te verwonderen hoe in verschillende departementen
sommige verkiezingen, gehouden onder leiding van
regeerings-ambtenaren, nog zoo ongelukkig voor het
gouvernement kunnen afloopen. De wijze toch waarop
al die prefecten, sous-prefects, raaires, policie-agenten
etc., etc. de meestal van hen in een of ander opzicht
afhankelijke kiezers pijnigen en tortureeren als zij ver
dacht worden van door oppositiegeest besmet te zijn, is
voor den vreemdeling curieus en belachelijk, maar levert
voor den onafhankelijken Parijzenaar vrij treurige ge
waarwordingen op. Het leven ineenepvovinciestad,al\vaar
alles zich beweegt rondom de provinciale zon: den prefect
of sous-prefect, waar eene soort van arhiocratie de province
zich vormt uit hon die de hooge eer genieten om nu
eu dan de bal- of receptiezaal van den vertegenwoordiger
der regeering zich te zien geopend en daarom met pro
vincial e minachting en vol mesquinerie nederzien uit
hun hoogen spheer op de dii minores, welke den drempel
der prefectuur niet. overschrijden, is dan ook geheel en al
ingericht om alle onafhankelijkheid te dooden. Toch is
het opmerkelijk dat in den laatsten tijd weder in twee
departementen de regeeringskandidaat, ondanks de po
gingen van gouvernementswege aangewend, geheel en
al werd verslagen. Te recht dan ook worden zulke ver
schijnselen in het keizerrijk als teekenen des tijds
beschouwd en moeten zij niet vergeten worden als men
zich niet op eenig gegeven oogenblik plotseling wil zien
verrast door eene algemeene agitatie in het napoleon
tisch rijk.
Voorloopig verlaat de keizer echter, naar het schijnt
zeer gerust omtrent de dingen welke aanstaande zijn,
zijne hoofdstad om cm bezoek te brengen aan Fontaine-
bleau, Vichy, Plombières,Saint Cloud en Biarritz; voorts
zal hij bovendien, naar men zegt, ook het kamp te Chil
ians eenige dagen met zijne tegenwoordigheid vereeren.
De bevolking der hoofdstad wacht intusschen naar
een onderwerp oin te bespreken. Gladiateur is reeds
vergeten en Abd-el-kader is nog niet aangekomen. Om
trent Lagrange's renpaard heeft echter dezer dagen nog
een ultramontaansch orgaan eene zeer oorspronkelijke
ontdekking gedaan en beweerd de oorzaak te hebben
gevonden waarom het Fransche paard te Epsom zijne
zoo glansrijke overwinning heeft behaald op zijne En
gelsche mededingers. Gladiateur is een „katholiek" paard
toebehoorende aan een katholiek, terwijl de Engelsche
mededingers „protestantsche paarden" waren in eigendom
toekomende aan volgelingen van Luther en Calviju. Ge
lukkig eene dagblad-redactie met zulk eene scherpzin
nigheid begaafd om de oorzaak der dingen op te sporen
Onder de raadselen van den dag, welke men haar ter
oplossing zou kunnen aanbieden, behoort de in beslag
neming van twee geschriften, waarvan het eene reeds
meer dan een jaar en het tweede reeds meer dan drie
maanden in omloop waren. Hei eerstbedoelde geschrift
was van den beer Tridon getiteld: „Les Hébertistes."
Het audere was een demi-monde-rouian „Petites comëdies
de l'amour," geschreven door eene celibriteit der cou
lisses en veel gelezen in de spheeren alwaar het geheel
eu al te huis behoorde, welke demi-monde-spbeeren zich
al meer en meer uitbreiden en gezag uitoefenen onder
het tegenwoordig régime, hetwelk in zeker opzicht als
de incarnatie van het materialisme kan beschouwd
worden. Voldoening van materieele wenschen is steeds
de politiek van het Bonapartisme, maar onderwijs, be
schaving, ontwikkeling, vrijheid komen op het Napole
ontisch staatkundig programma niet voor of blijven
slechts ijdele klanken.
