MIDDELRURGSCHE COURANT. Zondag 1865. 2 Juli. N°- \o£ Editie van Zaturdag avond 4 uren. Middelburg 1 Juli. Door de provineiaale commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzlcht in Zeeland is gisteren geëxa mineerd en bevorderd tot stedelijk vroedmeester de heer H. I. P. van den Steen. Naar wij vernemen is de „Vereeniging tot werkver schaffing aan blinden" alhier door Z. M. den koning als rechtspersoon erkend. De overvloedige regen die gisteren en heden in de omstreken dezer gemeente gevallen is, belooft na bet onafgebroken drooge weder sedert de eerste dagen der maand April, van gunstigen invloed te zijn op den stand van sommige veldvruchten en in het bijzonder op dien der voedergewassen. Uit Vlissingen schrijft men ons 30 Juni „De oude strijders van 1813'15, ter feestviering van hier naar Leiden geweest, zijn gisteren per Rotterdam- sche stoomboot teruggekeerd. „Eene hartelijke ontvangst viel hun ten deel. De afdeeling van het Metalen kruis, met de muziek van het 6e regement infanterie aan het hoofd, en een aantal jonge meisjes, met oranjesjerpen versierd, hadden zich naar de aanlegplaats begeven, alwaar zich ook de stedelijke schutterij verzamelde. Bij de aankomst der stoomboot werden de strijders onder het spelen der muziek en van j het carillon van den stadstoren begroet door de jonge meisjes en hun bloemen aangeboden, waarna eene com- missie van de afdeeling van het Metalen kruis hen verwei- i komde. Daarna werden zij met eene afdeeling schutterij, omgeven door de ridders van het Metalen kruis, en ge- volgd door een tweede gedeelte der schutterij, met de j muziek voorop, naar den burgemeester geleid. Door dezen verwelkomd zijnde, geleidde men hen naar de j beurs, de vereenigingszaal der afdeeling van het Metalen kruis, waar bij monde vau den heer A. Ruysch hartelijk dank werd gezegd voor de hulde hun bewezen. „Eene menigte ingezetenen waren bij de ontvangst der strijders tegenwoordig en gaven daardoor blijk hun- 1 ner sympathie, terwijl de bewoners der Palingstraat, waardoor de stoet passeeren moest, op ganschbijzondere 1 wijze hunne hulde betoonden doordien hunne straat geheel met groen was versierd, in het midden een eerepoort was opgericht met toepasselijke opschriften, en eene schoone gasilluminatie was aangebracht, welke des avonds een verrassend effect maakte; terwijl tevens daardoor tot in den laten avond een groot aantal wan delaars werden uitgelokt tot een bezoek, hetwelk een ongewone, doch aangename levendigheid veroorzaakte." Het Noord-Amerikaansch oorlogsfregat Niagara is heden op de reede van Vlissingen teruggekeerd. II. M. de koningin met haar gevolg is Dinsdag namid dag te Londen aangekomen en aan het Claridge hötel afgestapt. Kort na hare aankomst ontving II. M. een bezoek van den prins en de prinses van Wallis en van den hertog van Braband. Het verblijf van II. M. in de Engelsclie hoofdstad zal vermoedelijk veertien dagen duren. Uit Assen schrijft men van 27 Juni: Gisteren namid dag te zes uren heeft de ontvaugst der leden van het landhuishoudkundig congres in de groote concertzaal plaats gehad. Daarna werden de afdeelingen gevormd, die zich naar verschillende localen begaven, om hare besturen te kiezen. Na afloop der vergadering begaf men zich naar de buitensocieteit, waar de stedelijke hoornmuziek verschillende stukken uitvoerde. flBetiocmlngcu en besluiten. leger. Verleend bij gunstige uitzondering op het bepaalde bij koninklijk besluit van den 1 Januari 1841, en zouder eenige gevolgtrekking hoegenaamd voor anderen aan de navolgende gepensioneerde hoofd- en verdere officierenden rang van generaal-majoor aan den kolonel jhr. R. J. A. van Grotenhuis; den rang van luitenant-kolonel aan den majoor W. P. d'Auzon de Boisminart; den rang van