en Bergen op Zoom plaats hebben in correspondentie I op den tweeden trein van laatstgenoemde plaats, zoodat de boot steeds op een vast uur zou moeten vertrekken. De Middelburgsche haven evenwel niet altijd bevaarbaar zijnde heeft het gemeentebestuur van Veere, de afvaart van die plaats van belang achtende, alles gedaan om de onder neming te ondersteunen en verschillende werken doen uitvoeren o.a. een kostbaren steiger laten maken, de haven ten gerieve der boot doen uitdiepen en een tal van andere werken ten dienste der spoorboot en ten koste der gemeente Veere. Thans echter worden de belangen en rechten der ingezetenen dier gemeente, volgens spreker, door de terughouding der vaart van Veere gekrenkt. Terwijl de directie indertijd zelve in de Middelburgsche courant bekend maakte dat het wenschelijk was de afvaart der boot op een vast uur te doen plaats hebben, schijnt een klein bezwaar tusscben de directie en de concessionarissen der omnibus tusschen Middelburg en Veere aanleiding te hebben gegeven tot het niet meer doen afvaren der boot van Veere. Spreker noemt het onbegrijpelijk dat zonder voorkennis der aandeelhou ders eene wijziging is gebracht in de statuten, die toch z. i. verschillende bepalingen behelzen waaruit blijkt dat het plan bestond om van Veere te varen. Voor het geval dat men zich mocht willen beroepen op de opname van eene bepaling in de statuten dat de boot zal varen op éen der treinen van Bergen op Zoom, wijst de spre ker er op dat de deelneming heeft plaats gehad op grond van meergenoemde voorloopige verklaring. Of de dienst al of niet verbeterd is kan noch mag hij beoordeelen, doch hij mpent er op te moeten wijzen dat de vaart van drie uren op Tholen reeds gepaard schijnt gegaan te zijn met een oponthoud van vijf uren welke de boot heeft moeten stilliggen. Hij hoopt thans geene ver dere inlichtingen te zullen moeten geven, daar hij de zaak der spoorbootmaatschappij van te groot belang acht, die belangeloos en ten dienste van het publiek is tot stand gebrachtom hier nog meer te moeten zeggen ten gerieve van het belang van éene gemeente. Hij eindigt dan ook met de verklaring dat, als de sub sidie wordt verleend onder de in zijne afdeeling ge stelde voorwaarde, hij bereid is daartoe zijne stem te geven. De heer Verhagen betuigt ten volle verheugd te zijn over de ontvangen inlichtingen, daar na demededeeling der bezwaren gehoord te hebben bij velen zeker als bij hem een heel pak van het hart zal zijn gevallen. Eene beslissing of de veranderde afvaart is in het algemeen be lang is hoogst moeilijk, maar toch bestaat daarvoor z. i. een waarborg, gelegen in het bestuur der onderneming- en het komt hem voor dat het besluit om niet langer op éen maar op meer treinen te varen niet is genomen om Veere te benadeelen, maar in het belang der dienst. Dat Veere eenige speculaties heeft gemaakt baart geen ver wondering bij de bekendheid der warme gevoelens die den vorigen spreker jegens het belang dier gemeente bezielen. Thans echter meent de heer Verhagen zijn amendement met vol vertrouwen te mogen aanbevelen. Hij acht het van 't grootste belang voor de dienst om de subsidie voor langeren duur te verleenen, onder voor behoud altijd dat men bij vooruitgang der dienst niet gebonden zij haar toe te staan. In verband met deze zaak vestigt hij de aandacht van gedeputeerde staten op het veer van Wemeldinge, waarvan in de statistiek bij het adres sprake is, doch welk veer hij niet kent. "VVel is er een bootje, maar dit is niets dan eene afge keurde boot, waarmede wordt af- en aangezet, hetgeen zeer gevaarlijk is. Op laatstgenoemde opmerking antwoordt de voorzitter dat deze aan gedeputeerde staten tot een nauwkeurig onderzoek zal aanleiding geven. De heer Bybau vereenigt zich met het amendement van den heer Verhagen, hoezeer hij niets wil ontnemen aan de waarde der in de afdeelingen gemaakte bezwaren. In de afdeelingen toch was hij, naar hij mededeelt, de eenige die gezind was om het verzoek onvoorwaardelijk toe te staan, in de meening dat de exploitatie der spoor boot geschiedt ten gerieve van het publiek. Daarom vereenigt hij zich met het amendement mits het jaarlijks aan gedeputeerde staten blijke dat er werkelijk behoefte aan de subsidie bestaat. Het belang van het reizend publiek is de grondslag van het amendement van den heer J. L. de Jonge, zooals die heer verklaart, en niet het belang van Veere of de bestaande questies. Als het waar is wat door den beer Snijder is beweerd dat de boot uren lang heeft moeten stil liggen, dan is z. i. het reizend