in de regeeriugskriugea met genoegen de inlij
ving van Lauenburg, deukende aau de Rijngrenzen. Het
laatste tooneel van dit bedrijf des grooten Duitaehen
drama's is overigens voor de kleiue staten van Europa
wel waard om nauwkeurig bepeinsd te wordeu. De
geschiedenis van de hertogdommen is toch waarlijk b. v.
voor uw vaderland en België niet zeer opbeurend en
terwijl zij, die niet verder zien dan het enge kringetje
waarin zij zich bewegen, misschien mij een alarmist
noemen, geloof ik toch dat vele nadenkende Nederlan
ders mij zullen toestemmen dat de overeenkomst van
Salzburg-Gasteiu de openbaring geweest is van een
toestand in Europa, welke angstige bekommering moet
wekken. Wat verzekert aan Nederland dat het niet
eenmaal op eigen bodem een tweede Sleeswijk-Hol-
steinsch drama zal zien opvoeren, gedurende het
welk Engeland en Frankrijk hunne vlooten zullen
laten paradeeren te Cherbourg of te Plymouth? Zoodra
de internatiouale politiek dermate gedemoraliseerd
is als thans het geval blij at te ziju, zoodra bet moge
lijk is om staatkundige gruwelstukken en staatkun
dige schurkenstreken te plugen als die, welke thans
in Duitschland plaats vinden, wordt op politiek terrein
niets meer onmogelijk. Dat een Napoleon III éene natie
kan tyrauuiseren is niet vleiend voor die natie, maar dat
een Napoleon III bij zijne optreding als keizer door
Europa werd geduld, dat de gewelddadigheden van een
von Bismarck en consorten straffeloos door Europa wor
den toegelaten, zijn teekenen des tijds, welke ik hoogst
merkwaardig noem.
Nu hoor ik wel sommige dagbladen beweren dat een
algemeene oorlog zeer nabij zou zijn: ik betwijfel het
zeer. Te midden van den tegenwoordigen toestand,
waarin van een Europeesch volkenrecht geen sprake
meer schijnt te zijn, worden slechts eenige exemplaren
van den Pruisischen minister van buitenlandsche zaken
vereischt om ten koste van de zwakkere natiën, de kaart
van Europa uit elkander te nemen en naar welbehagen
te veranderen. Ik herhaal weder wat ik u in iniju vorigen
schreef: wanneer zullen de volken toch eindelijk eens
begrijpen dat zij zelve de Europeesche politiek moeten
leiden en zich niet langer als onmondige kinderen ge
hoorzaam onderwerpen aan hetgeen een von Bismarck,
een koning Wilhelm van Pruisen, een Napoleon III of
dergelijke regeeringspersonen gelieven te decreteren!
Iedere oorlog beeft uit dit oogpunt zijne goede, zijne uit
muntende zijde. Hoe meer menschenlevens ten behoeve
van vorsten-caprices worden geofferd op het altaar van
Mars, hoe meer de groote massa's zullen beginnen na te
denkenen de vraag te bepeinzen: waaraan de geëerbiedigde
koning of keizer toch wel het recht ontleent om hunne
zonen aan den ouderlijken haard te ontrukken en naar
het oorlogsveld te zenden, om met kanon-arguinenten
eene quaeste te beslissen, welke de natie zeer gaarne op
vredelievende wijze zou wenschen op te lossen!
Ik liet mij daar onwillekeurig medeslepen door den
indruk van de laatste Duitsche berichten op gevaar af van
mij door uwe lezers, ironisch niet ten aanzien van mij,
maar ten aanzien van den tegenwoordigen toestand der
natiën te hooren toeroepen: kom met dergelijke denk
beelden eens over een viertal eeuwen terug! Welaan,
laat ik mijne pen als chroniqueur weder opvatten, en u
het weinige nieuws van den dag mededeelen. Er wordt
nog steeds druk gesproken over het bekende drama van
Emile de Girardin, Deux socurs. Langzamerhand heeft
men daarbij het hoofddenkbeeld van dit stuk afgeschei
den van den vorm en velen juichen thans het eerste toe,
om het laatste echter te blijven veroordeelen. De hoofd
inhoud van het stuk is waarschijnlijk uwen lezers bekend.
Twee ongelukkige huwelijken worden ons voorgesteld
waarvan de slachtoffers verschillend zijn. Hier ziet, men
eene vrouw, door de banden des huwelijks vastgeketend
aan een ouden afgeleefdcn vineurdoch met lijdzame
onderwerping hoewel met grenzenlooze droet heid ver
vuld. Daar zien wij eene jeugdige vrouw verbonden
aan een jong talentvol echtgenoot, even ongelukkig
echter als gene, omdat zij steeds naar zekere romaneske
en ziekelijke emotie en hartstocht haakt, en willig alzoo
het oor leent aan een Byrouiaanschen Don Juan. Het
einde is dat de beleedigde echtgenoot én dien Don Juan
èn zich zei ven doodschiet.
