De commissaris des koningsin de provincie Groningen heeft by de opening van de zomervergadering der staten omtrent den spoorweg de volgende mededeeling gedaan „Het werk der spoorwegen, waarvan de voltooiing zoo reikhalzend wordt verlangd, gaat regelmatig voort. „Tusschen Nederland en Hannover is de aansluiting te Ihrhove bij tractaat vastgesteld. „In 1866 zullen wij van hier naar Leeuwarden, in 1867 naar Winschoten en in 1868, hoop ik over Assen naarMeppel stoomen." Gemengde berichten. Het te Nieuwediep liggend barkschip Batavia gezagv. van Dolder waarvan wij onlangs melding maakten is, na de lading weder ingenomen te hebben, Zondag naar zee vertrokken. Aangaande de vermoedelijke poging tot brandstichting aan boord van dit schip, verneemt men, dat het nauwkeurig onderzoek, ingesteld door de commissie uit de arrondissements-rcchtbank en den commissaris van policie, niet tot het resultaat heeft ge leid om eene vervolging te kunnen instellen. Het dagblad le Nord bericht, dat de keizer van Frankrijk, die volharden blijft in zijne begeerte Jiomme de lettres te zijn, eerlang zal uitgeven eene verzameling ïijner redevoeringen, boodschappen enz., sedert het begin zijner regeering tot op heden. Dit werk zal te belang rijkerzijn, omdat verleden jaar eene zoodanige uitgave, volgens den Moniteur, op last van hooger hand is gestaakt geworden. Maandag avond i3 te Almelo een stuk grond in de nabijheid dier plaats, van de Overijselsche Kanalisatie maatschappij, gelegen aan den westelijken kanaaldijken aan den spoorweg Almelo-Salzbergen, groot 34roeden 50 ellen, behoudens nadere autorisatie, verkocht voor/9900 buiten de onkosten, hooggelden,enz., die nietgeringzijn. Dit perceel had voor 12 jaren, toen het kanaal niet bestond, nauwlyks de waarde van ƒ800. Men heeft te Parijs het bericht ontvangen, dat eene stoomboot van den Levant, aan boord van welke zich 120 gezinnen bevonden, die Egypte wegens de daar heerschende cholera hadden verlaten, tusschen Alexan dre en Beyruth met man en muis is vergaan. Als eene zeldzaamheid wordt gemeld, dat in den nacht van 29 op 30 Juni in dc omstreken van Grenoble groote massa's sneeuw gevallen zijn. Nog daags te voren durfden slechts zeer weinigen de brandende hitte trot- seeren, die zelfs heerschte op de hoogste toppen van het gebergte dat Grenoble omgrenst. Thans zijn die berg toppen met eene dikke sneeuwlaag overdekt, welke de zon nog niet heeft kunnen doen wegsmelten. De groote prijs van 500,000 francs der Mexicaan- sche loterij is ten deel gevallen aan een bewoner der omstreken van Parijs. Tien minuten na de trekking begaven zich de bankiers, bij wie hij de obligatiën ge nomen had, naar zijn huis en vonden hem kalm en wel met tuinarbeid bezig, volstrekt niet denkende zulk een bericht te zullen ontvangen. Minder gunstig dan de tochten der Fransche luchtreizigers is het met twee luchtreizen, in Engeland dezer dagen ondernomen, gegaan. De heer Coxwell is Maandag met zijn ballon te Belfast, in Ierland opgeste gen met elf andere personen. Toen men echter wilde nederdalen werkte de gasklep niet met de noodige juist heid zoodat er niet genoeg gas kon worden uitgelaten. Het gelukte echter aan tien personen om onder het bekomen van eenige kneuzingen uit de schuit te springen. De ballon werd daardoor van een groot gewicht bevrijd en nu ia snelle vaart zeewaarts gedreven. Deo ge- heelen dag vernam men van de twee overgebleven luchtreizigers niets meer. Des avonds kwam echter de tijding dat zij te Glengariff in de de nabijheid van den grond gekomen uit de schuit waren gesprongen. De ballon was voorts, na de daken van eenige huizen zwaar beschadigd te hebben door de uithangende ankers, in het luchtruim