den uit den post voor onvoorziene uitgaven der begroQ-
ting voor 1865.
Tegen dit voorstel zijn in geene der afdeelingen
bedenkingen gemaakt, zoodat het zonder beraadslaging
of hoofdelijke omvraag is goedgekeurd.
III. Het voorstel van gedeputeerde staten om aan
C. Baas, pachter van het overzetveer aau het Sloe, over
de jaren 1865 en 1866 eene vermindering van pacht ten
beloope van ƒ350 'sjaars te verleenen, en alzoo de jaar
lij ksche pacht van genoemd overzetveer over 1865 en
1866 niet meer dan ƒ1000 te doen bedragen.
Het verslag der afdeelingen, uitgebracht door den heer
Snouck Hurgronje, behelst tegen dit voorstel geenerlei
bedenking.
Nadat de beraadslaging is opengesteld verkrijgt de
heer Winkelman het woord. Hij zegt dat hij dit niet
heeft gevraagd om het voorstel te bestrijden maar om op
te merken dat daar in het adres van Baas gewezen
wordt op het afnemen van het verkeer over het veer aan
het Sloe, o. a. ook ten gevolge van de vaart der stoom
boot van Yli8singen op Rotterdam het veer van
bedoelde boot getrokken heeft in 1864 f 184.10 en in de
eerste helft van het loopende jaar f 139.271. Deze opmer
king zou de spreker teruggehouden hebben indien er
geen klachten waren opgegaan over de bediening van
dat veer voor wat bet aanzetten der booten betreft, ter
wijl de pachter de hem te dien aanzien gegeven wenken
niet verkiest op te volgen. Hoezeer niet tegen de inwil
liging van het verzoek gezind, meende de heer Winkel
man een en ander ter kennis der staten te moeten
brengen.
Het voorstel is daarop in stemming gebracht en met
algemeene stemmen aangenomen.
IV". Het voorstel van gedeputeerde staten, tot afstand
van gronden, t. w,a. aan M. M. Lucieer, genees-, heel-
en verloskundige en grondeigenaar te Groede, 2 roeden
64 ellen grond deelmakende van het perceel no. 705 sec
tie B der gemeente Groede, voor zoover dat perceel zich,
ter lengte van 118,3 el, uitstrekt langs het perceel no. 372,
en de koopsom daarvoor te bepalen op 50; b. aan A. du
Bois, tolpachter te Yzendijke, 6 roeden 30 ellen grond,
liggende in de gemeente Yzendijke, bestaande uit de
perceelen no. 631 en no. 642 des sectie A, en de koopsom
daarvoor te stellen op ƒ125; c. aan A. Ileule, touwslager
te Groede, 8 roeden 10 ellen grond, liggende in de ge
meente Groede, bestaande uit het perceel no. 678 en
no. 698 der sectie B, en de koopsom te bepalen op 160.
In eene afdeeling heeft men zich, blijkens het door
den heer Risseeuw uitgebracht verslag, met het voorstel
vereenigd; ook in eene andere was dit het geval, doch
wenschte men de gestelde hoogo koopprijzen niet te
behouden maar gedeputeerde staten uit te noodigen die
te verminderen; in eene derde afdeeling waren de ge
voelens verdeeld: sommigen wilden het voorstel aanne
men, anderen wenschten het te verwerpen, terwijl door
eenigen een nader voorstel verlangd werd.
Dit verslag heeft, zoo als de voorzitter mededeelt, aan
gedeputeerde staten geene aanleiding tot wijziging van
hun voorstel gegeven.
De heer Hammacher stelt, nadat de beraadslaging over
het voorstel is geopend, een amendement voor, strek
kende om het bedrag der koopsommen tot de helft te
verminderen. Dit amendement wordt, ondersteund door
de heeren Hennequin, Mazure, Risseeuw en Benteyn.
De voorsteller van het amendement licht de gronden
toe waarop het steunt, namelijk op het gevoelen in twee
der afdeelingen geuit, dat eene vermindering van den
koopprijs wenschelijk is te achten, daar de door gedepu
teerde staten voorgestelde prijzen exorbitant hoog moeten
worden genoemd met het oog op de geringe waarde welke
bedoelde grond bezit.
