MIDDELBURGSCHE (.01 RAM
BIJVOEGSEL
VAN DE
van Zondag 9 Juli 1865.
Zomervergadering der Provinciale
Staten van Zeeland.
Zitting van Vrijdag 7 Juli. Vervolg
V. Het voorstel van gedeputeerde staten om hen te
machtigen tot den openbaren of onderhandschen verkoop
van 39,001 kub. el puin, 2,025 kub. el oud rond hout en
9,70 vierk. ei rasterwerk, aan de provincie in eigendom
toebehoorende en afkomstig van den weg van Neuzen
naar Axel.
Het verslag, door den heer Benteyn uitgebracht, hield
geenerlei bedenkingen in, zoodat het voorstel zonder
hoofdelijke omvraag is goedgekeurd.
VI. Het voorstel van gedeputeerde staten om de we
derhelft van het bij besluit van 4 November 1864 aan de
spoorbootmaatschappij van Middelburg toegekend subsi
die van ƒ4000 tot een bedrag van ƒ2000 mede te bestrij
den uit den post voor onvoorziene uitgaven der begroo
ting van de dienst 1864.
De heer Snijder bracht hieromtrent het algemeen
verslag uit, waaruit bleek dat tegen dit voorstel geene
bedenkingen zijn gemaakt. Het is mitsdien zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
VII. Het voorstel van gedeputeerde staten tot wijziging
der provinciale begrooting van 1865. Bij dit voorstel
wordt te kennen gegeven dat de provinciale wegen, met
uitzondering van den weg van Neuzen naar Axel, in
ongunstigen toestand verkeeren en buitengewone her
stellingen vereischen, waarvan de kosten door den hoofd
ingenieur van den waterstaat te zamen zijn geraamd op
f 15000 of daaromtrent. Ten einde nu aan de rechtmatige
klachten over den ongunstigen toestand der wegen
gehoor te geven en dus nog in dit jaar de dringend ver-
eischt wordende herstellingen en verbeteringen te
kunnen doen uitvoeren, stellen gedeputeerde staten
voor de provinciale begrooting van 1865 te wijzigen door
art. 13 van hoofdstuk VIII te verminderen met f 15,750
en met die som art. 1 van hoofdstuk IX te vermeerderen,
ten einde, wanneer de aanbesteding heeft plaats gehad
en mitsdien het bedrag der aannemingsom bekend is,
van laatstgenoemd artikel op de betrokken artikels van
de le afdeeling van hoofdstuk II zooveel af- en over te
schrijven als noodig is om de kosten der buitengewone
herstellingen en die van het gewoon onderhoud enz.
daaruit te kunnen bestrijden; met de bedoeling echter
om in een der volgende begrootingen voor het verstrek-
ken van rentelooze voorschotten zooveel meer uit te
trekken als nu van de 128,750, voor de behoeften van
1865 uitgetrokken, voor een ander doel tijdelijk zal wor
den gebezigd.
Het hieromtrent door den heer Winkelman uitgebracht
algemeen verslag heeft gedeputeerde staten, volgens
mededeeling des voorzitters, aanleiding gegeven tot
wijziging van hun voorstel, in overeenstemming met
eene nadere van den lioofd-ingenienr van den waterstaat
ontvangen en voorgelezen missieve. Het gewijzigd voor
stel, door den griffier voorgelezen, strekt alsnu om art.
13 van hoofdstuk VIII der uitgaven op de begrooting
der enkele provinciale en huishoudelijke inkomsten en
uitgaven voor 1865 te lezen als volgt: Rentelooze voor
schotten te verstrekken aan besturen, corporatiën of
bijzondere personen voor het verbeteren van bestaande
of het aanleggen van nieuwe wegen in Zeeland, te ver
minderen met f 25,000 (in plaats van f 15,750) en nader
uit te trekken op f 103,750 (in plaats van f 113,000), zoo
dat het totaal van het achtste hoofdstuk is f 125,275 (in
plaats van f 134,525); en voorts art. 1 van hoofdstuk IX,
onvoorziene uitgaven, te vermeerderen met f 25,000
(in plaats van f 15,750) en nader uit te trekken met
/"30,356.26i (in plaats van f 21,106.261), zoodat het
totaal van het negende hoofdstuk insgelijks /30.356.26i
bedraagt, met machtiging van gedeputeerde staten om
van laatstgemelde som tot een bedrag van f 29,250 (in
plaats van f20,000) af- en over te schrijven op de bij de
genoemde begrooting onder art. 1 van hoofdstuk IX
bereids opgenomen artikelen.
