in andere vrije landen uit hoofde vau verschillende daarop inwerkende omstandigheden niet boven allen twijfel is verheven, tenzij de kiezers zich kloekmoedig durven onttrekken aan invloeden, welke aan hun fiuan- ciëel belang den hefboom ontleenen. Keizer Napoleon is eergisteren naar Plombières ver trokken terwijl keizerin Eugênie zich naar Fontaine- bleau heeft begeven. Het gerucht dat het keizerlijk echtpaar eene samenkomst zal hebben met de Spaansche soevereine blijft intusschen geloof vinden. Dit bezoek aau koningin Isabella tc Saint Sebastiaan zou voorts door haar met een tegenbezoek aan den keizer te Biar ritz worden beantwoord. Het marine-feest der Fransche en Engelsche gepant serde eskaders te Cherbourg schijnt, volgens la Patrie, een internationaal karakter te zullen dragen. Dit dag blad toch verzekert dat de Fransche en Engelsche regee ringen ook verschillende andere zeemogendheden heb ben uitgenoodigd om zich bij dit feest door een of meer oorlogschepen te doen vertegenwoordigen. De Pruisische regeeringsorganen slaan eiken dag een meer heftigen toon aan tegen de liberale partij in den lande. De Prov. corr., een erkend orgaan van den heer Bismarck, beweert thans dat de regeering maatregelen moet nemen om de oppositie dor revolutionairen met ge weld te breken. Onze lezers zullen zich berinneren dat dit von Bisroark's theorie van „het kanon" is. Uit Washington wordtgeraeld dat de president Johnson het vonnis der militaire commissie heeft bekrachtigd, waarbij de hoofdbeschuldigden in de zaak der samen zwering tegen Lincoln: Payne, Harrold, Atzerott en mistress Suratt ter dood zijn veroordeeld. Twee andere leden van dat complot, Arnold O'Langlin en Splinger waren tot levenslange en tot zesjarige gevangenisstraf verwezen. De executie der drie bovengenoemde per sonen heeft op 7 Juli mooten plaats hebben. BRIEVEN TJIT BELGIË. Brussel13 Juli. Vraag mij voor heden weinig over politiek. Onze tweede kamer toch houdt zich nog altijd met het bediscussieeren der wet op de electorale misbruiken bezig; de meerder heid verwerpt amendement op amendement en vereenigt zich met het ministerie en zijn orgaan l'Echo du Par lement, die beiden rondweg verklaren, dat er voor den oogenblik van eene degelijke en afdoende herziening van ons in 'tgeheel niet onberispelijk kiesstelsel in 't minste geen sprake kan zijn en de vertegenwoordiging al zeer tevreden moet wezen, wanneer uit kracht van deze wet aan enkele misbruiken een einde gemaakt wordt. Wat ik in de vorige week u schreef dat ik verwachtte, is verwezenlijkt. De prealable quaestie is verscheidene malen aan de orde gesteld en telkens bij meerderheid gevoteerd. Daarmee is aan de amendementen-regen, ten minste aan dien, welke niet in direct verband staat met de artikelen der wet, voorloopig een dam gesteld en kan men, behoudens kleine en onbeteekenende wijzigingen, weldra de aanneming van het ontwerp te gemoet zien. De Moniteur van jl. Zaturdag bevatte de vreemdelingen wet. Wanneer wij buitenlandsche trekvogels ons dus niet willen of kunnen schikken naar wat het ministerie Bogier-Frère als zijn bon plaisir ons zal gelieven voor te schrijven, staat ons niets anders te doen, dan elders een goed heenkomen te zoeken of.... een Belgische vrouw te trouwen, en te trachten daarbij binnen den door de natuur gestelden tijd eenig nakroost te veroveren. Men zegt dat de regeering deze nieuwe bepaling in de wet van 1835 heeft ingelascbt, omdat sommigen barer leden overtuigd zijn van 't maatschappelijk nut dat het krui sen der rassen en natiën heeft. Rogeard met zijne Rive gauche begint het bont te maken. Hij weet dat het Damocles-zwaard hem boven 't hoofd hangt, en met ieder noraraer van zijn blad worden zijne aanvallen heviger, zijne hatelijkheden scherper, 't Beroep van martelaar schijnt zijne vocatie te wezen. De gustibus non est disputandum. Overigens moet voor een minister van justitie, die een vreemdelingenwet ter zijner dispositie heeft, de verleiding al heel sterk worden om den spiritueelen FFanschraan en zijn état major over de grenzen te zetten. Het nomraer van Zondag toch bevatte o. a. een hoofdartikel aan 't adres van den heer Tesch en een vers aan dat van Napoleon III, die op de geadres seerden den invloed moeten uitoefenen van een brief, dien