publiek niet zoodanig bediend als wenschelijk is, bovendien is hierdoor dan ook een meerder kolenverbruik veroorzaakt en mitsdien vermeerdering van uitgaven. Dit verdient volgens hem ook de aandacht, omdat wanneer een gewest een subsidie verleent, er een waarborg noodig is I voor eeu zuinig en doelmatig besteden der gelden. Hoezeer hulde doende aan de belanglooze pogingen der directie en vertrouwende dat zij volkomen ter goeder trouw heeft gehandeld, doet het hem leed het gedaan verzoek niet te mogen ondersteunen. In 't vorig jaar was hij voor het toestaan der subsidie voor een lan geren termijn, ais geldende het, to beor not to be dezer onderneming; thans evenwel wil hij dit slechts voor éen jaar helpen verleenen, in de hoop dat de directie de belangen van het reizend publiek met die barer onder neming zal weten te rijmen, hetgeen thans niet voldoende geschiedt. De heer Hammacher verklaart dat hij zich ten volle met het amendement van den heer Verhagen vereenigt, en wel naar aanleiding van hetgeen aan het slot van het adres gezegd wordt, dat nl., naar staathuishoudkundige regelen, subsidie door de algemeene kas der provincie verstrekt tot behoud van hetgeen de individuen beschik baar stellen in het algemeen belang, een heilzame prikkel is tot opwekking en aanmoediging van den onderne mingsgeest. Volgens spreker behoort eene onderneming levenskracht in zich zelve te hebben en niet, door het genot van subsidiën eene kasplant te worden. En als hij nu het amendement ondersteunt dan doet hij dit omdat men tracht te voorzien in het gemis van een spoorweg in dit gewest waarnaar zoo algemeen wordt verlangd- Door den heer Vader wordt alsnu voorgesteld aan het amendement van den heer Verhagen de volgende voorwaarde te verbinden: „De bedoelde subsidie voor drie jaren wordt slechts verleend onder bepaald voor behoud van controle door gedeputeerde staten op de opbrengst en lasten der onderneming en van verminde ring der subsidie door de staten naar gelang het mocht blijken dat de ontvangsten zijn toegenomen." De heer Verhagen voert nogmaals het woord en be strijdt deze aan de subsidie te verbinden voorwaarden. Overigens wijst hij, in antwoord op den heer de Jonge, op de regeling der uren van afvaart vooraf volgens de watergetijden in den almanak, waartegen de natuur zich wel eens verzet en waardoor het alsdan licht mogelijk wordt dat de boot eenige uren stil moet leggen. De on dernemers zullen z. i. hun eigen belang toch wel te goed kennen om de boot zonder noodzaak vijf uren stil te laten leggen. Volgens den heer van Citters is het sub-amendement van den heer Vader als het ware eene tegenstelling van hetgeen door den heer Hammacher over het begrip van staathuishoudkunde is gezegd. In zulke hooge sfeeren wil de spreker zich echter thans niet bewegen, doch al leen tekennen geven dat de aanneming van het subamen dement niet alleen moeilijk voor gedeputeerde staten maar tevens hoogst onaangenaam voor de ondernemers zou zijn. De onderneming heeft z. i. zeker te worstelen met bezwaren aan deze provincie eigen, zooals met den toestand der havens en het watergetij, en daarom acht hij het best de subsidie van ƒ4000 voor éen jaar zonder controle van gedeputeerde staten toe te staan. De heer Snouck Hurgronje geeft de reden op waarom hij is gezind voor het amendement van den heer de Jonge, waarvan de eisch niet onbillijk is en in overeenstemming met het doel der spoorboot, nl. omdat hij de spoorboot wil doen zijn wat zij wezen moet: eene verbinding van de spoortreinen met Zeeland. De heer Verhage splitst alsnu zijn amendement in twee deelen, t. w. het eene om de subsidie voor driejaren toe te staan, en het andere om eene wagendienst tusschen Goes en het Catsche veer tot stand te doen brengen. De heer Hennequiu ziet in de aanneming van het laatstgenoemde gedeelte van het amendement des heeren Verhagen het beginsel om wagendiensten tesubsidiëeren. Wil men dit beginsel aannemen, dan heeft hij er vrede mede, maar geldt het slechts eene uitzondering voor deze dienst dan verklaart hij zich daar tegen. Hierop wordt door den heer Verhagen geantwoord dat hij volstrekt geen subsidie voor wagendiensten wil zien toegekend, maar dat het alleen zijne bedoeling is om bij het verleenen van een in zijn oog belangrijke subsidie aan de spoorbootmaatschappij de verplichting op te leg. gen om, door het tot stand brengen der verlangde wagen- dienst, de dienst der spoorboot zooveel mogelijk aan haar doel te doen beantwoorden. Alsnu worden in stemming gebracht: Het eerste gedeelte van het