Het verslag der afdeclingen en bovengenoemd gewij
zigd voorstel worden naar de griffie verzonden om nader
aan de orde te worden gesteld.
VIII. Het adres der Spoorbootmaatschappij van Mid
delburg, houdende verzoek om, tot instandhouding en
verdere ontwikkeling van hare dienst, voor het tweede
dienstjaar op eene gelijke subsidie te mogen rekenen,
als voor het eerste is toegestaan en kon het zijn met toe
zegging voor nog volgende drie a vier jaren. Bij dit adres
zijn een tweetal staten gevoegd, waaruit blijkt dat van
9 Mei 1864 tot 1 Mei 1865, eene beweging in 230 reizen
heen en weder, het aantal passagiers naar of van Bergen
op Zoom, Tholen,Gorishoek, Yerseke, Wemeldinge, Cat-
sche veer, Wolfaartsdijk, Cortgene en Middelburg, een
cijfer heeft bedragen, gelijk staande met gemiddeld 38j-
personen per dag, alsmede dat in het eerste dienstjaar
een verlies geleden is van 3500, hetwelk echter door de
helft van het toegestane subsidie tot ƒ1500 wordt terug
gebracht.
Het algemeen verslag omtrent dit adres wordt door
den heer Snijder uitgebracht en gaf blijk dat de gevoe
lens in de afdelingen zeer uiteenliepen. In eene afdee
ling toch was het algemeen gevoelen dat aan het verzoek
gevolg behoorde te worden gegeven, met dien verstande
dat weder voor éen jaar f 4000 zou worden verstrekt; in
eene andere afdeeling was een lid tegen het verzoek
gestemd, op grond dat hij niet wist of er werkelijk be
hoefte aan de subsidie bestaat; anderen waren voor de
inwilliging voor éen jaar, doch onder voorwaarde dat de
spoorboot correspondeeren zou op een bepaalden trein
te Bergen op Zooméen lid wilde de subsidie onvoor
waardelijk toestaan; in een andere afdeeling weder was
de meerderheid voor het verleenen der subsidie voor éen
jaar en de minderheid voor drie jaren, onder beding
evenwel dat aan de dienst der boot een wagendienst
tusschen Goes en het Catsche veer zou verbonden wor
den; éen lid wilde dezelfde voorwaarden zien gemaakt
ook wanneer de subsidie voor slechts éen jaar werd ver
leend; een ander lid nog wilde de subsidie verleenen
behoudens eene contröle op de dienst door gedeputeerde
staten, die daaromtrent verslag zouden moeten doen aan
de provinciale staten.
De voorzitter deelt mede dat gedeputeerde staten
voorstellen om voor éen jaar weder f 4000 toe te staan
en de wijze der voldoening dezer som in de aanstaande
wintervergadering te regelen.
Reeds dadelijk bij den aanvang der beraadslaging
over dit voorstel, stelt de heer J. L. de Jonge een
amendement voor, om aan het voorstel van gedepu
teerde staten de voorwaarde te verbinden „dat de
dienst der spoorboot zal moeten correspondeeren met
een vasten trein, door gedeputeerde staten te bepalen.1'
Nadat dit amendement is ondersteund wordt het
onmiddellijk door een ander gevolgd en wel van den heer
Verhagen, die voorstelt „om de subsidie te verleenen
voor drie jaren, onder voorbehoud als door een lid in de
afdeelingen is gesteld, dat die subsidie niet als vast
worde verleend maar alleen voor het geval dat er geene
gunstige verandering in de opbrengst der spoorboot
plaats grijpe, en voorts onder beding dat de communica
tie van Zuid-Beveland worde verbeterd door een wagen-
dienst tusschen Goes en het Catsche veer."