Het gevoelen van bovengenoemde spreker wordt geheel
door den heer Hennequin ondersteund. Ook volgens hem
hebben die gronden weinig waarde, 'tgcen hij aantoont
door de mededeeling dat in 1859 de grond, door den
eerstenadressantgevraagd, voor f522 per bnnder is ver
kocht, terwijl de grond, door den derden adressant ver
langd, evenzeer zeer smal is en weinig waarde bezit.
De heer van der Bilt vraagt en verkrijgt het woord,
om op te merken dat bet voorstel van gedeputeerde
staten berust op ingekomen opgaven. Hij gelooft even
wel, met het oog op het voorgestelde amendement, dat
het gedeputeerd collegie zich in deze zaak geen partij
zal willen stellen.
Ter inlichting van den heer Cau, die opheldering
heeft gevraagd over de strekking van het niet duidelijk
geredigeerde amendement, antwoordt de heer Hammacher
dat zijne bedoeling is de koopsommen te verminderen
voor Lucieer op 25, voor dn Bois op f 62.50 en voor
Heule op f 80. De spreker wijzigt dienovereenkomstig
zyn fautief ingediend amendement.
De lieer Vader stelt alsnu een nader amendement voor,
strekkende om het bedrag der koopprijzen te bepalen
zooals gedeputeerde staten zullen goedvinden.
Nadat ook dit amendement is ondersteund en in be
raadslaging gebracht zegt de voorsteller dat het hem
voorkomt dat, bij de onbekendheid van het nieerendeel
der leden met de gesteldheid der bedoelde gronden, er
moeilijkheid moet bestaan tot het doen eener keuze
tusschen het voorstel van gedeputeerde staten en dat
van den afgevaardigde uit Groede. Daarom acht hij
het verkieslijk deze zaak aan gedeputeerde staten ter
beslissing te laten, die, vooral na de ontvangen inlich
tingen, met kennis van zaken zullen kunnen handelen.
De heer Vis is, om der gevolgen wille, er voor de be
slissing in deze aan gedeputeerde staten over te laten.
Ook de heer J. L. de Jonge is daartoe gezind, vooral na
de inlichtingen van een lid uit het gedeputeerd collegie.
De heer Verhagen daarentegen verklaart zich met het
tweede amendement niet te kunnen vereenigen, omdat
daardoor eene machts-overdracht op gedeputeerde
staten wordt voorgesteld, welke hij te verbindend acht.
Het amendement van den heer Hammacher echter is
algemeen ondersteund door de afgevaardigden uit diens
district en" spreker hecht meer aan hunne verklaringen
dan aan de taxatie welke gedeputeerde staten tot hun
voorstel heeft geleid.
De heer Becius is het eens met den vorigen spreker
dat de opdracht eener beslissing aan gedeputeerde staten
niet wenschelijk is, en wel hoofdzakelijk omdat het be
sluit der staten toch niet door de koninklijke goedkeu
ring zou bekrachtigd worden als daarin geen cijfers zijn
aangegeven. Overigens stemt hij in met zijn medelid
van het gedeputeerd collegie, dat gedeputeerde staten
zich in deze zaak wel geen partij zullen willen stellen.
Ook de heer Hennequin verklaart zich geen partij te
willen stellen, doch te gelooven dat men in eene dwaling
verkeert ten aanzien van den door Lucieer verlangden
grond, welke zoo weinig waarde heeft. Misschien is ook
de zaak niet zoo urgent en zou een nader onderzoek kun
nen plaats hebben.
De voorzitter wijst er op dat, hoe gering het belang
dezer zaak ook schijnen moge, toch de personen die de
gronden wenschen te bezitten bij eene spoedige beslis
sing veel belang hebben, en dat, wanneer eerst een her
nieuwd onderzoek moet worden ingesteld en dan eene
beslissing genomen, om die vervolgens aan 's konings
goedkeuring te onderwerpen, de zaak zeer lang onafge
daan zou moeten blijven. Hij bestrijdt overigens de beide
ingediende amendementen.
Zich overgevende aan de bestrijders van eene over
dracht van macht aan gedeputeerde staten, hoezeer hij
zich met de daartegen aangevoerde bezwaren niet ver
eenigen kan, omdat die overdracht toch altijd binnen
bepaalde grenzen blijven zou, geeft de heer Vader in
overweging om de door den heer Hammacher voorgedra
gen cijfers als rainimnm aan te nemen.