men nu en dan in zijn leven wel eens ontvangt en den schrijver waarvan men onder den eersten indruk gaarne 'traam uit zou smijten. Het vers aan keizer Napoleon gericht, eindigt met de verzekering: que l'empereur est nor/é (in de publieke opinie altijd). Ik geloof dat Z. M. dit reeds was voor hij door de gratie Gods en den wil des volks met de hoogste waardigheid van Frankrijk bekleed werd. Napoleon is het creatuur van eene door afmatting bijna stervende republiek en een zich zijne levenskracht bewust Cesarisme. Wanneer het Cesarisme zijn beste krachten in den slavendienst van den derden Bonaparte verspild en de republiek, door eenige jaren van gedwongen rust, de hare heroverd heeft, is het besluit tot Napoleon's val geteekend. Misschien dat dan ook de dood hem reeds zijn verlofpas geg'even heeft. Het door hem gewrochte is voor de toekomst illusoir, omdat het zijn grondslag niet heeft in de vrijheid. Met hem staat, maar ook met hem valt zijn werk. Rogeard behoeft zich over die toekomst niet te verontrusten. Wat zijn hoofdartikel aan 't adres van onzen minister van justitie betreft, ik vind het den schrijver onwaardig. Paulin Limayrac maakte na de aan neming der vreemdelingenwet, in den Coustitutionnel aan onzen minister een compliment, omdat liij den moed had gehad die wet door te drijven tegen de publieke opinie, tegen den wil der natie, tegen het gevoelen van alles wat in Europa liberaal is. tegen nog veel meer in. Rogeard analyseertnu dien moed en komt tot de slotsom dat de moed van den heer Tesch niets anders is dan le courage de la peur. Vrees voor keizer Napoleon, vrees voor v. Bismarck, vrees voor de uitspattingen der uitge wekenen, vrees voor de revolutie, en vrees voor zijne portefeuille, 't Is niet onaardig gevonden, maar ik geloof dat de schrijver van les propos de Labiénns, met dat artikel evenmin aan de vrijheid als aan zich zeiven eene dienst heeft bewezen. Generaal Chazal is tot eene gevangenisstraf van twee maanden en eene boete van 200 francs en de Antwerpsche afgevaardigde de Laet tot drie maanden detentie en 300 francs boete veroordeeld, wegens het bekende duel van j.4 April jl. Ook de gewezen luitenant der guides van Schoor en de advocaat Desfuisseaux zijn als provo cateurs beschouwd en uit dien hoofde strenger gestraft. Gij lierinuert u dat het geven van een hand aan den wegens moord veroordeelden Lcurquin door diens ver dediger, aanleiding gaf tot laatstgemeld tweegevecht. Aanst. Zondag echter vieren wij den 34en veijaardag van koning Leopold's komst op den troon en men ver wacht algemeen dat Z. M. van die gelegenheid zal gebruik maken om de heeren sabreurs gratie te verleenen. Uwe lezers weten zeker Dog wel wat ik u in mijn vorigen schreef omtrent de liefelijkheden die in den laatsten tijd de heeren Bevandi, directeur van de Indé- pendance, en Bébe, hoofdredacteur van den Echo du parlement, elkander naar 't hoofd wierpen en hoe ik toen als mijne meening verklaarde dat die zaak alleen en champ clos kon worden beëindigd. Deze beide helden van de pen schijnen echter geen lust te hebben gevoeld om op de ranglijst der duellisten van den laatsten tijd hun naam te zien prijken. Van weersz.jden is cv expli catie gevraagd en gegeven in de eerste kolom van 't eerste blad der beide bladen. De heeren hadden geen van beiden de bedoeling gehad elkander te beleedigen. Nu rijst de vraag: wat bedoelden ze dan Berandi schold toch Bédi een lakkei en Bédi op zijn beurt Berandi een landverrader. Ik zou danken voor een van die twee malsche qualificaties. 't Neemt niet weg dat de beide heeren hunne kalmte hebben bewaard en zich gehouden hebben aan de verklaring van een bekend preux cheoa- lier uit de dagen van de Fronde, die zijn excuus tegen over de beleedigde partij maakte met de woorden: si je vous ai craché au visage, cc riélait pas pour vous ojjenser, vous arrosercela sculj'ai voulu Heb ik geen gelijk gehad, toen ik de beide hoofd redacteurs van onze twee groote bladen acht dagen ge leden vergeleek bij de twee Romeinsche augures van den Franschen schilder Gérome? Heden morgen heb ik toevallig twee uwer meest uitstekende landgenooten gezien, 't Waren Bosboom, de beroemde kerkschilder, en zijn echtgenoote, de niet minder beroemde auteur van 't huis Lauernesse. Ik ont moette