De heer J. L. de Jonge licht zijn amendement toe en
doet daarbij uitkomen dat naast het algemeen belang
door de verbetering der communicatie ook het algemeen
belang bevorderd wordt en dat dit geschiedt door de
spoorboot op een bepaalden door gedeputeerde staten
aan te wijzen trein te doen correspondeeren. Overigens
verklaarde hij niet te zullen uitweiden over de bezwaren
welke in de afdeelingen tegen de exploitatie der spoor
boot zijn aangevoerd. Alleen dit geeft hij te kennen dat
die exploitatie niet mag gezegd worden eene zoodanige
te zijn als men in billijkheid zou mogen verwachten.
Even als het vorige jaar, toen hij het verzoek der spoor
bootmaatschappij krachtig ondersteunde, wenscht hij ook
nu nog mede te werken aan de bevordering van haar be
lang, maar de geopperde bezwaren mag hij niet op zijde
zetten en deze nopen hem om slechts voor éen jaar, en
niet voor drie jaren zooals hij vroeger heeft gewild, de
subsidie te helpen verleenen en wel in het stellig ver
trouwen dat het hier over deze zaak gesprokene zal
mogen leiden tot eene latere zonder schroom en met
volkomen vrijheid te nemen beslissing op het verzoek
der spoorbootmaatschappij, onder opmerking ten slotte
dat voor wie goed verstaat een half woord voldoende is.
Alsnu legt de heer Verhagen zijn bovengenoemd
amendement schriftelijk over en licht dit evenzeer toe.
Hij verklaart den vorigen spreker met belangstelling te
hebben gevolgd en dat het gesprokene invloed zou kun
nen hebben op zijn amendement, hetwelk hij misschien
weder zou willen intrekken; doch tevens zegt hij te
moeten verklaren dat hij behoort tot hen die meer dan
een half woord noodig hebben om iets te begrijpen, en,
hoezeer hij vertrouwt dat de vorige spreker zóo niet
zonder grond zou gesproken hebben, de door dien heer
bedoelde bezwaren zijn hera onbekend. De reden waarom
hij thans de subsidie voor driejaar wil toestaan en de
vorige maal slechts voor éen jaar ligt bij den heerVerhagen,
zooals hij zich uitdrukte, vooral in de overtuiging dat
het voor eene onderneming van het grootste belang is
zekerheid te hebben dat de ondersteuning der staten
blijvend zal zijn, en voorts ook in de zijns inziens zoo
wenschelijke tot stand brenging eener wagendienst tus
schen Goes en het Catsche veer. Om het mogelijke denk
beeld geen ingang te doen vinden dat, even als ieder
lid zijn persoonlijk belang kan voorstaan, hij ook thans
zijn persoonlijk belang in deze vergadering zou wenschen
te bevorderen, voert hij aan dat in Zuid-Beveland alleen
ruim 3000 personen van de dienst hebben gebruik ge
maakt en van het Catsche veer 1251 personen,terwijl hij
zich overtuigd houdt dat dit gebruik nog oneindig meer
zou wezen bij het bestaan eener vaste wagendienst. Daar
hij evenwel, aan de eene zijde eene jeugdige onder
neming willende ondersteunen, haar aan den anderen
kant niet zou wenschen te bezwaren, heelt hij zijn voor
nemen tot het doen van een voorstel betreffende ge
noemde wagendienst aan een lid der directie van de
Spoorbootmaatschappij medegedeeld, welk lid tegen dat
voornemen geene overwegende bezwaren heeft inge
bracht. Blijft de vorige spreker weigeren om nadere
inlichtingen te geven, dan zal hij zijn amendement niet
intrekken. Voor het oogenblik echter zal hij niet verder
gaan.
