machtiging wordt gevraagd tot herziening van het reglement van algemeene plaatselijke polieie. Na ontkennende beantwoording van eene vraag van den heer Ruysch, of namelijk onder de bedoelde ver ordeningen ook begrepen zijn diegene welke op het belastingstelsel betrekking hebben, iB de genoemde concept-verordening goedgekeurd. De heer Winkelman brengt, namens de commissie voor het belastingstelsel, rapport uit betreffende het in de vorige zitting ingekomen adres van den broodbakker P. L. de Munck, houdende verzoek om teruggave van plaatselijke belastingen wegens aan de magazijnen der marine te Vlissingen geleverd beschuit, welk verzoek te voren reeds i s afgewezen èn door de administratie der belastingen èn door den minister. In overeenstemming met het advies vau den controleur strekt de conclusie van het rapport der commissie mede tot afwijzing van het verzoek van den adressant, als in strijd met het tusschen de marine bestaande contract, daar delevering, waarvoor restitutie wordt gevraagd, aan de magazijnen doch niet aan de vaartuigen der marine heeft plaats gehad. Bij deze conclusie is evenwel door de commissie aangenomen dat de adressant te goeder trouw kan hebben gedwaald als hij bij de levering op restitutie beeft gerekend. De heer van Uije Pieterse zegt dat hij als lid van het dagelijksch bestuur verplicht is de hand te houden aan de bestaande verordeningen en hij ook moet erkennen dat het rapport der commissie voor het belastingstelsel op goede gronden steunt. Bij hem heeft echter de over tuiging geheerscht dat de Munck bij de levering van bet beschuit op restitutie gerekend heeft en, zooals ook dooi de commissie wordt erkend, te goeder trouw heeft ge dwaald. In die overtuiging zou hij dan ook het verzoek om restitutie willen zien ingewilligd als de zekerheid kan worden verschaft dat de 1200 pond beschuit, waar vanrestitutie wordt gevraagd, werkelijk is uitgevoerd. In deafwijzingvanhetverzoekligtzijnsinziensietsdatstrijdt tegen 't gemoed, zoodat hij voorstelt burgemeester en wethouders te machtigen om bij den minister van marine onderzoek te doen of de uitvoer werkelijk heeft plaatsge had en zoo dit het geval blijkt te zijn, den adressant als eene gunst de gevraagde teruggaaf toe te staan, daar het be schuit, volgens zijne zienswijze, niet iu de gemeente is verbruikt. Nadat dit voorstel behoorlijk is ondersteund en in be raadslaging gebracht, zegt de heer Ruysch dat niemand meer belang kan stellen in een braaf en achtenswaardig huisvader dan hij. Als zoodanig is de adressant hem ook bekend en het spreken met dezen had hem aanvankelijk gunstig voor het verzoek gestemd. Latere inlichtingen hebben evenwel bij hem de overtuiging gevestigd dat hier geen sprake kan zijn van recht op restitutie, daar geen uitvoer heeft plaats gehad. Als voorbeeld hiervan haalt spreker onderslellenderwijze aan, dat hij als wijn- kooper wijn heeft geleverd aan een officier der marine, bij wien de wijn aan huis is bezorgd; wanneer nu die officier later den wijn aan boord van het schip laat brengen, dan zou ik zegt de heer Ruysch evenzeer kunnen meenen recht op restitutie te hebben. Ook is er z. i. nooit vergoeding voor plaatselijke belasting verleend dan bij force majeurewelke hier niet heeft bestaan. De Munck moge hebben gedwaald of niet gedwaald, maar in elk geval heeft de nitvoer door de marine en niet door hem plaats gehad, want in het laatste geval bad hij een billet moeten teekenen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Om deze redenen is spreker tegen het toestaan van ver goeding. Het door den heer Ruijsch aangevoerde voorbeeld van den wijn wordt door den heer van Uije Pieterse als niet geldende beschouwd, daar in zoodanige levering de belasting reeds begrepen is-,Bij hem blijft steeds de over tuiging bestaan dat de Munck in zijne berekening heeft gedwaald, vooral in verband met het onderhoud dat deze met den controleur te dier zake gehad heeft. De heer Winkelman deelt mede dat de controleur tot den adressant gezegd heeft dat hij controleur met uitvoer bij levering aan de marine niets te maken heeft. Dat antwoord was, volgens spreker, juist, doch volgens den heer van Uije Pieterse is door dit antwoord de dwa ling van de Munck ontstaan. De beer Ruijsch wijst op de zonderlinge houding, welke de raad en het dagelijksch bestuur aannemen als zij optreden als bemiddelaar tusschen de Munck en den minister. Er bestaan verordeningen, en die verordeningen wijzen z. i. duidelijk aan, dat de Munck, zoo hij beschuit heeft uitgevoerd, een billet daarvoor had moeten tee kenen. Daar hij dit niet heeft gedaan kan er ook van geen uitvoer sprake zijn. De heer Hector verklaart dat hij zich met het voorstel van den heer van Uije Pieterse wel zou kunnen vereenigen, mits door het dagelijksch bestuur aan den minister van marine werd gevraagd, of door hem geen aanspraak op de restitutie wordt gemaakt. De heer Winkelman verklaart zich tegen het voorstel van den heer van Uije Pieterse, niet zoozeer omdat hij als lid der commissie heeft medegewerkt aan het advies tot afwijzing, als wel met het oog op vroegere door de Munck aan de marine gedane leveringen tot minder prijs dan