Het dagblad Gironde is het tweede slachtoffer gewor
den na de dagbladen-amnestie der keizerin-regentes.
Naar aanleiding van een artikel over de dotatie van het
leger heeft de Gironde zich, volgens den heer de Bouville
prefect van dat departement, schuldig gemaakt aan be
ledigende qnalificatiën, aan verdraaiag van woorden
door een gouvernements-coramissaris gesproken etc.
Eene waarschuwing is daarvan het gevolg geweest.
Figaro's motto is nog steeds op de Fransche organen der
publiciteit toepasselijk.
BRIEVEN UIT BELGIË.
Brussel29 Juni.
Dequaestie die op dezen oogenblik onze tweede kamer
en allen die op politiekgebied zich bewegen, bezig houdt,
is te zeer van internationaal belang, dan dat ik dit
maal bij de fails etrjesles van ons parlement en van de bijna
eiken avond gehouden wordende meetings, waar hetzelfde
thema besprokeu wordt, niet wat langer zou stilstaan dan
anders wel mijne gewoonte is. Gij vermoedt reeds dat ik
het bij onze tweede kamer in behandeling genomen
voorstel der regeering bedoel, strekkende om de vreem
delingenwet van 1835 te hernieuwen. Sedert vijftien
maanden is die wet geprescribeerd. Alles wat werkelijk
liberaal is in den lande was het kabinet dankbaar, waar
het dien bij zijn leven immer gerainachteu doode eene
stille begrafenis had bezorgd. De geheele pers sloot
zich, behoudens enkele, zeer enkele uitzonderingen
daarbij aan en zoo zij nu en dan van den overledene nog
gewaagde, dan was het alleen, om op zeer gematigde
wijze de regeering te waarschuwen, dat de natie alles
behalve goed gestemd zou blijken, wanneer de minister
Tesch iust mocht gevoelen om te beproeven of hij aan
dezen barren en gevaarlijken polioeman geen nieuw leven
zou kunnen inblazen, 't Schijnt echter dat genoemde
staatsman en de overige leden van het kabinet Rogier-
Frère te veel dienst van hem hebben gehad en voor de
toekomst te veel dienst van hem verwachten, om zijn
cadaver, na een grafrust van vijftien maanden, niet weer
eens te voorschijn te willen balen, om met behulp van
eene docile kamer-meerderheid zoo mogelijk de levens
geesten op te wekken van een wezen dat gedurende zijn
dertigjarig leven, slechts door autocraten gezegend, door
elk vrij en vrijzinnig man immer gevloekt werd.
Het liberale kabinet van 1857 dan vroeg eenigen tijd
geleden aan de volksvertegenwoordiging de hernieuwing
der vreemdelingwet. In de secties vond dat voorstel
scherpe berisping, de geheele Belgische journalistiek,
met uitzondering van het officieuse orgaan der regeering,
l'Echo du parlement, verhief er krachtig de stem tegen;
de natie gaf op meetings, in alle oorden van het rijk
georganiseerd, blijken van afkeuring aan het ministe-
rieele plan; in de rangen der ministerieele partij ont
stond dientengevolge een schismeop alle hoeken en
in alle straten der hoofdstad werden brochures rond
gevent, om het volk op te wekken om van de regeering
de intrekking van het gehate voorstel te vragen; het volk,
overtuigd van het arbitraire van den maatregel, ver
klaarde dientengevolge luide zich tegen de vernieuwing
der wet; niets mocht echter baten; de minister Tesch en
met hem het geheele kabinet bleven onverzettelijk, en
heden juist acht dagen geleden werd het voorstel in
discussie gebracht.