De heer Blaaubeen zegt dat hij het amendement van
den heer Verhagen gaarne ondersteunt, omdat ook hij
de subsidie voor langer dan éen jaar wil toestaan met
het oog op het belang der concessionarissen en van de
dienst. Overigens verklaart hij ook spijt te hebben dat
de voorlaatste spreker niet meer gronden heeft aange
voerd. Hij eerbiedigt diens gevoel van kieschheid in dit
opzicht, maar vooral als men spreekt opdat het gespro
kene buiten de vergadering vruchten zou dragen, moet
men met meerdere openhartigheid zich verklaren, want
ook hem, spreker, is het niet bekend dat de dienst niet
aan het doel zon beantwoorden. Ten slotte zegt hij ook
voor eene wagendienst gezind te zijn.
Het amendement van den heer de Jonge vindt onder
steuning bij den heer Winkelman, die met eerstgeuoem-
den heer tot dezelfde afdeeling behoorde en, na met een
der commissarissen van de Spoorbootmaatschappij ge
sproken te hebben, ten aanzien van de geopperde
bezwaren eenigermate is gerustgesteld, omdat hij bij
bedoeld onderhoud heeft vernomen dat alles wat door de
directie is verricht geschiedde ten nutte van het alge
meen.
De heer de Jonge zegt dat hij door twee sprekers
genoopt wordt om de gronden zijner bezwaren aan te
toonen, doch dat de heer Blaaubeen te recht heeft aan
gemerkt dat een gevoel van kieschheid hem daarvan
heeft teruggehouden. Ware de geheele vergadering in
éene afdeeling vereenigd geweest, dan zou de mededee-
lingdier gronden hieroverbodigzijn,doch thans bestaat er
geen uitweg, 'tls evenwel geen gebrek aan moed maar
gemis aan de noodige wetenschap om alles zoo weer te
geven «als in zijne afdeeling is besproken, 'twelk den
spreker terug houdt. Onder anderen is er veel ge
zegd over de willekeurige verandering der dienst, bijv.
dat Veere als plaats van afvaart verlaten is, terwijl die
gemeente zich tot groote kosten ten behoeve der spoor
bootonderneming verplicht heeft gezien. Om zich even
wel te vrijwaren voor eene onjuiste voorstelling noodigt
spreker den heer Snijder uit thans voor hem mededeeling
te doen van hetgeen in de afdeeling als bezwaren is
aangevoerd.
Het beroep van den vorigen spreker vindt ingaDg bij
den heer Snijder, hoezeer die heer verklaart dat hij
gehoopt had bij de discussie zijne stem en zijn gevoelen
niet te hebben moeten uitbrengen. Daar het lot dit
echter anders heeft beslist en hij zich genoopt zieteenige
ophelderingen te geven moet hij hierbij voegen dat hij
thans niet in de gelegenheid is opgave te doen van alle
feiten en grieven tegen de exploitatie der spoorboot,
daar hij, zich voor een partijdig beoordeelaar houdende,
niet voornemens is geweest over deze zaak te spreken.
Hij zou niet. aarzelen openlijk hulde te brengen aan de
bestuurders der spoorboot als hij bet onderwerp zelf
niet behandelde, doch dit zelf behandelende is hij ge
noodzaakt stil te staan bij de exploitatie,en dan nagaande
wat gebeurd is tusschen de directie der spoorboot en het
gemeentebestuur vanVeere, had hij gemeend, alspartijdig
beoordeelaar, zich niet in dediscussie te moeten mengen.
Wat nu de zaak zelve betreft verklaart hij zich daarvan
een groot voorstander, gelijk hij vertrouwt steeds getoond
te hebben, doch bij moet opkomen tegen de exploitatie
en vooral tegen de gekrenkte belangen van Veere, van
waar de afvaart niet meer plaats heeft. Hij wil thans
eenige inlichtingen geven. De zeer uitvoerige rede
van den spreker, tot welker geheele uitwerking ons de
noodige ruimte ontbreekt, komt in het kort op het
volgende neder. Blijkens de voorloopige verklaring van
deelneming zou de spoorbootdienst tusschen Middelburg