Het hoofddenkbeeld van den heer de Girardin is om
in en door dit stuk te wijzen op de noodzakelijkheid
der echtscheidingen, om aan te toonen dat liet huwelijk
in Frankrijk eene radicale hervorming moet ondergaan.
Dit hoofddenkbeeld nu is volkomen waar, maar de vorm
waarin het als drama aan het publiek wordt aangeboden
is allertreurigst. Een tweetal voorbeeldenis voorde verde
diging eerier stelling als die van de Girardin niet genoeg,
en al stem ik toe dat slechts een klein aantal personen in
een drama mogen worden opgevoerd, wijs ik op den
onsterfelijken Poquelin Molière, die, gelijk in den
Misanthrope, in drie of vier personen de geheele zeven
tiende eeuw wist te schets&n en te ridiculiseeren. Dat
breedc penscel on Moliere's van kleuren tintelend
palet is don heer de Girardin geenszins te beurtgevallen,
en de scène waarin Robert zijne twee pistolen op tafel
legt om den minnaar zijner vrouw en daarna zichzelven
neder te schieten is eenvoudig ridicuul, even ridicuul
als al de beweging, welke de dagbladen maken over het
rijtuig-ongeluk te Neufchatel omdat keizer Napoleou,
indien de paarden van prinses Murat's rijtuig aan de
keizerlijke koets een grooter schok haddeu toegebracht
en indien daardoor keizer en keizerin insgelijks mis
schien waren omgevallen, wellicht Napoleon III ern
stig had kunnen gekwetst worden. Overigens hebben de
dagbladen van (leze nouvelle a sensation partij getrokken
en zal des heeren Nelaton's budget van dit jaar met
eenige duizende franken ineer prijken, dan de „vermoe
delijke inkomsten" anders zouden hebben opgeleverd.
Te Brest hebben wij dezer dagen eene tweede voorstel
ling gehad van de festiviteiten te Cherbourg, alwaar ook
Abd-el-Kader tot de figuranten heeft behoord. De Fran
sche vloot zal thans naar Portsmouth en Plymouth ver
trekken en Abd-el-Kader naar Syrië. In het voorbijgaan
zij u ten opzichte van het vadeilaud van den emir, mede
gedeeld dat verschillende berichten het door de Opinion
nationale heden opgenomen gerucht bevestigen, volgens
hetwelk te Philippeville een boschbrand is uitgebarsten,
welke blijkbaar aai: kwaadwilligheid moest worden toe
geschreven. Dergelijke brandstichtingen worden ge
pleegd met een politiek doel even als zulks in Rusland
het geval is. Hierdoor wordt de rijkdom van het gewest
voor een groot deel verwoest en bij vroegere woelingen
in Algerië waren dergelijke aan Frankrijk vijandige ma
nifestation vrij algemeen. Dat overigens hiertegen hoogst
moeilijk te waken valt, is vrij duidelijk.
Even moeilijk is het voor de Fransche regeering om
afdoende maatregelen te nemen tegeu den invoer van
ziek rundvee uit Engeland. Wel zijn aan alle haven- en
grens-autoriteitcn zeer strenge bevelen te dien opzichte
gegeven, maar de ondervinding leert dat de ten uitvoer
legging van dergelijke orders /.eer moeilijk is. Trouwens,
het mag zeer prijzenswaard geacht worden dat men ten
minste al het mogelijke aanwendt om onze bevolking
voor het eten van ziek vleesch en de daaruit voortsprui
tende typheuse ziekten te bewaren. Ten opzichte van
deze rundvee-ziekte is de onlangs door geleerden ge
maakte opmerking niet onbelangeijk dat deze en derge
lijke verschijnselen onder het vee steeds in vroegere
jaren aan de verschijning der cholera is voorafgegaan.
Ik zou u ten slotte eenige bladzijden philosophische
beschouwingen kunnen mededeelen over de thans nog
altijd aan de orde zijnde quaestie of moraal onafhankelijk
is van het kerkelijk dogma, dan wel of zonder dogma
geen moraal en zonder moraal geen dogma denkbaar is.