Met een enkel woord sprak ik u in mijn vorigen reeds
van de lofspraken van den heer Bouvier, van de bestrij- i
ding door den heer Reynardt, eindelijk van de degelijke
en gemotiveerde oppositie van den Brusselschen afge
vaardigde van Humbeeck. Indien het mogelijk was dat
bij de actueele samenstelling der kamer en den invloed
dien de koning blij kbaarop een deel der katholieke minder
heid, op de fractie van „la vieille droilein 't belang
van het kabinet llogier-Frère uitoefent, indien het moge
lijk was, zeg ik, dat onder zulke omstandigheden een
wet, die kerk noch geestelijkheid raakt, kon worden
verworpen, dan zou de heer van Hnmbceck niet to ver
geefs vier jaren van zijn tijd aan de studie van deze
materie hebben gewijd en de voldoening kunnen erlan
gen dat bij den genadeslag aan de gehate wet had toe
gebracht. Zijne oppositie werd door hem in eeiiige amen
dementen geformuleerd, die vooropstellende het behoud
van eene wet op het stak der vreemdelingen, deze wet
onmogelijk zouden maken. Door de heeren Guillery, vau
de jonge linker- en Jacobs van de jonge rechterzijde
werd van de kamer de verzending dezer amendementen
naar de afdeelingen verzocht. Hunne toelichting van het
voorstel, vooral die door den talentvollen Guillery daar
van gegeven, was bij uit3tek geschikt om het kabinet op
de hoogte te stellen, dat men het geen nederlaag ten
deze wilde waarborgen, maar het den weg tot een eervollen
aftocht wilde openen. Wilde het ministerie eene vreem
delingenwet, welnu, zijn wensch zou worden bevredigd,
kon 't besluiten het hoofd bij de amendementen van
Humbeeck neer te leggen. De strekking dier amende
menten was eenvoudig deze. Geen vreemdeling wordt
voortaan overgelaten aan het Lon plaisir der regeering;
wil de regeering iemand uitzetten, welnu, zij geve reken
schap van haar daad aan de vertegenwoordiging, zij opene
den bedreigden uitgewekene de gelegenheid om zich te
beroepen op de lasthebbers der natie, uit wier midden
men hem verwijderen wil. Niets is billijker en indien
het bij ons tegenwoordig kabinet geen parti pri$ was
geweest, om de macht tot uitzetting alleen voor zich te
behouden, indien zij niet willens was van dat wapen mis
bruik te maken in het belang van zich zei ven of van eene
bevriende mogendheid, het bad met beide handen te gelijk
het voorstel van Humbeeck aangegrepen, te meer waar
dit degelijkheid van alle vreemdelingen voor de Belgische
wet tevens vaststelde, eene gelijkheid waarvan geen
spoor is te vinden in het ontwerp der regeering. Want
waarom 't verzwegen, in weerwil van alle verzekeringen
van den minister van justitie, zullen na aanneming der
wet, schelmen van allerlei allooi hier tamelijk veilig blij
ven, terwijl alleen politieke uitgewekenen en dagblad-
schrij vers daardoor op 't vinnigste zuilen worden getroffen.
