MIDDELBÜRGSCHE
COURANT.
N° 133.
Zondag
1865.
20 Augustus.
Editie van Zaturdag avond 4 aren.
fiStnncnlanö.
Middelburg 19 Augustus.
ONZE GEMEENTEBELASTINGEN.
n.
Is de instandhouding der accijnsen werkelijk zoo
onbillijk als wij haar in ons vorig artikel geschetst heb
ben, dan wekt het te meer bevreemding dat de gemeente
raad haar kon goedkeuren. Bij deze toch, daar zijn wij
van overtuigd, bestaat geen andere drijfveer dan de
zucht om bet belang der ingezetenen te bevorderen. Maar
het waarachtig belang en de billijkheid kunnen niet met
elkander in strijd zijn, dat is onmogelijk.
Wie geeft ons de oplossing van het raadsel Wij weten
waarlijk de Woensdag gevallene beslissing niet te ver- j
klarenwij weten voor het besluit geen afdoende motie-
ven te vindenwant in de gemeenteraadszittingen is j
weinig over de zaak gesproken. Wij lazen de verslagen
nog eens na, maar, belaas! ze gaven ons geen licht.
Wij ontveinzen echter niet dat wij ons te dien aanzien 1
eenigszins in eene moeilijke positie geplaatst vinden.
Tot het beoordeelen der zaak kunnen wij ons op niets
beroepen dan op onze eigene verslagen, en hoezeer wij I
ook trachten die volledig te maken, zoo weten wij toch
zeer goed dat daaraan nog veel ontbreekt. Telkens stoo-
ten wij op het bezwaar dat door het gemeentebestuur
geen officieele verslagen worden uitgegeven, want onze
hulpmiddelen vcroorlooven ons niet het gesprokene
anders dan zeer beknopt weder te geven. Maar toch
meenen wij dat onze verslagen genoegzaam eene alge-
meene afspiegeling der zitting vertoonen om er ons, bij
gebrek aan betere, op te beroepen. Van partijdigheid bij
het redigeeren daarvan gevoelen wij ons althans volko
men vrij.
Gelijk bekend is hebben gedeputeerde staten bij cir
culaire van 15 Juli 11. de gemeentebesturen uitgenoodigd
om ten spoedigste tot eene herziening der belastingen
over te gaan en, indien zij vau oordeel mochten zijn dat
hunne gemeenten een afwijking van de gestelde regels
vorderden, daartoehunne voordrachten voor 15 Augustus
aan gedeputeerde staten te doen toekomen. Hoewel nu
alles wat daarbij te overwegen viel reeds sedert lang aan
burgemeester en wethouders kou bekend zijn, wordt de
gemeenteraad eerst den 2 Augustus en alzoo slechts
13 dagen voor den bepaalden tijd met het daarop betrek
kelijk voorstel iu kennis gesteld.
Wij lezen nu betrekkelijk die uitnoodiging in het ver
slag der zitting van 2 dezer
„Burgemeester en wethouders hebben hieromtrent, in
overleg met de financieele commissie, eene voordracht
opgemaakt, welke mede is voorgelezen. De vraag, of
Middelburg tot de uitzonderingswetten zal moeten be-
hooreu, is door hen eenstemmig bevestigend beantwoord,
daar deze gemeente, zonder die uitzondering of zonder
subsidie van rijkswege, niet in bare financieele behoeften
zou kunnen voorzien. Hieromtrent wordt verwezen naar
den staat door hen opgemaakt dd. 7 April jl. (zie het
nommer dezer courant van 8 April), Tevens wordt aan
gevoerd dat, moesten sommige plaatselijke belastingen
hier behouden blijven, deze gemeente niet zou deelen in
de voordeelen, elders genoten, en zij ook niet ontheven
zou worden van alle belasting-formaliteiten. Voor het
geval dat echter eenige verbruiksbelasting hier moet
behouden blijven, komt die op het gemaal hun het meest
wenschelijk voor. Na een en ander te hebben uiteengezet
stellen burgemeester en wethouders vooro. aan gedepu
teerde staten voor te dragen te willen bevorderen dat aan
deze gemeente eene subsidie van 30,000 door het rijk
worde verstrekt, of dat anders Middelburg worde opge
nomen onder de uitzonderingswetten, met vergunning
tot heffing eener belasting op liet gemaal; b. zich te
wenden tot de ministers van binnenlandsche zaken en
financiën, met verzoek eene commissie uit den raad te
willen afwachten tot nadere bespreking van dit gewich
tig onderwerp.