Alleen zij u een zeer philosophisch antwoord verhaald
van een onzer dagbladen aan zijn clericalen tegenstan
der. Deze laatste had beweerd met de noodige plechtig
heid dat de voorstanders van de onafhankelijke moraal
eenvoudig atheist en waren. Neen, is het antwoord, wij
zijn zelfs geen atheisten want deisrae zoowel als atheisme
ziju dogma's en het verschil is alleen dat het laatste een
negatief dogma is. Daar wij nu op moreel gebied geeu
dogma's aannemen zoo nemen wij ook natuurlijk het
dogma van het atheisme niet aan. Terwijl men in
Frankrijk nu zoo druk bezig is om in theorie de moraal
te bestuderen is het te hopen dat die studie ook eens
uit die hoogere sfecren op het gebied der practijk moge
worden overgebracht.
De overeenkomst van G-astein.
De tekst van dit merkwaardig document, waarin Oos
tenrijk en Pruisen over de hertogdommen beschikken,
luidt aldus:
Hunne majesteiten de keizer van Oostenrijk en de
koning van Pruisen hebben de overtuiging erlangd dat
liet tot dusverre bestaan hebbend condominium over de
door Denemarken bij tractaat van 30 October 1864 afge
stane landen, moeilijkheden oplevert welke voor de goede
verstandhouding tusschen hare regeeriugen zoowel als
voor de belangen der hertogdommen nadeelig zouden
kunnen wezen.
Hunne majesteiten hebben dien ten gevolge het be
sluit genomen om in het vervolg de haar bij art. 3 van
voornoemd tractaat overgedragen rechten niet meer ge
meenschappelijk uit te oefenen maar eene geographisehe
verdeeling daarvan te bewerkstelligen, tot dat latere
regelingen tot stand komen.
Te dien einde is door Z. Af. den keizer van Oostenrijk
tot gevolmachtigde benoemd graaf von Bloome en door
Z. M. den koning van Pruisen den heer von Bismarck-
Scbönhausen, die, nadat hunne volmachten waren onder
zocht en in orde bevonden, omtrent de volgende artikelen
zijn overeengekomen.
Art. L De uitoefening der door de hooge contractee-
rende partijen in gemeenschap verkregen rechten krach
tens art. 3 van het tractaat van 30 October 1864 zal,
zonder inbreuk te maken op het voortdurend recht der
beide mogendheden op dit geheel grondgebied der twee
hertogdommen, overgaan, wat het hertogdom Holstein
betreft, op Z. M. den keizer van Oostenrijk en wat het
hertogdom Sleeswijk betreft, op Z. AI. den koning van
Pruisen.
Art.. II. Beide contractanten hebben het voornemen
om aan de bondsvergadering de zaraenstelling eener
Duitsche vloot voor te stellen en daarvoor als bondslmven
de haveu van Kiel aan te wijzen. Tot aan de uitvoering
van de besluiten ad hoc. der bondsvergadering, zullen de
oorlogschepen der beide mogendheden gebruik maken
van die haven, liet bevel en de policie daarover zullen
door Pruisen worden uitgeoefend.
Pruisen wordt bevoegd verklaard om de noodige ver-
dedigingswerken aldaar tegenover de doorvaart van
Frederichsort aan te leggen en op den Holsteinschen
oever dier baai de marine-etaulissenaenten te bouwen
welke voor die haven mochten noodig wezen Deze ver
dedigingswerken en marine-etablissemten zullen even
eens onder bevel van Pruisen worden gesteld terwijl de
troepen en het personeel, noodig tot verdediging en
onderhoud daarvan, te Kiel en in de omstreken zullen
kunnen gehuisvest worden.
Art. 111. De hooge contracteerende partijen zullen te
Francfort het voorstel indienen om liensburg tot Duitsche
bondsvestiug te verheffen. Tot aan de regeling van dit
punt door de bondsvergadering voor zoo ver betreft het
garnizoen dier bondsvesting, zal dit garnizoen bestaan
uit keizerlijke oostenrijksche' troepen en koninklijke
pruissische troepen, waarvan het opperbevel op ljulij
van elk jaar tusschen beide mogendheden zal worden
verwisseld.
Art. IV. Gedurende den tijd dat de in art. 1 der tegen
woordige overeenkomst gemelde verdeeling duren zal,
zal de koninklijke regeeriug van Pruisen twee militaire
wegen door Holstein behouden. Een van Lubeck naar
Kiel en de andere van Hamburg naar Rendsburg.
De bijzondere bepalingen omtrent het doortrekken,
transport en het onderhoud van troepen zullen zoo
spoedig mogelijk, bij bijzondere overeenkomst, worden
vastgesteld. Tot aan die vaststelling zullen de bepalin
gen omtrent dergelijke Pruisische wegen door Hannover
worden gevolgd.
