OÜRANT.
N° 137.
Zondag
1863.
27 Augustus.
Editie van Zaturdag avond 4 uren.
Middelburg 26 Augustus.
Gisteren deelden wij mede dat de processen-verbaal,
opgemaakt door de benoemde schatters ter opneming
der schade, wegens de onteigening van eenige landerijen
onder de gemeenten Krabbend ij ke, Schore, Kloetingeen
Goes, door de heeren A. Kakebeeke Jz. te Goes, mr. J.F.
Bijleveld van Serooskerke alhier en J. P. Glertim te
Schore en derde belanghebbenden te lijden, ten behoeve
van den te leggen staatsspoorweg van Bergen op Zoom
naar Goes, ter griffie van de rechtbank te Goes ter inzage
zijn nedergelegd.
Naar wij nader vernemen is de door den heer Kakebeeke
te lijden schade nu getaxeerd op12,702, terwijl hem
daarvoor door het rijk ƒ19,182 geboden was. De taxatie
voor den heer mr. Bijleveld, aan wien ƒ13,023 geboden
was, bedraagt ƒ8,661.22. Wat de heer Glerum vroeger
met 4,372 had kunnen vergoed krijgen is nu ge
taxeerd op ƒ3,281.12.
De Staatscourant van gisteren bevat de wet van den
7 Augustus 1865, tot vaststelling der begrooting van het
fonds, voortspruitende uit de koopprijzen van domeinen
voor het dienstjaar 1865.
De afdeeling Zuid-Holland der Maatschappij ter bevor
dering van veeartsenijkunde in Nederland hield Woens
dag te 's Gravenhage eene vergadering, welke, na het
behandelen van eenige huishoudelijke zaken en de
mededeelingen van eenige practische waarnemingen,
bijzonder gewijd was aan het bespreken en onderzoeken
der besmetteljjke ziekte, die zich dezer dagen in de
omstreken aldaar heeft geopenbaard. Behalve de mede
deelingen der opgekomen leden, deed de vergadering
en corps onderzoek op zieke runderen in de gemeente
Delfshaven aanwezig, en kwam daarna tot de zekerheid,
dat de besmettelijke veepest onder het Nederlandsche vee
was uitgebroken. De vergadering besloot, van hare
bevinding met den meesten spoed rapport in te zenden
aan den minister van binnenlandsche zaken en aan den
commissaris des konings van dat gewest, met opgaven
der te nemen maatregelen, die als de eenige afdoende
kunnen worden geacht tegen het verder verspreiden
dier gevreesde ziekte in de overige deelen des rijks.
Onze Haagsche correspondent schrijft ons uit Scheve
ilingen 24 Augustus
„Ik heb mij heden, als trouw correspondent, naar
Scheveningen begeven. Wel was er plichtgevoel toe
noodig, want den vorigen dag en in den morgen tot
2 uren des middags regende het alsof de sluizen des
bemels allen waren geopend. Maar het gold de onthulling
van de gedenknaald voor 30 November 1813 en, met
parapluie en overjas gewapend, stapte ik op.
Het dorp is huis aan huis met de Oranje- en driekleur
"behangen. Ook in de stad wapperen vele vlaggen. De
Zeestraat telt verscheidene huizen in het dorp, die sier
lijk met groen en bloemen versierd zijn.
Op het feestterrein, het duin naast de laatste villa
aan de zijde van den vuurtoren, is alles leven en beweging.
Men heeft zooveel mogelijk partij van de ruimte getrok
ken. Eene groote tribune is in halven cirkel opgeslagen,
met uitspringende koepels: in de tribune namen de
hoofdcommissie, de plaatselijke commissiën, de presi
denten der beide kamers en vele andere autoriteiten
plaats, alsmede enkele dames in den eersten koepel.
De hoofdcommissie verscheen te 2\ uren op het feest
terrein, komende van het pavilloen van Z. K. H. den
prins-voorzitter, die zijne medeleden voorafging naar de
tribune. Deze prijkt met de wapenschilden van de pro
vinciën en van Batavia; boven de vorstelijke loge is een
prachtig wapenschild van Nederland aangebracht.
De commissarissen van orde hadden vooraf het gemeen
tebestuur ontvangen. Z. K. H. ontving de prinses Marie,
zijne dochter.
Te 3 uren betrad Z. K. H. eene kleine tribune, vóór
de overdekte gedenknaald opgeslagen, en richtte het
woord tot de aanwezigen. De ontvangst van H. M. de
koningin verviel, daar H. M. zich had laten verontschul
digen.