verdwenen. Te Bath was dienzelfden dag de heer Simmons opgestegen met een luchtballon. Een honderdtal mijlen van de plaats zijner opstijging was hij echter uit de schuit geworpen doch had zich daarbij slechts licht gekwetst. Ook zijn ballon was daarop uit het gezicht verdwenen. In de clubs te Londen maakt men zich niet weinig vrolijk over het wedervaren van den ultra torygezinden graaf van "Winchilsea, die, als ware hij een gewoon mensch, door een spoorweg-inspecteur belet werd om in eene coupé te rooken. De graaf, die, dwaas genoeg, meende dat hij boven anderen verheven was, omdat het toeval hem geld en aanzien had verschaft, heeft bij de maat schappij aangedrongen om den inspecteur onmiddellijk te ontslaan en haar tevens gedreigd bij het hoogerhuis eene aanklacht tegen de directie te zullen indienen, omdat zij zich vergreep aan een pair. Volgens een oud gebruik uit de dagen dat de bis schoppen, abten en monniken nog heer en meester waren in Italië, werden te Florence, bij gelegenheid van den sacramentsdag, uit de ramen der eerste verdieping tapij ten en kleeden uitgehangen, die aan de huizen der over zijde werden vastgemaakt, zoodat de processie van het corpus domini als onder éen tent de stad doortrok. Die tunnel van een paar mijlen lengte beschutte den stoet tegen de zonnestralen, doch de aanleg er van was niet alleen kostbaar, maar belemmerde de passage en werkte zeer nadeelig, vooral in de volkrijke wijken, die van den 1 doortocht van frissche lucht verstoken werden. Op den i aandrang van vele zijden heeft het gemeentebestuur van Florence dit jaar het uithangen van dien tendoni verboden. 1 Natuurlijk wekte dit groote ontevredenheid bij allen, die een kcrkelijken rang bekleedden of met de kerk in betrekking staan. Er werden vergaderingen belegd, men hield conferenties en eindelijk besloot men zich tegen het besluit van het gemeentebestuur te verzetten, in de j hoop dat dit tot inkeer zou worden gebracht. Eene depu- tatie werd benoemd om de zaak aan den koning voor te dragen. Victor Emmanuel ontving de commissie zeer min zaam, en ten einde zich een Juist begrip te vormen van 1 de strekking van het verzoekschrift, vroeg hij: „Hoe lang duurt de optocht?" „Twee uren," antwoordde de voorzitter der commissie, „en gedurende dien tijd zou den de geestelijken blootgesteld zijnOp die woorden viel de koning goedhartig in: „Het was ook in dezen tijd en op dit uur van den dag, dat wij in grooten getale te Solferino waren. Ook daar was het zeer warm. Wij ble ven daar twaalf uren en zoover ik weet waren er geene tendoni boven ons gespauneu." Na dat antwoord wendde zich de koning tot de officieren die bij hem stonden en liet de commissie staan, die tamelijk verlegen was met hare houding. Verltoopfngen en aanbestedingen. Gisteren is aan het provinciaal bestuur van Zeeland alhier aanbesteed: het doen van eenige vernieuwingen aan 's rijks zeeweringen te Vlissingen en Veere, in twee perceelen bij enkele inschrijving: 1ste perceel: werken te Vlissingen aangenomen door den heer J. Filis, te Vlissingen, voor f 6389. 2de perceel: werken te Veere, aangenomen door den heer J. Verkuijl Quakkelaar, voor f 7989. Thcrniometerstand 7 Juli 'b av. 11 u. 62 gr. 8 's morg.7 u. 66 's midd.. 1 u. 72 gr. Statcn-gencraal. TWEUDE KA MER. Zitting van Donderdag 6 Jnli. Beraadslaging over het wetsontwerp op de personeele belasting. De heer Geertsema was de eerste en eenige spreker, die de wet iu bescherming nam, en beweerde, dat de meeste bezwaren meer de bestaande wet, dat de tegen woordige voordragt golden. Mogt deze flus verworpen worden, dan zouden de bezwaren niet alleen niet ver minderen, maar stellig toenemen. Zijn betoog kwam verder daarop