majoor aan de kapiteins J. H. Stieneker, H. J. nerbig, G. C. Hartz, A. A. Lang- j gtith en F. Kneppers; Men rang van eersten officier van gezondheid 2e klasse aan den officier van gezondheid le klasse J. F. Reiche. Marine en leger. Uit Nieuwediep meldt men 28 Juni: De Heldin zal op 1 Juli onder zeil gaan; bij Eijerland op Texel zal zij op de Pallas wachten, om te zamen te gaan kruisen. Bij slecht weder zou de Heldin naar Larwick stevenen, om daar de Pallas af te wachten. Het état-major van de Heldin is nu: kapitein-luitenant ter zee, kommandant, j P. W. Stort; luitenant ter zee le klas«e, le officier, jhr. A. C. van Haeften; luitenant ter zee 2e klasse j K. W.C. van Leschen, P. C. Pabst en H. van Broekhuyzen; adelborsten le klasse van Emden, L. Voute J. H. Mij er, R. C. A. L. Jansen, D. Hordijk, F. W. C. Ledeboer en J. P. Lubbe Bakker; officier van gezondheid 2e klasse L. F. Praeger; officier van administratie 2e klasse B. M. E. Crévecoeur; scheepsklerk J. L. Kroeze. Koloniën. 'Men meidtin de Surinaamsche courant, uit Paramaribo, het volgende „Wij vernemen met genoegen dat alhier het plan is gevormd tot de oprichting eenerimmigratie-maatschappij met het oog op landverhuizers uit China. Reeds zijn daartoe onderscheidene bijeenkomsten van belangheb benden in den kolonialen landbouw gehouden, waarbij veel sympathie voor de zaak aan den dag is gelegd, ofschoon men nu nog tot geene bepaalde handelingen is overgegaan. Wij hopen evenwel dat het plan eene spoedige uitvoering zal erlangen en daardoor in eene diep gevoelde behoefte zal worden voorzien. Van de zijde van eenige achtenswaardige Amsterdamsche belang hebbenden in deze kolonie worden naar men ons verzekert ongeveer 500 Chineezen naar herwaarts vervoerddie binnen kort kunnen verwacht worden." Rechtszaken. Den 22 Februari jl. liep de stoomboot Rotterdam, komende van Antwerpen en besterad naar Harwich, ge-1 laden met vee, te Vlissingen met averij binnen. Het vee i werd, door tnsschenkorast van een scheepsmakelaar, den l heer P. Smith, in overleg met deskundigen, te Vlissingen j gestald, terwijl enkele beesten moesten worden geslacht en verkocht. Bij die verkooping meende men dat de J hoeveelheid vet geringer was en de kwarten der ge- i slachte beesten kleiner waren dan men verwachtte. Ook i waren de stevige koptouwen, waarvan de beesten voor zien waren, naar men dacht bij sommigen door andere niet zoo stevige touwen vervangen. Een en ander had ten gevolge dat Donderdag vóór acht dagen voor de arrondissements rechtbank alhier terecht j stonden A. Levie, veehandelaar en slachter, en P. L. j Horneman, slachter, beide wonende te Vlissingen, be- i klaagd van te zamen en in gemeen overleg tusschen j den 22 en 25 Februari 11. te hebben achtergehouden eene groote hoeveelheid vet van twee ossen en twee koeien van de genoemde met averij binnengeloopen stoomboot Rotterdamten tweede van het zich toeeigenen van vleesch van de kwartieren der geslachte beesten (waar- vau een was afgekeurd); en eindelijk van verwisseling der koptouwen. 1 Niet minder dan achttien getuigen werden in deze zaak gehoord. De beklaagden ontkenden dat zij iets hadden achter gehouden en evenzeer dat de koptouwen op hun last zouden verwisseld zijn. j Do substituut-officier van justitie zeide in een vooraf- spraak van zijn requisitoir, dat er op velerlei wijze I voorbeelden voorkomen boe er op eens anders bezit- j tingeu inbreuk wordt gemaakt, doch dat geene wijze zijns inziens meerdere afkeuring verdient dan die welke het onderwerp van dit onderzoek uitmaakte. Deze meening trachtte hij te staven door een overzicht der feiten, hetwelk in het kort op het volgende neder- kwam. Toen de stoomboot Rotterdam met averij aan de machine te Vlissingen binnenkwam had de lading vee aan