Z. K. H. ving aan met zijn genoegen te betuigen, dat
de hoofdcommissie het eerste gedeelte van hare taak
had volbracht en wel op dit oogeublik, waarop de ge
denknaald kan worden ontb-dd, ter herinnering van de
terugkomst van den vorst, die onder God's zegen als de
hoop en de redder van het beproefde vaderland op 10
November 1813 nabij deze plek aan wal stapte, waar nu,
volgens den wensch des volkseen gedenknaald is
opgericht. Hij verklaarde, dat hij met voldoening kon
verzekeren, dat men reeds ver gevorderd was met. het
tweede gedeelte van de taak, die de hoofdcommissie op
zich had genomen, namelijk het gedenkteeken, waarvan
de eerste steen op den onvergetelijken 19 November 1863
was gelegd, en dat een ander blijk zou zijn van de natio
nale dankbaarheid en dat Nederland en Oranje op hechte
grondslagen aan elkander zijn verbonden; ook dat ge
denkteeken zou een blijvend bewijs zijn van nationale
hulde, van liefde en dankbaarheid voorden grondlegger
van Nederlands herstel, den souvereinen vorst, later
koning Willem I. Het voorbereidend overleg omtrent
het monument was afgeloopendezer dagen werden de
fundeeringen gelegd. Naar aanleiding van de bedenkin
gen van de algemeene vergaderingen en ook van elders
ingekomen, had Z. K. H. zijne beschouwingen aan de ont
werpers van het bekroonde ontwerp medegedeeld en deze
hadden die welwillend in aanmerking genomen, zoodat
het monument in het Willemspark, met behoud van zijn
karakter, dientengevolge wellicht beter zal uitdrukken,
wat het behoort te zijn. Z.K.H. vleide zich, dat het monu
ment in het najaar van 1867 zou kunnen worden voltooid.
Wat het derde gedeelte van de taak der hoofdcom
missie betreft, de oprichting eener nationale ambachts
school te Amsterdam, daaraan is nog geen verder gevolg
gegeven maar de daarvoor geschonkene bijdragen wor
den afgezonderd gehouden en Z. K. H. gaf op nieuw de
toezegging, dat, hoezeer aan de verwezenlijking van dat
denkbeeld groote bezwaren verbonden zijn, het hem niet
aan volharding zou ontbreken, om ook dit gedeelte van
de taak der hoofdcommissie ten uitvoer te brengen.
Hij riep daaromtrent op nieuw de hulp der plaatselijke
commissiën in.
Toen uit de adviezen van de plaatselijke commissie
bleek, dat de algemeene wensch was een gedenknaald
in dit zeeduin op te richten, ter herinnering aan de
terugkomst van koning Willem I, is het eerst een aanbod
ontvangen van den heer Donkers te Helmond, om eene
gedenknaald te bouwen voor den geraamden prijs van
ƒ18,000; deskundigen hebben de aanneming van dit
voorstel ontraden. Een ander plau werd door het lid van
de hoofdcommissie, den heer van der Made, ontworpen,
maar aan de verkrijging van blokken Finlandsch graniet
waren onoverkomelijke bezwaren verbonden. De archi
tect Roodenburg te 's Gravenhage heeft daarna het
uitgevoerde plan ontworpen. Groote inspanning was
noodig om de naald op dit hooge duin op te richten
Z. K. H. bracht hulde aan de inspanning van de heeren
Schroot en de Villers, metselaars en steenhouwers te
's Gravenhage, die het werk in den betrekkelijk korten
tijd van 18 weken hadden voltooid, alsmede aan den
architect van Diggelen. De naald is bij nacht bewaakt
door Arie van der Toorn te Scheveningen, een der wei
nige overgeblevenen, die in 1863 tusschen Engeland en
deze kust heen en weder voeren.
Z. K. H. wees op de omstandigheid, dat voor 50 jaren
de dichter Zubli in een dichtstuk: Nederlands verlos
sing in 1813, den wensch had geuit, dat een gedenk
naald te Scheveningen mocht worden opgericht.
