aanzienlijk, toch niet zoo groot zijn als men het wil voor stellen. Men mag toch veilig aannemen, dat een goed deel van den gezonken kabel zal kunnen worden opge haald, althans zooveel dat het derde gedeelte, hetwelk zich nog aan boord bevindt, tot de helft zal worden ge completeerd. Het eenige wat dan zal te doen zijn is zegt de Morning post genoegzaam kapitaal te ver strekken, ten einde de andere helft te kunnen fabriceeren en de proef andermaal te nemen. Indien de kabel met goed succes was gelegd, dan zou de Great Eastern 50,000 pond sterling hebben ontvangen; mislukt het echter, dan wordt er niets betaald. In het eerste geval zou de Telegraph construction and Maintenance comp. het schip hebben aangekocht, om niet minder dan zes kabels tus- schen Ierland en Amerika te leggen. In Egypte neemt de cholera steeds af. Te Alexan- drië bedroeg op 26 Juli het aantal sterfgevallen vijf en te Cairo vijftien. Te Smyrna dus luidt een telegram uit Triest van Maandag is de opgave van het aantal sterfgevallen per dagtusschen de vijf en twintig en dertig. Eene mededeeling uit, Londen aan een der groote dagbladen van het vaste land bevat het volgende: Wie hebben ongelijk gehad, de protestantsche landen als Engeland, Pruisen, Zweden, Denemarken, Nederland, Noord-Amerika, die de instelling van vondelingshuizen hebben veroordeeld, of de katholieke landen als Frankrijk, België, Italië, Spanje, Portugal, Beieren, Oostenrijk, die dergelijke gestichten noodzakelijk hebben geacht? Moet men de door de Fransche revolutie in het leven geroepen wet zegenen of vloeken, welke hulp verleende aan ongehuwde moeders en deze in de gelegenheid stelde om hare kinderen in een vondelingshuis te brengen? Moet men van het keizerlijk decreet van 1811 de wijsheid bewonderen of de dwaasheid inzien, waarbij niet slechts een vondelingshuis in ieder departement werd ingesteld, maar ook op wettelijke wijze het bekende middel van de schuif geregeld om aan haar die van het moederschap afstand doet, geheimhouding te verzekeren en baar voor de twijfelingen der schaamte te bewaren. Kortom de quaestie of vondelingshuizen nuttig of schadelijk zijn, houdt sedert den laatsten tijd de publieke opinie in Engeland bezig naar aanleiding van eene afschuwelijke gebeurtenis, ontzettend wat betreft hetgeen daarbij aan het licht kwam, maar nog ontzettender wat betreft hetgeen daarbij nog te raden werd gelaten. Onlangs werd zekere vrouw, Charlotte Winsor genaamd, voor den rechter gebracht onder beschuldiging van het kind eener andere vrouw Maria Jeanne Harris te hebben om het leven gebracht. Verschillende omstandigheden pleitten zeer sterk tegen de beschuldigde. Het kind was aan hare zorg toevertrouwd geworden; het was voorts verdwenen; men bad eindelijk het lijkje daarvan, in een stuk papier gewikkeld, op den openbaren weg gevonden en wel op eene plaats in de richting waarvan men Charlotte Winsor zich had zien begeven. Voldoend bewijs scheen echter volgens de meening des rechters aanvankelijk niet aanwezig en zij zou waarschijnlijk hare straf hebben ontgaan, indien Marie Jeanne Harris niet als getuige was opgetreden. Zie hier de afschuwelijke geschiedenis, welke hare verklaring behelsde. In October 11. beviel Marie Jeanne Harris van een onwettig kind. Twee maanden daarna, toen zij het wilde besteden, vertrouwde zij het toe aan Charlotte Winsor. Deze scheen volstrekt geen bezwaar te vinden om te verhalen hoe zij tegen belooning en op verzoek der moeder de haar toevertrouwde kinderen om het leven bracht. Een jong meisje die bij haar inwoonde had haar kind aan haar gegeven om dit te dooden, hetgeen zij voor drie pond sterling gedaan had en wel door den vinger onder de keelader van het jeugdige slachtoffer te brengen. Een ander kind was door haar in zee geworpen, en van hare eigen zuster