„De voorzitter stelt voor de beslissing tot eene a.
Woensdag te houden zitting.te verdagen, waartoe met 9
stemmen tegen 1 wordt besloten. De heer van Diggelen
stemde tegen eene verdaging."
Het eenige wat wij (lus hieruit vernemen is: deze ge
meente kan zonder eene uitzondering stoet of subsidie van rijks
wege niet in hare financieele behoeften voorzien, en tot staving
dezer stellige uitspraak wordt een beroep gedaan op den
staat van 7 April.
Maar nu lezen wij in dien staat, welken wij aan het
slot van dit artikel nog eens herhalen, dat de ge
meente wel degelijk in hare behoefte kan voorzien, want
het debet en credit sluit als een bus.
Bij de indiening van den staat werd alleen een vergelij-
kinggevoegd van den invloed van het vroeger ingediende
wetsontwerp en het tegenwoordige, waaruit blijkt dat
dit verschil ƒ5,369 bedraagt ten voordeele dezer gemeente.
Verder vernemen wij tot toelichting niets. Burgemees
ter en wethouders schenen dus den volgens dien staat
voorgelegden toestand zeer wel voor verwezenlijking
vatbaar te achten, en men bad dus alle grond om te
verwachten dat zij zich bij hun voorstel tot beantwoor
ding der uitnoodiging van gedeputeerde staten overeen
komstig dien staat gedragen zouden. Maar neen, dat is
het geval niet. Burgemeester en wethouders verlangen
thans óf een subsidie óf een uitzonderingswet. En om
trent de redenen waarop zij dat verlangen gronden
vernemen wij niets. Is dan waarlijk ons verslag zóo
onvolledig, of hebben er waarlijk geen afdoende ophel
deringen plaats gehad? Natuurlijk kunnen wij niet hier
omtrent beslissen. Men verneemt inmiddels slechts dat
burgemeester en wethouders de vraag, of Middelbnrg tot
de uitzonderingswetten zal moeten behooren, eenstem
mig bevestigend hebben beantwoord, daar deze gemeente
niet zonder uitzondering of subsidie van rijkswege in
bare behoeften zou kunnen voorzien.
Eene uitvoerige uiteenzetting dier opinie was mogelijk
ook niet bepaald noodig, daar het zich lietaanzien datdit
voorstel acht dagen later met glans zou worden aange
nomen.
Maar daar geschiedt iets zeer buitengewoons: een
vijfeu twintigtal ingezetenen maken van hun recht ge
bruik om in deze een enkel woord mede te spreken.
Die ingezetenen achten bet beneden de waardigheid
van Zeeland's hoofdstad aan het rijk een subsidie te
vragen en daarvoor als het ware hare onafhankelijkheid
te verpanden; zij vinden eene aanmerkelijke verhooging
van den hoofdelijken omslag wenschelijker clan het excep
tioneel behoud van eenbij uitneraeudheid ongelijk druk-
kenden en dus onbillijkeu accijns; en geven daarom de
verwerping van het voorstel in overweging.
Dit adres, in de zitting van den gemeenteraad van
10 dezer ingekomen, had het voorrecht eenige mededee-
ling aan den voorzitter te ontlokken.
Eene nederige verklaring wij teekenen dit als een
kleine curiositeit terloops aan - dat de adressanten
„gaarne erkennen de financieele omstandigheden dezer
gemeente niet grondig te kunnen beoordeelen", waarin
wel niemand iets anders dan een gebrnikelijken vorm
zien kan, geeft in de eerste plaats aanleiding tot de op
merking dat, indien de adressanten niet, zooals blijkt
{wij onderschrappen) en zij ook zelve erkennen onkundig
waren van den financieelen toestand der gemeente, zij
de som van f 30,000 niet zouden hebben genoemd als
het tekort enz.