Hij gaf het sein tot de onthulling, hetgeen onder
kanongebulder en fanfares geschiedde en wijzende op het
opschrift: God behoede Nederland, dat aan de
zeezijde in vergulde karakters prijkt, vervolgde Z. K. H.
aldus: het Nederlandsche volk zal ten allen tijde bij het
beschouwen van deze woorden, aangespoord worden
getuigenis te geven van dankbaarheid voor hetgeen
50 jaren geleden plaats had; als voorzitter der hoofd
commissie, als een der in jaren het meest gevorderde
burgers des lands, als oudste telg van het Huis van
Oranje, drukte hij allen die woorden op het hart; het is
niet genoeg zulk een wensch te uiten, maar iedereen moest
medewerken totbevordering van het heil des volks en den
bloei van Nederland, waaraan het geluk van het huis
van Oranje verbonden was.
Z. K. H. reikte daarna de oorkonde op perkament,
betrekking hebbende op de naald, aan het gemeente
bestuur van 's Gravenhage over. Hij wenschte 's Graven
hage geluk met het bezit van dit monument, omdat
Scheveningen onmiddellijk aan 's Gravenhage was ver
bonden, onder bijvoeging dat's Gravenhage daarop recht
had omdat van de torentransen in November 1813 het
eerste de oranjevaan wapperde. Z. K. H. meende met
volkomene gerustheid den wensch te kunnen uitspreken
dat de naald een voorwerp van bestendige oplettendheid
en zorg van het bestuur zou zijn. Z. K. H. dankt ten slotte
zijne medeleden der hoofdcommissie, de afgevaardigden
der plaatselijke commissiën voor hunne medewerking,
alsmede alle aanwezigen voor hunne opkomst. Mocht
men het voorrecht missen Z. M. den koning, H. M. de
koningin en Z. K. H. den prins van Oranje tegenwoordig
te zien, hij begroette met vreugde de aanwezige leden
van het koninklijk huis en achtte zich verzekerd, dat de
afwezigen in den geest tegenwoordig waren bij de ont
hulling van een gedenkteeken, dat de gevoelens van
liefde, trouw en dankbaarheid van het volk uitdrukt.
Z. K. H. eindigde met hulde te brengen aan den koning
en al de aanwezigen uit te noodigen aan den derden
Willem en in hem de beide koningen die hem vooraf
gingen een blijk van die hulde te geven door het aan
heffen van de kreet: Leve de koningdie kreet weer
klonk uit aller mond driemalen langs het strand, gevolgd
door een: leve Z. K. H. prins Frederik
Daarop nam de waarnemende burgemeester, de heer
Collot d'Escury (wethouder) het woord en bracht de hulde
van het gemeentebestuur aan Z. K.H. Hij wierp een terug
blik op de dagen van 1813. De residentie was onder het
huis van Oranje, even als Scheveningen, op ontzagwek
kende wijze in bloei toegenomen. Het gemeentebestnur
nam met vreugde de zorg voor het gedenkteeken op zich.
De 24 Augustus zoo eindigde hij was jaren achtereen
een feest voor de residentie, maar wel het meest voorden
prins-voorzitter geweest; die dagteekening zou door de
gedenknaald op waardige wijze worden vereeuwigd.
Z. K. H. was blijkbaar diep getroffen door deze herin
nering aan den geboortedag van zijnen koninklijken
vader. Hij drukte den waarnemenden burgemeester de
hand, terwijl hij met sidderende stem antwoordde dat,
zoo koning Willem I dien dag beleefd had, bij thans 93
jaren geleden het levenslicht zou hebben aanschouwd.
Ook Z. K. H. was die dag onuitwischbaar in het ge
heugen geprent.
Vervolgens bezichtigde Z. K.H. de naald met HH.KK.
HH. de prinsen Hendrik en Alexander. De achterzijde
vertoont de woorden :Hetdankbare volk; de zijden
de data: 24 Augustus 1865 en 30 November 1813. Daarna
defileerden de afdeelingen van het Metalen Kruis uit
'b Gravenhage, Amsterdam, Leiden, Gouda, Dordrecht
en de onder-afdeelingCitadel van Antwerpen uit Amster
dam, waarna HH. KK. HH. uitgeleide werd gedaan.
De muziek van de grenadiers liet zich telkens uit den
koepel aan het uiteinde hooren.
Thans zijn de volksspelen aangevangen, alsmede het
diner. Daarover nader, als ook over de illuminatie.
Opmerkelijk is 't dat de onthulling bij goed weder
plaats had.
Benoemingen en besluiten.
leger. Benoemd tot len luitenant bij het wapen der
infanterie, bij het le regement (naar ouderdom van rang)
de 2e luitenant G. Blaauw, van het corps.
consulaten'. Erkend en toegelaten als consul-generaal
der republiek Uruguay, de heer C. Langelaan, en zulks
op den voet van Nederlandsch onderdaan.