had zij op verzoek het kind gedood voor vier pond sterling. Ongelukkig betaalde men haar niet altijd volledig en zij beklaagde zich bij deze gelegenheid aan Marie Jeanne Harris dat die genen, welke hare diensten verzochten zich alzoo niet altijd „op fatsoenlijke wijze" gedroegen. Op de vraag of zij nóóit vrees koesterde voor de gevolgen van hare han delingen, antwoordde zij „Wel zeker niet, het is eene dienst, welke ik bewijs:" Bij het afscheid voegde zij er bij „ik zal wat uw kind betreft alles doen wat in mijn vermogen is." Hierop antwoordde Marie Jeanne Harris „'t is goed." Men was echter nog tot geene overeenkomst gekomen. Eerst eenigen tijd later werden de onderhan delingen meer bepaald geopend. Charlotte Windsor vroeg tot loon eene som van vijf pond sterling. De moe der weifelde nog. Daarop volgde een tweede bezoek waarbij Charlotte Winsor verklaarde dat zij het kind geen drie maanden langer wilde houden. De zaak werd daarop beslist eD Marie Jeanne Harris begaf zich naar de woning van Charlotte Winsor, alwaar zij haar kind van vier maanden aan een stoel zag vastgebonden. Charlotte Winsor had gewacht tot hare komst, omdat zij er steeds op gesteld was dat de moeder eenigszins deel nam aan het „werk", om alzoo verzekerd tc zijn dat j men het stilzwijgen zou bewaren. Men besprak nu wie zich voornamelijk met het „werk" zou belasten, en Charlotte Windsor als daarin het meest ondervinding hebbendedoch laat ons het einde van dit afschuwelijk verhaal verkorten. Het ongelukkig kind werd onder een deken gesmoord, voorts in een konijnen hok verborgen en eindelijk op de plaats gebracht, alwaar het later werd gevonden. In een te Parijs in 1840 gepubliceerd werk Récherches sur les enfants trouvés trachtte de heer de Gouroff aan te toonen dat in de landen, alwaar geene vondelingsgestich ten bestonden het minst kindermoorden voorkwamen. Dit is niet gemakkelijk te begrijpen en de logica zou uit de wereld verbannen zijn, indien dergelijke conclusiën werden aangenomeu op grond van eenige statistieke opgaven en cijfers, zonder dat deze eerst aan een zeer nauwkeurig philosophisch onderzoek waren onder worpen. Men zou te dien opzichte hier kunnen zeggen die te veel bewijst, bewijst niets. Zeker is het althans dat, indien de heer de Gouroff thans zijn werk schreef, hij Engeland niet als argument voor zijne stelling zou kunneu aanhalen. Engeland is een der landen, alwaar de instelling der vondelingshuizen niet bestaat, terwijl toch het Foundling- hospital te Londen een geheel bijzonder karakter draagt, zeer weinig uitgebreidheid bezit en het eenige van dien aard is. Welnu is in die landen, alwaar geene bij de wet erkende en geregelde vondelingshuizen bestaan, kinder moord eene onbekende misdaad? Hoort hoe The Spec tator uitroept: „kindermoord is een der misdaden, bijzon der aan Engeland eigen!" The Daily-Telegraph herhaalt dat geene misdaad schier menigvuldige!' in Engeland voorkomt dan kindermoord, hetzij door verwijdering der vracht, hetzij door stelsel matige onachtzaamheid, hetzij door opzettelijken en ge- welddadigen dood. De coroner Wakley berekent dat jaar lijks driehonderd kinderen in deEngelsche hoofdstad op verschillende wijzen worden gedood. Geen week gaat er voorbij dat de policie geen kinderlijkjes vindt. Dit alles is nu wel verschrikkelijk, maar daarboven staat nog het dooden van kinderen tot een handwerk verheven. Nog altijd blijft het, met het oog op dergelijke feiten, eene oude maar daarom niet minder belangrijke sociale quaestie, of de vondelingsgestichten niet in de tegen woordige maatschappelijke toestanden hun zeer groot nut hebben. Thcrmometer.«itand 10 Aug. 's av. 11 u. 66 gr. 11 'smorg.7 u. 68 'smidd. 