Volgens den voorzitter zou dit laatste een sub-amen-
deraeut zijn, hetwelk hij evenzeer moet bestrijden, om
dat het niet strookt met de wet, die voorschrijft dat
alleen een volledig besluit aan de goedkeuring des ko
nings kan worden onderworpen. Hij geeft mitsdien in
bedenking om het amendement in te trekken, waaraan
door den beer Vader wordt voldaan.
De heer Hombach bespreekt het wenschelijke dat, bij
gemis aan gegevens omtrent de waarde der hier bedoel
de gronden, door gedeputeerde staten maatregelen wor
den genomen dat zoodanige gegevens voor het vervolg
aanwezig zijn.
Hierna wordt de beraadslaging gesloten en het amen-
denieut van den heer Hammacher (om de koopprijzen
tot de helft te verminderen) in stemming gebracht en
aangenomen met 24 tegen 11 stemmen. Tegen stemden
de heeren Snijder, Vader, Sergeant, Vis, Becius, Lam-
brechtsen, Sprenger, van der Have, Hoogenboom, de
Casembroot en Hombach.
Het geamendeerde voorstel van gedeputeerde staten
is vervolgens aangenomen met 27 tegen 8 stemmen.
Tegen stemden de heeren Snijder, Dronkers, Vis, Hoo
genboom, de Casembroot, de Jonge van Ellemeet, Hom
bach en J. L. de Jonge.
(Men zie verder het vervolg in het bijvoegsel.)
öuitcnlcmö.
Al gemeen overzicht.
De Engelsche dagbladen deelen thans de diploma
tieke briefwisseling mede, welke in den laatsten tijd tus
schen de kabinetten van Washington en Londen gevoerd
is, naar aauleiding van de maatregelen welke Engeland
bij bet eindigen van den oorlog in de Vereenigde staten
ten aanzien der partijen die het als oorlogvoerenden had
aangemeikt, genomen heeft. Uit de gewisselde stukken
blijkt dat bij de regeering van de Vereenigde staten
zekere verbittering bestaat tegelijk met het voornemen
om voldoening te erlangen voor de thans bestaande
grieven.
In een brief n.l. van den 2en Juni meldde graaf Russell
aan den Engelschen gezant te Washington, dat de
regeering den oorlog als geëindigd beschouwende, de
rechten welke zij aan de schepen der Zuidelijken, als
aan eene oorlogvoerende partij behoorende, verleend
had, heeft ingetrokken. De heer Seward antwoordde
hierop aan den Engelschen gezant dat de president met
genoegen deze verklaring vernemende, toch de opmer
king moest maken dat de regeering der Vereenigde
Staten bij hare overtuiging bleef, dat deconcessiën door
Engeland in der tijd aan de opstandelingen gedaan, noch
rechtvaardig, noch noodig, noch overeenkomstig het
volkenrecht waren. De heer Seward betuigde voorts zijn
leedwezen dat Engeland gepast heeft gevonden met
Frankrijk in overleg te treden over de vraag of Enge
land den vrede zou erkennen; ook betreurt hij het besluit
der regeering om aan elk schip der Zuidelijken hetwelk
reeds in eene Engelsche haven mocht zijn binnen ge-
loopen, vier en twintig uren toe te staan alvorens zich
I te verwijderen, evenzeer als het aan die schepen gegeven
J recht om onder zekere voorwaarden in de havens te
vertoeven. Zoolang Engeland de bepaling van de24uren
zal behouden, zullen de Vereenigde Staten denzelfden
regel op de Engelsche oorlogschepen toepassen.
De Vereenigde Staten verzetten zich ook tegen de
vrijheid welke aan de schepen der Zuidelijken verleend
wordt om zich te ontwapenen en een andere vlag te
voeren. De houding van Engeland ten opzichte der
kaperschepen van de geconfedercerden wordt verder op
zeer gestrengen toon beoordeeld, en het kabinet van
Washington blijft aandringen op de uitlevering zelfs
voor het geval dat zij in andere handen mochten zijn
overgegaan. Zoodra de gewone verhouding tusschen de
beide landen zal hersteld zijn, zal ook het recht der
Vereenigde Staten om de Engelsche schepen te onder
zoeken een einde nemen. Ten slotte wordt de hoop
uitgedrukt dat door de koninklijke regeering de hier
ontwikkelde meening in een gunstigen zin voor de ves
tiging eener innige en voortdurende vriendschap
tusschen beide natiën zal worden opgevat, eene uit
drukking welke Engeland noodwendig tot eene nadere
verklaring leiden zal.