zo onder de gewelven der St. Gudule. Zocht hij onder die hooge bogen de stofte voor een nieuw doek, bevolkte hare verbeelding dien reusachtigen tempel met de geesten van den voortijd? Zag Aletta Tonssaint daar 't kapittel der ridders van St. Jan vergaderd of de beeld- stormers der zestiende eeuw de scliennende hand slaan aan de gewijde altaren Mocht de talentvolle romancière nog enkele dagen hier toeven, gaarne zou ik a. s. Zondag haar eens heenleiden naar die zelfde kerk, naar datzelfde plein. Laat ik eens voornitloopen op wat zij er zien zou, en waarmee ik gaarne ook u kennis wil doen maken. Want aan den vreemdeling, die in dit jaargetijde België's hoofdstad bezoekt, biedt de Zondag niet zelden een zeer eigenaardig, zeer karakteristiek schouwspel. Bijwijlen j zou men zich verplaatst raeenen en plein mogen dge. Hoog boveu 't trotsche gewelf van de aan St. Gudule gewijde kathedraal, uit den toreu vau zoo menige andere in elk kerspel nog te vinden kerk van oude dagteekening, galmen de zware klokkentoonen om de vromen te nooden tot het gebed. Langs de beide zijden van pleinen er, straten zijn vaandels en vlaggen gespannen, kleurig en bont. maar die geen volk of geen natie recht heeft zich te eigenen, omdat ze het dundoek zijn, waaronder de kerk strijdt, wier krijgsleuzen ge in kolossale Romein- sche letters en in klinkend latijn lezen leunt, telkenmale j wanneer ge 't hoofd maar opheft. Hier op dat rood en wit „Christus is onze helper"; ginds op dat hemelsblauw 1 „Heilige Maria, moeder Gods, bid voor ons"; elders 1 weer op een wit veld met geel omzoomd, het heerlijke, I door Ary Scheffer, oueiudig beter dan ooit door eenig priester ter wereld begrepen „Ik zal ze allen tot mij trekken", of het kruis met het zoo vaak misbruikte rand- schrift„In dit teeken zult gij overwinnen". Langs den weg dien zoo straks de processie volgen zal want 1 daarover wilde ik u een oogenblik onderhouden zijn i mast- en denneboouieu geplant, onderling verbonden j door kleurige liuten, in de wijken der armen uit sitsen- papier meestal vervaardigd. Uit elke verdieping hangen groene takken, moeder natuur geroofd om aau 't boven- l natuurlijke des te meer eer te bewijzen. Maria op den hoek der straat is getooid in hoogtijdsdos, zilver en goud j en blauw satijn; St. Rochus zelfs, die op gewone dagen I uit zijn nis in de achterbuurt heenkijkt, zoo smerig en zoo sjoveltjes als ware hij niet alleen de schutspatroon, maar de type van de bedelarmen, die te midden van de i vunsige dampen der Senne-wijk leveu, heeft zijn Zon- daggspakje aangetogen en zijn honderd bloedige wonden j zijn ouder bloemen verborgen. Ziet, ge behoeft geen sterke verbeelding om zoo straks, wanneer de processie de kerk heeft verlaten, te vermoeden dat uit die huizen i wier gevels nog meestal herinneren aan den artistieken bouwtrant der 14e en 15e eeuwen,vrouwen zullen te voor schijn treden, gedost in 't bouwen van Antwerpsch of I Leidsch laken, met den geplooiden bardgestevenen recht- j opstaanden kraag om den vleesigen hals, de breede, ge- j vulde bort schuchter bedekt door een doek van echt 1 Mechelschen kant, en den slependen rok van donker fluweel of sameet, wiens effenheid alleen wordt gebroken I door deu langen zilveren ketting van den breeden J beugeltas. Gedenkt u dezulken op die plek, begeleid door i mannen zoo kloek als Rubbens of Rembrandt ons die schilderden, door kinderen wier stijve kleeding ge alleen vergoelijken kunt omdat ge weet dat eene degelijke,echt godsdienstige en echt nationale opvoeding, die losheid uitsloot zoowel in zeden als in kleedij, en in uiterlijk en innerlijk overeenstemming eïschte, die kleenen gevormd hebben tot de mannen en vrouwen die de vrijheid dezer landen hebben gewrocht en bevestigd, en ons volk hebben gezegend met dien zegen van huiselijkheid, i waaraan de negentiende eeuw den dood schijnt te hebben gezworen, veellicht om des te eerder alle maatschappe lijke en huiselijke banden te zien losgewikkeld. Uwe illusie wordt volkomen wanneer ge dien breeden stoet de kerk ziet verlaten. Onder den prachtigen troonhemel wordt het heilige beeld gedragen door koorknapen, vooruitgegaan door tal van priesters in kerkelijk ornaat, 't Zilveren wierookvat wademt zijne welriekende geuren u tegen, het statig „Te Deum