1 n. 76 gr. Gemeenteraad van Middelburg. Zitting van Donderdag 10 Augustus. Onderzoek geloofs brieven raadsleden; missieve aftredend lid J. J. van Uije; huur en verbouwing huis Langendelft; adres ingezetenen, belastingstelsel; wijziging verordening havenloodsdienst; mededeeling regeling geneeskuudige school. Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke. Afwezig de heeren Calaud, Verbrugge, Lantsheer cn van Uije. Later komen de heeren van Diggelen en Damrae. De notulen van het in de vorige zitting verhandelde gelezen en goedgekeurd zijnde, wordt aan de orde gesteld het onderzoek der geloofsbrieven van de bij de jongste verkiezing gekozen raadsleden, zijnde de aftredende leden mr. M. F. Lantsheer, mr. N. J. C. Suouck Hurgronje, II. J. van Deinse, jhr. W. II. de Jonge en mr. M. Verbrugge, alsmede de heer J. Luteyn, in de plaats van het aftredend lid J. J. van Uije, die verzocht had niet meer in aanmer king te komen. Tot leden der commissie van onderzoek der geloofs brieven worden door den voorzitter benoemd de heeren Rekker, Sifflé en A. W. Snouck Hurgronje. Gedurende den tijd van het onderzoek wordt de zitting geschorst. Na de hervatting der werkzaamheden brengt de heer Rekker, namens de commissie van onderzoek, rapport uit, waarvan de conclusie strekt tot toelating der be noemden. Bij opvolgende afwezigheid der belangheb benden wordt overeenkomstig de conclusie van het rapport besloten. De toelating van genoemde leden zal op den eersten Dinsdag in September plaats hebben. Is ingekomen een brief van het aftredend lid den heer van Uije, houdende bericht van verhindering tot het bijwonen dezer zitting, en voorts, daar deze denkelijk de laatste is welke vóór September zal worden gehouden, dankbetuiging aan de leden van den raad voor de onder- vondene welwillendheid, in de hoop dat alle verder te nemen besluiten zullen mogen bijdragen tot den bloei en de welvaart der gemeente. Op voorstel des voor zitters is besloten dezen brief voor kennisgeving aan te nemen. Alsnu wordt aan de orde gesteld de beraadslaging over de overneming en verbouwing van het vroeger door den heer P. Leupcn bewoonde huis in den Langen delft, De voorzitter geeft kennis dat, volgens het in de vorige zitting genomen besluit, aan het bestuur der godshuizen het tweetal gemaakte bedenkingen zijn medegedeeld. In antwoord daarop is van genoemd be stuur eeu brief ingekomen, waarin het verklaart genoe gen te nemen met het uitgedrukt verlangen, om den termijn van huur, in plaats van op 50, te bepalen op 99 jaren, met bepaling dat de gemeente van het gebouw gebruik zal kunnen maken voor onderwijs van allerlei aard. Ten aanzien van het in de tweede plaats te kennen gegeven verlangen, dat nl. de te doene verbouwing door de godshuizen zeiven in plaats van door de gemeente zou worden verricht, verklaart het bestuur dit niet aan nemelijk te achten en geen vrijheid te hebben tot wijzi ging van zijn oorspronkelijk voorstel (zie het verslag in het nomraer dezer couraut van Zaturdag 5 dezer). Het advies der fiancieele commissie strekt alsnu tot aanname van het eerste voorstel met de daarin gebrachte verlenging van den termijn van 50 tot 99 jaren, tegen f 100 genot (in plaats van h u u r) 's jaars. De lieer van Diggelen vraagt waarom de financieelc commissie genot voor het woord huur wil zien in de plaats gesteld, waarop de voorzitter antwoordt dat men van meening is dat de benaming huur in casu in strijd zou zijn met de wet op huur en verhuur. Dit gevoelen wordt door den heer van Diggelen bestreden ook nadat de heer Sifflé heeft opgemerkt dat het woord genot de registratie gratis zou kunnen doen plaats hebben. De heer Rekker vereenigt zich met de meening van den heer van Diggelen dat het beter is het woord huur te gebruiken. Tegen het voorstel zelf verklaart zich de heer Damme, die zegt dat hij groot bezwaar beeft tegen eene uitgaaf van f 13000, waarvoor men niet alleen geen steen