Maar de regeering heeft zich tegen de amendementen
blijven aankanten. De verdediging van den minister
Tesch, hoewel met talent voorgedragen, was uiterst zsvak
en alleen sterk waar het zijne vasthoudendheid gold
aan het ontwerp zooals het daar lag. Allerlei argumenten
werden door den minister bijgebracht. Ik geef hein toe
dat het voor eene regeering zeer onaangenaam is om
binnen de grenzen van het rijksgebied alle schelmeu en
boeven uit andere staten te moeten toelatenik wil hein
gewonnen geven dat wanneer in een der voorsteden van
Brussel ecu Eugelsch daraespensionaat wordt opgericht,
waarvan de directeur een vluchteling is, die zijn land
moest verlaten omdat hij vervolgd werd wegens een
vergrijp tegen de zeden, en hier een zaak vestigde met
een buitenlandsche falsaris en eene prostituee van vreem
den oorsprong, die nu reeds bij de policie verdachtwordt
gehouden van op eene clandestine wijze de ontucht van
onzen jongen adel te bevorderen, het bewustzijn van
machteloosheid tegenover zulke lieden een goiivernement
hindereu moet. Maar dit toegevende vraag ik hem echter
tevens, wonen wij dan niet in een land van goede policie,
kunt gij geen cordon van agenten slaan om dat pest
huis, kunt gij die lieden niet onmogelijk maken, wanneer
gij door raiddel van uwe daar gevestigde agenten het
buitenland tegen hunne industrie waarschuwt, kunt
gij hun niet broodeloos doen woi-den, ze brengen totden
bedelstaf, en zoo ze, ware 't slechts schijn of schaduw
gaven, van zich hier schuldig te maken aan de misdaden
waarom zij hun land verlieten, de straffen die uw
code pénal bevat in zoo ruime mate op hen toepas
sen dat ze des noods kennis maken met uw altijd
nog niet afgeschafte galg en schavot. Maar dat behoef ik
u niet te zeggen, mijnheer Tesch! gij weet beter hoever
ten deze uwe macht reikt dan een onzer, en stond het aan
mij, ik gaf u die in de ruimste mate. Maar wat ik u niet
geven wil, wat niet een liberaal en denkend man u in
handen wil spelen, n noch eenig ander gouvernement van
welken staat ook, 't is datplein pouvoir over politieke en
hulpelooze uitgewekenen, die ge van ons vraagt. Want,
daar wringt hem eigenlijk de schoen, daar schuilt het
handvat dat ge niet loslaten wilt. 't Is u niet te doen om
een Engelsche kostschoolhouder, met hem zullen uwe
policieagenten wel korte wetten maken; maar 't is u te
doen om een Rogeard, om de geheele redactie van een
blad als la Rive gauehe, bijv. Onvoorzichtig genoeg hebt
ge dat zelf bekend, toen ge als tweede argument voor de
wet aanhaaldet, hoe ge thans machteloos waart om de
schrijvers te verwijderen van een blad, die na uit hun
vaderland te zijn uitgeweken, omdat zij de straf vreesden
die 't hoofd eener naburige en bevriende mogendheid
stelt op een aan zijne regeering vijandig woord, zich
met hun blad te Brussel hebben gevestigd en van hier
uit den publieken geest in dat naburige land bewerken,
en hunne broeders in 't verwijderde vaderland opzetten
tegen eene regeering, die hunne persoonlijke sympathie
niet heeft. Ziet, die macht wenschten wij u niet te
geven, omdat wij niet willen dat onze regeering, de
regeering van een vrij en vrijgevochten land, ware 'tdau
ook uit verstandige politiek, zich zou kunnen onderwer
pen aan eenige irapulsie van de zijde van machtige
naburen, zoo die eens de verwijdering mochten vragen
van personen, die aan geen politiek misdrijf schuldig
staan tegenover onzen staat. Wat wij u niet willen
geven is een macht waarvan ge misbruik zoudt kunnen
maken ten believe van hoog geplaatste personen. Of
kunt ge logen heeten wat de afgevaardigde Couvreur u
voor de voeten wierp, dat ge reeds misbruik hebt ge
maakt van die macht? Was 't een logen toen hij gisteren
in de volle zitting der kamer u in herinnering bracht,
hoe wij ooit onder uw bewind gevaar hebben geloopen