Niet onbelangrijk is een brief van den generaal der
Vereenigde Staten in Texas, Brown, aan den tot de
keizerlijken overgeloopen Mejia, bevelvoerende te Mata-
moros. Wij lezen in dezen brief, geschreven op 31 Mei 1!.,
het volgende: „Wij (de Vereenigde Staten) staan in zeer
vriendschappelijke verstandhouding en in diplomatieke
betrekking met de Mexicaansche republiek. Wij beschou
wen dit rijk als het tooneel van een oorlog met eene
buitenlandsche mogendheid vergezeld van burgertwis
ten. Wij nemen geen deel aan het conflict, verre van
daar, maar wij bandhaven het beginsel van absolute
non-interventie." De staatkunde hierbij door den
generaal Brown aangegeven schijnt voor het oogenblik
volkomen de politiek der regeering te Washington uit
te drukken.
BEIEVEN UIT BELGIË.
Brussel, 6 Juli.
In weerwil van de tropische hitte, die elk levend
wezen tot een dolce far niente verleidt, is onze tweede
kamer nog altijd in genoegzamen getale bijeen om de
wet ter weering van de bij de verkiezingen langer hoe
meer insluipende misbruiken, te behandelen. Reeds in
de eerste zitting regende het amendementen. De heer
Ortts, afgevaardigde uit Brussel, heeft o. a. voorgesteld
om, onmiddellijk na afkondiging der wet, van de kiezers
lijsten te schrappen, hen die niet lezen noch schrijven
kunnen. De heer Lelièvre deed een voorstel in gelijken
geest, daaraan een tweede amendement toevoegende,
strekkende om de kiezers in alphabetische volgorde te
laten stemmen. Zijn derde amendement vraagt de bij be
rekening der aan de provincie en de gemeenten betaald
wordende opcenten bij het cijfer van den gevorderd
wordenden census. De heer Delcour (van de rechter
zijde) heeft een amendement ingediend, waarbij wordt
voorgesteld dat voortaan de vergaderingeu der gedepu
teerde staten, waarin over de kiezerslijsten gehandeld
of die lijsten vastgesteld worden, in't openbaar zullen
worden gehouden en de debatten door middel van de
pers publiek gemaakt.
Het ministerie kant zich met alle kracht tegen het in
behandeling nemen dier amendementen, tegelijk met
het ontwerp, aan. Volgens het kabinet toch staan zij
daarmede niet in 't minste verband, 't Is weer de oude
vasthoudendheid aan eigen meening. 't Oude, immer bij
elke wet van eenig aanbelang zich verjongende systeem
van ministeriëel absolutisme. Men behoeft geen voor
spellenden geest te hebben om nu reeds vooruit te
kunnen zeggen dat al de amendementen, die ons ten
minste een stap vooruit zonden brengen tot eene her
ziening der kieswet, achter de bank zullen worden ge
schoven. Van de zijde van het ministerie of door een
zijner vrienden zal de prealable quaestie op den voor
grond worden geplaatst en daarmede blijfi de kieswet
wat ze is en hare herziening ad calendus graccas ver
daagd.
Wat nu het wetsontwerp in quaestie betreft, ik geloof
niet dat daardoor voor de toekomst de knoeierijen bij de
verkiezingen zullen geweerd worden. Het is curieus om
die wetgevende medici over dezen kranke te hooren
redeneeren. In ellenlange redevoeringen varen zQ uit
tegen de kiezers die zich voor geld en wat goede woor
den, voor een diner of voor een postje op zicht laten
bepraten, terwijl zij het vergeten dat juist zij en hunne
agenten, aan den vooravond van elke verkiezing, de
epidemie den volke indrijven. Rechter- noch linkerzijde
toch hebben ten deze elkacr iets te verwijten. Beiden
zijn even schuldig. Als men ze nu hoort dan denk ik
onwillekeurig aan de allerliefste schilderij, van den Fran-
schen meester Gérome, die daarop^jj^ï^R^nqinsche
augures teekendc, die zich zeergoed^fipiMist alles
wat ze de goê gemeente--voor awftje muij't verkopen
niets anders dan logen en bedis, elkaar;, nigt 'aan
kunnen zien, ponder ft,uit. te,.afcMiteren,>van:>'t lachen.
Het ministerie/ £ijnó më'erderheidf^n de oppositie zijn
nu niets andeffj-dan de reproductie van dié augures.. En