in eigendom krijgt, maar zelfs daarenboven nog huur moet betalen, ouder welken vorm dan ook. De voorzitter antwoordt dat de gemeente een school lokaal noodig heeft; dat de godshuizen bij den afstand v»n het gebouw in den Langendelft geen belang hebben en men voor f 13000 geen nieuw gebouw tot stand kan brengen. Dit laatste is, volgens den heer Damme, niet zeker. Zijn bezwaar betreft echter, zooals hij nader releveert, niet de jaarlij ksche uitgaaf, maar de uitgaaf van 13000 zonder daarvoor eigendom te verkrijgen. De voorzitter wijst er op dat de godshuizen zijn ge bonden ten aanzien van het bedoelde gebouw en dat, zoo dit niet het geval ware, zij het reeds sedert lang zouden hebben losgelaten. De heer N. J. C. Snouck Hurgronje leest eene nota van i bedenkingen tegen het gedane voorstel voor. "Vooral met het oog op den financieelen toestand en de verschillende op banden zijnde belangrijke uitgaven voor gemeente onderhoudswerken, acht hij het voorstel niet aannemelijk. De godshuizen zei ven behooren z. i. de verbouwing te doen plaats hebben; van den heer Leupen ontvingen zij jaarlijks onzuiver f 150, welke som ook door de gemeente zou kunnen worden betaald, terwijl dit bij eene vergoe- i ding voor renten, ten bedrage van f 650, te zamen f 800 'sjaars zou zijn. Hij stelt mitsdien een amendement voor, om zich te vereenigen met het opgemaakte bouwplan, i voor rekening van het bestuur der godshuizen uit te voeren, en jaarlijks ƒ800 aan de godshuizen te geven. Dit amendement ontlokt weder de voorlezing eener nota van bedenkingen van den voorzitter, die tracht te doen uitkomen dat het voorstel van het dagelijksch I bestuur gunstiger is dan het evengenoemde amendement, j Onder anderen merkt hij op dat het hier een speciaal geval geldt, 't welk overeenkomst heeft met den bouw j der rijks hoogere burgerschool, welk gebouw het eigen- i dom dezer gemeente is, doch grootendeels voor reke ning van het rijk, al» gebruiker, verbouwd is. In allen gevalle is er een schoolgebouw noodig en, daar hij het gedane voorstel het voordeeligst acht, adviseert hij het amendement van den heer Snouck Hurgronje niet aan te nemen. Nadat het araendement door de heeren van Diggelen en Lambrechtsen van Ritthem is ondersteund, wordt het mede in beraadslaging gebracht. Op eene daartoe gedane vraag van den heer Lam brechtsen van Ritthem antwoordt de heer N. J. C. Snouck Hurgronje dat ook hij een termijn van 99 jaren wensche- lijk acht, ten einde voor geruimen tijd zeker te zijn van het gebruik van het gebouw. De heer Rekker geeft te kennen dat de godshuizen, I zoo eene verbouwing van het gebouw aan hen werd opgedragen, daartoe nooit zouden overgaan; doch al gingen zij al tot eene verbouwing over, dan zou het z. i. veel voordeeliger voor hen zijn er een burgerhuis van te maken in plaats van een schoolgebouw. De heer Fokker zegt dat hij eerst bezwaar had tegen den vorm waarin het plan is voorgedragen, doch dat hij thans beter is ingelicht en het uit cijfers blijkt dat het amendement van den heer Snouck Hurgronje niet aan nemelijk is, als zijnde schadelijk voor de gemeente. Volgens die cijfers bedraagt de rente van ƒ13000, f G50, j de assurantiekosten f 10, te zamen f GG0; daarvan moet worden afgetrokken f 200 voor huur van den onderwijzer van Sluys, blijvende jaarlijks f 460, zijnde met. de f 100 huur aan de godshuizen 560 per jaar. De heer N. J. C. Snouck Hurgronje daarentegen zou f 800 aan de gods huizen willen toestaau, zoodat de heer Fokker het wen- schelijk acht het eerste voorstel, voor een termijn van 99 jaren, togen 100 huur 'sjaars, aan te nemep. De heer van Diggelen merkt op dat de heeir Fokker vergeten schijnt te hebben dat ook het onderhoud van het gebouw ten laste der gemeente moet komeji, en dat

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 2