Die beslissing komt ons voor niet geheel vrij van
bitterheid en zeker onverdiend te zijn. "Wanneer men
zegt een toestand niet grondig te kunnen beoordeelen
daa volgt daar geenszins uit dat men van dien toestand
onkundig is. Het verwijt zou overigens, al ware zelfs be
paald van onkunde gebleken, hier minder rechtmatig
zijn geweest, daar het uiterst moeilijk is in den toestand
der gemeentefinanciën eenig licht te bekomen bij eene
gemeente waar wel, om aan de letter van de wet te vol
doen, eene begrooting wordt verkrijgbaar gesteld, maar
niet (zooals in andere gemeenten) de toelichtingen, die
echter tot waardeering der cijfers onmisbaar zijn.
Maar buitendien: adressanten waren er als van zelve
toe gebracht die ƒ30,000 als het tekort te noemen, zij
waren daarbij volkomen in hun recht, altijd indien men
dan toch volstrekt van tekort spreken wil. Niets anders
dan de mededeeling van burgemeester en wethouders
zelve gaven hun ieder kan het bij vergelijking van
het hierboven afgedrukt citaat beoordeelen die uit
drukking en die som aan de band. Dat tekort, dat deficit
was toch tot nu altijd iets schemerachtigs, iets ondui
delijks, en eerst in de raadszitting van 10 dezer verne
men wij wat het eigenlijk is.
Het deficit toch dus lezen wij in het verslag be
draagt niet ƒ30,000, want wanneer, behalve de 4/5 van
het personeel en de verboogingder opcenten op de grond
belasting tot het maximum en oppersoneele belasting tot
25, de hoofdelijke omslag van ƒ23,000 wordt gebracht
tot ƒ57,000 onzuiver of f 52,000 zuiver, dus reeds met
ƒ29,000 is verhoogd, dan blijft er nog ƒ30,000 tekort over.
En hoe komen nu burgemeester en wethouders aan
dat tekort van ƒ30,000 dat er dan nog blijftEenvoudig
men bespeurt dit echter alleen door vergelijking van
laatstgenoemde mededeeling met den staat van 7 April
door van de eerst voorgestelde opcenten op de per-
soneele belasting talrijke percenten af te trekken. Voor
deze handelwijze wordt echter niet de geringste verkla
ring gegeven, en men had dus even goed, al naar mate
mende opcenten op de personeele belasting enden hoof
delijken omslag hooger of lager wilde stellen, een tekort
van ƒ0, ƒ1000, ƒ50,000 of f 105,000 kannen opgeven,
welke laatste som werkelijk in de zitting van Woensdag
als zoodanig genoemd is. En de adressanten hadden
geen keus, maar konden zich slechts op de den 2 dezer
genoemde som van30,000 beroepen.
Laat ons na deze uitweiding echter zien wat er van
het voorstel geworden is.
In de zitting van Woensdag, waarvan wij het verslag
gisteren opnamen, werd allereerst gestemd over het voor
stel tot het aanvragen eener subsidie, en dat voorstel
werd met 8 stemmen tegen eene stem verworpen.
Tot de tegenstemmers behoorden ook burgemees
ter en wethouders, die het voorstel deden (hoewel zij,
zooals later gebleken is, daarover niet eenstemmig dach
ten), en, op eene uitzondering na, ook de leden van de
financieele commissie, die nog in deze zitting bij monde
van den voorzitter verklaarden, zij het ook niet eenparig,
ten gunste er van gestemd te zijn.
Van waar die veranderde zienswijze? Heeft waarlijk
het adres der vijfentwintigen de leden op dit punt aan
het wankelen gebracht, of is men uit eigen inzicht plot
seling tot de overtuiging gekomen dat een subsidie toch
zeker niet zou toegestaan worden? Er blijft te gissen
over, maar zekerheid erlangen wij niet.
Voor de overige veranderingen van het voorstel ver
wijzen wij naar het verslag der zitting. Wij willen alleen
nog opmerken dat thans het „tekort" waarin men door
accijnsen wil voorzien, op ƒ50,333.54 is berekend.
Het eind der quaestie is alzoo (wij hebben getracht
zoo kort mogelijk aan te toonen op welke wijze men er
toe gekomen is) het besluit, om van de regeering een
uitzonderingswet te verlangen. Maar tusschen verlangen
en krijgen is nog een groot verschil, en zoowel bij gede
puteerde staten als de regeering zal, naar men vertrou
wen mag, bij het onderzoek naar de gronden van dat ver
langen, ook niet uit het oog worden verloren dat het
besluit slechts met 8 stemmen genomen is, en dat derhalve
9 leden althans niet direct tot den verkregen uitslag
hebben medegewerkt.