araendement van den heer Verhagen, om de subsidie voor driejaren te verleenen, hetgeen wordt verworpen met 24 tegen 6 stemmen. Voor stemden de heeren Hammacher, Verhagen, Blaaubeen, Benteyn, de Casembroot en Bybau (bij deze stemming waren afwezig de heeren Becius, Sprenger en de Lange, terwijl de heeren Dronkers en de Visser zich buiten stemming hielden.) Het tweede gedeelte van het amendement van den heer Verhagen, de verplichting eener wagendienst, werd verworpen met 25 tegen 5 stemmen. Voor stemden de heeren Verhagen, Blaaubeen, Callenfels, Bybau en Pierssens (even als bij de vorige stemming waren de genoemde leden afwezig of hielden zich buiten stemming.) Door de verwerping dezer amendementen is dat van den heer Vader, betreffende de uitoefening van controle, als gegrond op die van den heer Verhagen, vervallen en blijft alzoo buiten stemming. Vervolgens wordt in omvraag gebracht het amende ment van den heer de Jonge, om de dienst der spoorboot in verband te brengen met een vasten trein, door gede puteerde staten te bepalen. De uitkomst is dat de stem men staken, zijnde 15 stemmen voor en een gelijk aantal tegen het amendement uitgebracht (overigens even als boven). Voor stemden de heeren Winkelman, Snijder, Henne- quin, Vader, van Eek, Onghena, Sergeant, Vis, Callenfels, Lambrechtsen, Snouck Hurgronje, de Casembroot, Piers sens, J. L. de Jonge en Buteux. Tegen verklaarden zich de heeren Hammacher, Verha gen, Blaaubeen, H. J. van Deinse, van Citters, van der IIave,Risseeuw, Benteijn, Hoogenboom, Bybau, Mazure, de Jonge van Ellemeet, Cau, Ilombach en van der Bilt. De beslissing op dit amendement is mitsdien, even als die op het voorstel van gedeputeerde staten, tot de vol gende zitting verdaagd. IX. De verantwoording van gedeputeerde staten we gens de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven over 1863. Bij monde van den heer Winkelman wordt hieromtrent het algemeen verslag uitgebracht, waaruit blijkt dat er geene bedenkingen bestaan. Dit verslag is ter griffie nedergelegd, om nader te worden behandeld. X. De begrooting der kosten van het provinciaal be stuur, voor zooveel het rijksbestuur is, voor 1866. Ook hiertegen bestaan, volgens het door den heer Verhagen uitgebracht verslag, geene aanmerkingen. Besloten als voren. XI. De begrooting der enkele provinciale en huishou delijke inkomsten en uitgaven voor 1866, met het voorstel van gedeputeerde staten betreffende de te heffen opcenten op de grond- en personeele belasting ten behoeve der provincie. Het verslag, mede door den heer Verhagen uitgebracht, houdt geen bedenkingen in. Besloten als voren. De voorzitter deelt mede, dat ook het verslag der af deelingen is ingekomen, betreffende het voorstel van gedeputeerde staten tot wijziging van het reglement van policie voor de polders in Zeeland. Daar gedeputeerde staten echter nog geen gelegenheid hebben gehad tot de behandeling, stelt hij voor dit verslag morgen uit te brengen, waartoe is besloten. Alsnu komen aan de orde de rapporten der commissie voor de verzoekschriften, uitgobracht bij monde van den heer Winkelman en betrekking hebbende op Het adres van kerkmeesters der Nederlandsche Israëlitische gemeente te Vlissingen, om een subsidie van ƒ1600 uit de provinciale fondsen ter tegemoetko ming in de kosten van aankoop en inrichting van een gebouw tot kerk en tot kosters- en godsdienstonderwij zerswoning. De conclusie van het rapport strekt tot afwijzing van het verzoek, daar, volgens het gevoelen der commissie, het stichten eener kerk niet behoort tot de categorie waarvoor de provinciale geldmiddelen mogen worden gebezigd. Dit rapport wordt ter griffie nedergelegd om later te worden behandeld. b. Het adres van den burgemeester van Tholen, hou dende verzoek tot het vaststellen van eene provinciale verordening op de kunstwegen, geene groote wegen zijnde. Onder herinnering aan de tot bedoeld einde reeds sedert 9 November 1852 aangevangen later meermalen herbaalde vruchtelooze pogingen, acht de commissie het overbodig te wijzen op het hoog gewicht eener ernstige overweging van dit onderwerp. Zij stelt mitsdien voor gedeputeerde staten uit te uoodigen andermaal pogingen bij de regeering aan te wenden in den geest van het adres. Ook dit rapport is ter griffie nedergelegd en de behandeling er van verdaagd. De volgende zitting wordt bepaald op Zaturdag te 11 uren, en de tegenwoordige, na raededeeling door den voorzitter van de alsdan aan de orde zijnde onderwerpen, gesloten. SNELPERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 6