neder: dat er tegenwoordig geen reden bestaat om voor den landbouwenden stand een lager tarief vast testellen, dan voorden mindere a man in de steden; dat de lasten der meergegoeden niet worden overgebracht op de lagere klassen dat de gelijkmatigheid in de heffing wel kan opwegen tegen de ontevredenheid van enkelen, dat het niet raadzaam zou zijn de vier eerste grondslagen zamen te trekken; dat dit ontwerp geen blijken draagt van fiscaliteit; en dat de daarin aange brachte verbeteringen niet genoegzaam gewaardeerd worden. De heer Cornelis kwam op tegen de personaliteiten in de rede des ministers, vooral met betrekking tot Limburg. Hij noemde den aanval jegens den heer de Lom de Berg onbeleefd en ongepast, want dat het niet betaamde, dat de minister extracten uit de kohieren publiceerde, zoo als de minister ten opzichte van dien heer gedaan had. Overigens achtte hij de meeste bezwa ren wel overdreven, maar had desniettemin zoovele bedenkingen, dat hij zich tegen de wet moest verklaren. Vooral wensckte hij afschaffing der belasting op de j haardsteden, en in het algemeen met het behoud der bestaande grondslagen. Het behoud der haardsteden was daarom onbillijk, omdat daarbij geen verschil is gemaakt tusschen de onderscheidene standen in de 1 maatschappij. Voorts keurde hij de schatting en telling, op de wijze zooals de regeering dit verlangde te doen, 1 namelijk met het doel om de belasting op te drijven, af. Die schatting even als de opgave der vrijstellingen hadden aan de indiening der wet moeten zijn voorafge gaan. Ook de heer de Bieberstein ontwikkelde bezwaren j tegen de voorgestelde verhoogingen van de meeste grondslagen, zonder dat daarbij het onderscheid in maatschappelijken stand, was in het oog gehouden. De beer Wintgens erkende, dat $ijn oordeel over de wet veranderd is, nu de eerste kamer de wet tot afschaffing der plaatselijke accijnsen heeft aangenomen. Het gevolg toch zal zijn, dat de afstand van 4/5 van het personeel aan de gemeenten, zal blijken een onhoudbare toestand te zijn, waarop men zal moeten terugkomen. Endaarhet geheele personeel aan de gemeenten later zal moeten worden afgestaan, meent hij, dat thans de tijd niet daar is om de regeling dier belasting bij algemeene wet te ordenen, maar dat die regeling veel liever aan de ge meenteraden moest worden gelaten, die beter, met het oog op locale behoeften, daartoe in staat zijn. De heer Pijpers kwam op vroegere bezwaren terug. De heer Rochussen bestreed voornamelijk de stelling des ministers, dat het rijk, na den afstand van het per soneel aan de gemeenten, eigenlijk bij die belasting geen groot belang meer had, want, dat bij minder gnnstigen toestand der financiën, het rijk verplicht zal zijn opcen ten te heffen, terwijl na het tot stand komen der wet op de afschaffing der plaatselijke accijnsen, het belang der gemeenten ten sterkste in het oog gehouden moet worden. Daarna heeft de minister van finantien nogmaals het wetsvoorstel breedvoerig toegelicht en verdedigd, met wederlegging tevens van de daartegen aangevoerde be zwaren. Het ging thans niet meer onderscheid te ma ken tusschen de steden en het platteland, of privi legiën te schenken aan zekeren stand of localiteit. Men was te kort geschoten in het bewijs, dat de voorgestelde verplaatsing van lasten onbillijk was; en de verhooging was bovendien zoo gering, dat de landbouwende stand bijna niets meer zal betalen, dan thans. Overigens waren de bedenkingen tegen de wijzigingen in de grondslagen óf overdreven óf ongegrond. De wijziging in den grond slag der haardsteden heeft slechts regularisatie, geens zins opdrijving dier belasting ten doel en het behoud van alle grondslagen was bet gevolg van