van in een conflict met Engeland te geraken, alleen
daarom omdat een Engelsch meisje, dat de afhankelijke
betrekking van gouvernante is eene aanzienlijke Belgi
sche familie bekleedde, haar eer hooger stelde dan een
handvol gouds en weerstand bleef bieden aan eenen
ouden roué, die op 't eind, zijn immer vruchtelooze pogin
gen moede, haat toonde, waar bij liefde had gehuicheld en
hare uitzetting van u verzocht, op grond dat ze eene
intriguante was die zijn zoon wilde debaucheeren. Had
die kloeke Engelsche zich niet gesteld onder de hoede
van Victoria's gezant, gij, mijnheer Tesch! had ten believe
van een grijztyi wellusteling, die bij u meer geloof vond
dan eene arme vreemdelinge, haar door uwe sbirren via
Ostende doen uitgeleiden. Is 'teen logen, dat ooit onder
uw bestuur eene Fransche actrice haar contract ver
breken en binnen vier en twintig uren België verlaten
moest, alleen omdat een getrouwd man van aanzienlijken
huizo slecht genoeg was ooi bij de gevierde tooueel-
speelster vrouw en kinderen te vergeten en een jonge
melkmuil dwaas genoeg, oin op rekening van papa den
baron, haar met juweelen als te behangen? Is 'teen
logen dat een acteur van het theater des Galeries, eens
tijdens gij minister van justitie waart, bet publiek, dat
naar zijn optreden zat te hunkeren, moest teleurstellen,
alleen omdat hijvijftien francs aan zijn waschvrouw
schuldig was, die, zuster van een policieagent, dezen
wist te bepraten hem bij uwen chef der publieke veilig
heid aan te klagen als samenzweerder, reden waarom hij
in plaats van in de Galeries op de planken te komen,
onder 't geleide van de heilige Hermandad, op 't zelfde
uur naar de Fransche grenzen bij Erquelines werd ver
voerd? Zie, voor het toegeven aan zulke invloeden,
wenschen wij u als Belgisch minister te vrijwaren,
tegen onrechtvaardige besluiten van uitzetting, gegrond
op valsche verklaringen van policieagenten van lageven
en koogeren rang wenschen wij n to waarborgen, en 't is
daarom dat de geavanceerde partij uwe wet bestreden
heeft, en waar gij gisteren met eene meerderheid van
slechts tien stemmen, bijeengeraapt in de rijen uwer
doctrinairen en der clericalen van het centrum, wier
hulp „het liberaal kabinet" in geval van nood niet
schijnt te versmaden, en die gij veellicht kocht ten prijze
van eenige concessie voor de toekomst, het voorstel der
verzending naar de afdeelingen van cle amendementen
van Humbeeck heeft doen verwerpen, daar zullen wij
heden, wanneer 't op eene bespreking der zeven artike
len van het ontwerp aankomt, nog wel bij monde van
den heer Guillery en anderen n nogmaals zeggen, waarom
wij u, noch een uwer opvolgers, zulk een uitgebreide
macht willen toekenueu over don vreemdeling, die aan
België gastvrijheid gevraagd heeft.
Niemand onzer echter maakt zich illusie's over den
uitslag der eindstemming. Waar Frère-Orban zijn bui
tengewoon talent en invloed beschikbaar heeft gesteld
ten dienste van het ontwerp des heeren Tesch, waar een
jong staatsman als Bara, na de verklaring dat hij de wet
afkeurt waaraan hij, naar men wil de miuister van
justitie opzicht, misschien later uitvoering zal moeten
geven maar desniettemin zal voorstemmen, waar Hy-
mans, dcjournalist-afgevaardigde, niet alleen zijn votum
aan het ministerie geeft, maar bovendien ter elfder ure
de kolommen van zijn office de publicité openstelt, ter
bewierooking der in behandeling zijnde wet, waar zelfs
sinds eergisteren, in overeenstemming met de ministerieele
Echo du Parlementbe^.qJericalp Journal de Bruxelles een
maatregel verdedigt vaflLdit ,kahi,qet, alleen omdat zeven
katholieken in h9jT-ce«trueid verklaarden om
op hoog verzoek/toér:'tS;stèïn^éar is de-^'^jig^iet
langer tw0fehicmig,vep-^ailt3i^.OBtyverp bJjfóéëf-dèrlfeid
tot wet worden ,0'
Ik zou mij. na liqt voQ^aah(\^mtsla^4|_^kunnéh reke«