Art. V. De koninklijke regeering vanPruissen behoudt
ter barer beschikking een telegraafdraad ter verbinding
van Kiel en Rensburg en het recht om langs te twee
wegen door Holstein postrijtuigen te doen rijden met
hare eigene ambtenaren.
Zoo lang de aanleg van een spoorweg van Lubeck
over Kiel naar de Sleeswijksche grenzen nog niet is ver
zekerd, zal de concessie daartoe op aanvrage van Pruisen
worden verleend voor zooveel het grondgebied van Hol
stein betreft, op de gewone voorwaarden, zonder dat
Pruisen echter, wat die spoorweglijn betreft, daaruit
eenigen titel op souvereiniteitsrechten zal kunnen af
leiden.
Art. VI. De bedoeling van de beide hooge contrac
teerende partijen is dat de hertogdommen zullen toetre
den tot het' Zollverein. Tot aan deze opname in het
Duitsch tolverbond, of wel tot aan eene latere regeling,
zal het tot dusverre in de hertogdommen in vigeur
geweest zijnd tolsysteem in stand blijven met gelijke
verdeeling der ontvangsten door de hertogdommen.
Ingeval de koninklijke regeering van Pruisen noodig
mocht achten om gedurende de in art. 1 der tegenwoor
dige overeenkomst gestipuleerde verdeeling, onderhan
delingen te openen emtrent de toetreding der hertog
dommen tot het tolverbond, verklaart Z. AI. de keizer
van Oostenrijk zich bereid om een afgevaardigde te
benoemen ter vei tegenwooidiging van het henogdom-
Holstein bij die onderhandelingen.
Art. VII. Pruisen heeft het recht om over het grond
gebied van Holstein het kanaaal van de Noordzee naar
de Baltische zee te graven, volgens de daaromtrent
onder toezicht der koninklijke regeering gemaakte plan
nen. In dit geval zal Pruisen het recht hebben om de
richting en de breedte van bet kanaal te bepalen, om bij
onteigening en schadeloosstelling het terrein te erlangen
noodig tot het graven van dit kanaal, om de werkzaam
heden daaraan benevens het onderhoud daarvan te
besturen, alsmede het recht om reglementen daaromtrent
te maken. Langs het geheele kanaal zullen geene rechten
mogen geheven worden dan alleen ecu recht van
doorvoer hetwelk door Pruisen zal worden vastgesteld
en voor de schepen van alle natiën hetzelfde zal wezen.
Art. VIII. De tegenwoordige overeenkomst wijzigt in
geenerlei opzicht de bepalingen van het Weener vredes-
tractaat van 30 October 1864, wat betreft de financieele
lasten aan de hertogdommen opgelegd zoo wat Dene
marken als wat Oostenrijk en Pruisen aangaat; het her
togdom Lauenburg zal echter ontheven worden van de
opbrengst van eenig deel der ooilogskosten. De verdee
ling dezer lasten wat de hertogdommen Sleeswijk eu
Holsteiu betreft, zal worden vastgesteld in verhouding
van hunne bevolking.
Art. IX. Z. AI. de keizer van Oostenrijk staat aan
Z. Al. den koning van Pruissen al al zijne krachtens meer
genoemd Weener tractaat verkregen rechten op het
hertogdom Lauenburg. Daarentegen verbindt zich de
koninklijke regeering van Pruisen om in de schatkist
van de keizerlijke regeering eene som van twee millioen
vyfhonderd duizend Deensche rijksdaalders te storten,
betaalbaar te Berlijn in zilveren Pruisische inuutst.uk-
keu, vier weken na de bekrachtiging der tegenwoordige
overeenkomst door hunne majesteiten den keizer van
Oostenrijk en den koning van Pruisen.
Art. X. De ten uitvoerlegging der hiervoren gemelde
verdeeling van het condominium zal zoo spoedig rnoge-
lyk aanvangen na de aanneming dezer overeenkomst
door hunne majesteiten den keizer van Oostenrijk en
den koning van Pruisen; zij zal voltooid zijn ten laatste
op 16 September.
Onmiddellijk na de ontruiming van Holstein door de
koninklijke troepen van Pruisen, en van Sleeswijk door
de keizerlijke troepen van Oostenrijk, zal het tot dusverre
bestaan hebbend opperbevel wordeu ontbonden, ten laat
ste op 15 September.
Art. Xi. De tegenwoordige overeenkomst zul wordeu
bekrachtigd door middel van schriftelijke verklaringen
op de aanstaande ^samenkomst van hunne majesteiten
den keizer van..Oösjenrijlven den koning vau
Ter bevesri'gingvan .alTiqtwelk de twee ge vol