den wensch der meerderheid van de kamer. Eindelijk was eene alge meene herziening, aan de invoering dezer wet vooraf gaande, om verschillende redenen ondoenlijk, en waren de klachten over fiscaliteit meestal ongegrond of minstens overdreven, terwijl eene herziening der bestaande wet dringend noodig was en niet behoorde uitgesteld te wor den in het vooruitzicht dat het geheele personeel aan de gemeenten wellicht zou moeten worden afgestaan. De heer van Bosse beweerde, dat bij de wet tot afschaffing der plaatselijke accijnsen, wel degelijk ge heeleafstand van het personeel aan de gemeenten op den voorgrond heeft gestaan, en dat hij met verbazing van den minister gehoord heeft, dat dit nog in een ver ver wijderd tijdstip lag. De minister antwoordde, dat wellicht binnen een paar jaren de bezwaren tegen een geheelen afstand zullen zijn verdwenen, maar dat eene herziening in dien tus- schentijd dringend noodig was. De algemeene beraadslaging is daarna gesloten. Zomervergadering der Provinciale Staten van Zeeland. Zitting van Vrijdag 7 Jnli. Voorzitter de commissaris des konings, 35 leden en de griffier. Na de resumtie der notulen van het verhandelde in de vorige zitting worden de volgende mededeelingen des voorzitters voor kennisgeving aangenomen: dat. de heer van der Vliet schriftelijk heeft medege deeld dat hij deze zomervergadering niet verder kan bijwonen; dat tot voorzitters en onder-voorzitters in de verschil lende afdeelingen zijn benoemd: in de eerste afdeeling tot voorzitter de heer Blaaubeen en tot onder-voorzitter de heer Hammaeher; in de tweede afdeeling, tot voor zitter de heer Can en tot onder-voorzitter de heer Bybau; in de derde afdeeling, tot voorzitter de heer Mazure en tot onder-voorzitter de heer van den Bosch; dat, volgens het laatste lid van art. 2 der instructie van gedeputeerde staten, de afdeelingen van de leden van dat collegie op nieuw zijn samengesteld, t. w.: de eerste afdeeling uit de heeren van der Bilt en Becius; de tweede afdeeling uit de heeren van CittersenButeux de derde afdeeling uit de heeren Sprenger en Lam- brechtsen. Aan de orde worden gesteld de algemeene verslagen van de rapporteurs der afdeelingen omtrent: I. Het voorstel van gedeputeerde staten betrekkelijk bet adres der dijksdirectie van den polder Dreischor aan gaande de afdamming van het verste sas in het dijks- water met bijgaande memorie van burgemeester en wet houders van Zierikzee. Dit voorstel strekt om aan de directie te kennen te geven dat, zoo al in hare bezwaren kon voorzien worden, dit buiten de bevoegdheid van de vergadering der staten gelegen is. Bij afwezigheid van den heer van der Vliet wordt dit verslag uitgebracht door den heer J. L. de Jonge. Er blijkt uit dat men in twee afdeelingen zich met de ziens wijze en het voorstel van gedeputeerde staten vereenigde daarentegen was men in eene andere afdeeling bijna eenstemmig van gevoelen dat nog geene voldoende inlichtingen gegeven waren en oordeelde men het wen- schelijk dat de directie van den polder Dreischor met de memorie van burgemeester en wethouders van Zierikzee ware in kennis gesteld. Voor alsnog vond men geene reden om te treden in het voorstel van gedeputeerde staten en wenschte men dat collegie vooraf nader hier omtrent te hooren. De voorzitter geeft kennis dat dit verslag aan gede puteerde staten aanleiding heeft gegeven om hun voor stel terug te nemen en de zaak nader te instrueeren met voorbehoud tot het doen van een nader voorstel. II. Het voorstel van gedeputeerde staten om aan de gemeente Cortgene eene bijdrage te verstrekken van f 100 in de kosten der verbetering harer haven, te bestrij-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 2