boord der boot veel geleden. Na een onderzoek door deskundigen werd bepaald dat het vee gedurende den tijd der herstelling van de boot moest worden gestald, met uitzondering van eenige beesten, die geslacht en vervolgens verkocht moesten worden. Aanvankelijk bestond het plan niet om den beklaagde Levie met het stallen en slachten te belasten, doch deze was een der eersten aan boord, zoodat hem later werd opgedragen vier beesten te slachten en een vijftigtal te stallen, die alle van goede koptouwen waren voorzien. Bij de tentoon stelling van het den 23 Februari te verkoopen vleesch trok het de aandacht dat de kwarten der door Levie ge slachte beesten zoo klein waren, alsmede dat er zoo weinig vet aanwezig was. De aanmerking was, volgens spreker, niet ongegrond, hetgeen bleek uit een bij de stukken opgenomen notarieelen staat van verkoop. Hij deed mededeeling van de prijzen die de verschillende beesten bij de drie gehouden verkoopingen hebben opgebracht, alsmede van de hoeveelheid vet van die beesten afkomstig, om daarmede aan te toonen dat de beesten van Levie aan wien beste ossen en koeien, éen zelfs zeer groot en zwaar, waren afgegeven naar evenredigheid zoo veel minder dan de overige hebben afgeworpen. Of er van de kwarten der beesten bij den beklaagde vleesch was afgesneden, achtte hij onzeker. Voor het achterhouden van vet en de verwisseling der koptouwen daarentegen meende hij meerdere zekerheid te hebben. Ten aanzien van het vet toch is door getuigen verklaard dat zij, toen de beesten waren afgemaakt, door de be klaagden gelast zijn om hier en daar stukken vet af te nemen en in de kas te bergen. Dit moet, zeide despreker, stellig gedaan zijn met oogmerk om zich dit vet toe te eigenen, want toen de last gegeven werd tot het bergen van het vet in de kas, lag daarin ook nog vet van de beklaagden zelve. Meerdere bevestiging hiervan vond hij nog daarin dat de beklaagde kort daarop 132 pond aan den winkelier Goeree heeft verkocht, zijnde dit eene hoeveelheid welke verre de vroegere en latere leveranciën overtreft. Evenzoo achtte het openbaar ministerie uit het ge houden onderzoek gebleken dat de beklaagde Levie last heeft gegeven om de goede koptouwen van het vee bij het aan boord brengen door andere niet goede touwen te verwisselen. De vraag of de tweede beklaagde, aan wien niets is opgedragen, ook aan het feit behoorde te worden schul dig verklaard, meende hij toestemmend te moeten beant woorden, omdat de tweede beklaagde wist dat de eerste vee bekomen had en voor zyne werkzaamheden loon ontving; hij kende ook de gemaakte voorwaarden, zoo dat hij aan het feit met volkomen wetenschap heeft medegewerkt. Hij requireerde mitsdien de schuldigverklaring van beide beklaagden aan misbruik van vertrouwen en hunne veroordeeling tot eene gevangenisstraf van twee maan den tot twee jaren ieder in eene geldboete van f 12.50 en solidair in de kosten van het proces. De verdediger mr. W. C. Borsius deelde als de indruk welken deze zaak op hem gemaakt had mede, dat zij ten eenenmale onbewezen was. In de eeiste plaats bestreed hij de beschuldiging dat beide beklaagden „te zamen en in gemeen overleg" zouden gehandeld hebben. Ieder van beide toch isz. i. op zich zelf staande: in den regel is Levie veehandelaar, Horneman slachter. Iu deze zaak is Levie slachter en is hij, die met de slachting en stalling belast was, schuldig en mitsdien strafbaar, Horneman niet. Had deze al iets onder zich gehouden, dan zou hij schuldig zijn aan diefstal, maar nooit aan misbruik van vertrouwen, zooals hem is ten laste gelegd. Te zijnen aanzien vroeg pleiter dus in de eerste plaats algeheele vrijspraak. Vervolgens stond de verdediger stil bij de drie punten

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 1