laudamus" galmt u in 't gemoed, afgewisseld door de wegslepende toonen eener 1 voortreffelijke muziek. Geopend en gesloten door mili- 1 tairen in volle wapenrusting, gevolgd door honderden, die als boetelingen en zondaren den reusachtigen,flauw- braudenden waskaars met alle krachtsinspanning tor- schen, door duizenden, door grijzen en kinderen, mannen j en vrouwen, rijken en armen die allen zich slaan op de borst of 't teeken des kruises maken op het voorhoofd, volgt uw oog den trein, en in de dagen van Schleier- macher en Strauss en Rëaan, wilt ge onwillekeurig u verplaatsen, ruim drie eeuwen terug toen Filips van Spanje nog heerschte in deze gewesten en „Luthers doctryne" nog geen aanhangers had gevonden ook in de Spaansche Nederlanden. Drie eeuwen en nog datkinderspel schreef ik haast. Zou 't zoo onrechtvaardig een vonnis wezen, noemde ik die weidsche kerkelijke vertooning met dien naam? Ik geloof het niet, al ben ik gansch niet afkeerig van het denkbeeld om zelfs in onze dagen van ontwikkeling en zelfstandigheid, van zelfbewustzijn en kennis, voor de massa die aan 't kerkgeloof nog niet ontwassen is, alleen aan Rome's eeredienst, die impo- seert en werkt op gevoel en verbeelding, r ai son d'etre toe te kennen. Rome's kerk zou veel goeds kunnen wrochten, maakten Rome's priesters van elk Gode gewijd heiligdom geen winkel, van elke plechtigheid, Hem ter eere gevierd, geen handelsspeculatie, die profijt moet afwerpen voor 't materieel belang der instelling. Als ik die menigte gadesla, die, nu 't „allerheiligste" 't „boog- waardige" voor haar wordt uitgedragen, de knie buigt en baar gebed prevelt; wanneer ik zie hoe die man daar ginds, die e u vrijdenker is, aan den schoot van Rome's kerk ontvlucht, nu toevallig zijn weg zich met dien der processie kruist, steeds onwillekeurig het hoofd ontbloot en dat ter aarde buigt, als zocht hij daar terug te viuden iets van dat vele dat hij verloor, toen hij brak met het door zijne vaderen hem overgeleverde; wanneer ik zelfs die befaamde, beeldschoone iorrette, kind bijna nog, die haarvrouwenwaarde minachtte en haar vrouweneer ver speelde voor een handvol gouds, hare fiere rossen zie inhouden nu den stoet haar nadert, om de menigte den aanblik te gunnen op een gelaat, door welks kuustverf voor eene wijle de blos der schaamte heentintelt, omdat iets in haar ontwaakt, 'tvvelk herinnert aan de dagen toen aan den schoot eener te vroeg ontslapene moeder eeu schuldeloos meisken de handjes leerde vouweu tot haar eerste gebed, ziet, wanneer ik deu indruk bespeur die 't gevoel van Rome's kerkpraai ontvangt, dau zou 'k haast gelooven dat de kerk baar tijd nog niet had uit gediend, dat ze nog goeds wrochten, nog redden kou en behouden Toch maak ik mij geene illusie's, want ik weet dat als zoo straks die ontwikkelde man, die veellicht weer zoo gaarne zou willen gelooven, deu dorpel van dat godshuis overschrijdt, hij na eene korte wijle vol walging dien tempel weer zal verlaten, omdat de mond eens priesters hem den prijs zal hebben gezegd, waarvoor de kerk zijne ziel wil loskoopen uit de klauwen des boozen; want ik weet dat wanneer veellicht die Olyvnpia met een gebogen en verslagen gemoed, in den biechtstoel vergiffenis zal komen vragen voor de zonden en de schuld barer jeugd, zij van daar niet zal wederkeeren als eene boetende Mag- dalena, niet alleen omdat men haar 't offer vroeg van haar juvveelen en haar huis en haar paarden en haar goud, maar omdat men dat deed, met een oog en in vor men, die onwillekeurig de vrouw herinnerden aan de oogen die op haar rustten in 't hotel de commerce en aan de taal die haar oor gewoon is op te vangen in 't theater des Galeries. Neen, Rome breekt te vaak zelf af, wat het opbouwt voor een oogenblik, dan dat ik in onzen tijd het uog voor lang kracht van bestaan zou duwign toekennen. Wilt ge een bewijs? keer dan avond in. dezelfde wijk terug, waar lan^s dé prM&glije dezen morgen henen schreed. Dan v$udt gy. e<yi acefeyaii die zelfde biddnde en kniebuigertcje maar eilaas! boe gapsch veranderd!*\AlIe hèrbergeji'en kroe gen der wijjr zijn geopend en volle gs3jicdi|raéioomt u tegen. Ge hoort- de bietgtezeu riük.»^en;'jB^|ffooddron- tenheid den grond .Buiijt, vervloe.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 3