de nu besprokene. Volgens den heer van der Hijden, die verzekert zich op de hoogte der zaak te hebben gesteld, is het verschil in den prijs van het geleverde vooral aan de thans gebruikte vaatjes te wijten, en is hij voor het voorstel van den heer van Uije Pieterse. Bij hem is ook de vraag gerezen of er niet tweemaal belasting wordt betaald, wanneer het beschuit als ziekenkost uit het magazijn der marine door den rijksontvanger wordt verkocht en de kooper alsdan ook de daarvoor gevorderde belasting betaalt? Op genoemde vraag antwoordden verschil lende leden, onder aanhaling van voorbeelden, dat zulks geschiedt op grond van wettelijke bepalingen, waaraan ieder onderhevig is. De voorzitter zegt dat hij aanvankelijk voor het ver zoek van de Munck gezind was, doch bij het nazien der bepalingen van het contract van aanneming is hem gebleken dat de Munck geen recht op restitutie heeft en ook zeer goed met die bepalingen bekend kon zijn. De bestrijding van het rapport der commissie dooi den heer van der Hijden, die als lid dier commissie zelf daaraan heeft medegewerkt, heeft de bevreemding van den heer Ruijsch gewekt, zooals hij ook te kennen geeft, met bijvoeging dat hij een antecedent van het geven van vergoeding voor verlies van dezen adressant gevaarlijk acht, daar dan in het vervolg ieder aannemer, die eene verkeerde berekening heeft gemaakt, wel vergoeding zou kunnen vragen. De heer van der Hijden erkent dat hij als lid dei- commissie voor de conclusie van het rapport heeft ge stemd; hij is echter verwonderd over de bevreemding van den heer Ruysch, want z. i. kan men na verloop van een drietal dagen wel van zienswijze veranderen, gelijk althans bij hem het geval is geweest. Zoodanige ver andering van overtuiging noopt hem thans zijne stem aan het voorstel van den heer van Uije Pieterse te geven. Door den voorzitter op de bestaande voorwaarden gewezen zijnde, merkt de heer van Uije Pieterse op dat art. 8 dier voorwaarden eenigszins duister is gesteld en dat juist dat artikel hier van'toepassing is. Die bepaling door den heer Winkelman toegelicht zijnde, voert de voorzitter nog als bezwaar tegen het meergenoemde voorstel aan, dat er ook eene bepaling bestaat, volgens welke, als er restitutie voor levering aan de marine ver leend wordt, het bedrag dier restitutie door de marine van de aannemingssom wordt afgetrokken. Dit bezwaar weegt echter niet bij den heer van Uije Pieterse, die zegt dat men dan toch op den rechten weg is en zich niets te verwijten heeft. Alsnn legt de heer van Uije Pieterse zijn voorstel schriftelijk over, in verband met de clausule van den beer Hector strekkende: om het dagelijksch bestuur te machtigen tot het doen van onderzoek bij den minister van marine, of de 1200 ponden beschuit uit het magazijn geleverd zijn en, zoo het blijkt dat de uitvoer werkelijk heeft plaats gehad en door den minister geen aanspraak op de restitutie wordt gemaakt, die alsdan als eene gunst aan den adressant toe te staan. Het wordt in omvraag gebracht en verworpen met 6 tegen 5 stemmen. Vóór stemden de heeren Mestdagh, Hector, Pot, van der Hij den en de voorsteller. De conclusie van het rapport der commissiestrek kende tot afwijzing van het verzoek, is daarop aangeno men met 8 tegen 4 stemmen. Tegen steraden de heeren Mestdagh, van Uije Pieterse, Pot en van der Ilijden. Op een ingekomen verzoek van het parochiaal roomsch katholiek armbestuur, tot het doen van af en overschrij vingen op hunne begrooting voor 1864, is gunstig be schikt. Is ingekomen eene voordracht tot benoeming van een lid in de plaatselijke schoolcommissie, in de plaats van den heer B. J. Tideman, in de vorige zitting op zijn ver zoek eervol ontslagen. Op de voordracht zijn geplaatst de heeren mr. P. J. Callenfels, kantonrechter, en dr. W. Astro, predikant. Overeenkomstig het reglement van orde is de benoeming aangehouden. Aan de orde wordt gesteld de beraadslaging over een voorstel der commissie van fabricage, tot het maken van een steenen teerput aan de gasfabriek, en wel onder eigen beheer met het oog op bet daardoor volgens het opgemaakte plan te verkrijgen voordeel. Na eenige toelichting, door den heer Winkelman ge geven, deelt de heer de Kruyff mede, dat hij niet tegen woordig'is geweest in de zitting der commissie van fabricage waarin dat plan is vastgesteld, want dat hij alsdan zijne stem daaraan zou hebben onthouden. Een nauwkeurige berekening toch heeft hem de overtuiging geschonken dat ook hier aanbesteding boven uitvoering onder eigen beheer verre te verkiezen is, daar de kosten alsdan veel minder zullen bedragen. Nadat de heer de Kruyff deze zijne overtuiging met cijfers heeft gestaafd, verklaart ook de heer van der Os zich voor eene aanbe steding, waarmede ook de heer Winkelman thans ge noegen neemt, onder opmerking dat het voorstel tot uitvoering onder eigen beheer alleen gegrond was op het aanvankelijk verwachte voordeel daarvan. Op zijn voorstel is vervolgens besloten: 1. het plan tot het maken van een teerput goed te keuren 2. het bedrag der kosten, uit de onvoorziene uitgaven te bestrijden, voorloopig te bepalen op f 7003. het plan tot nadere herziening aan de commissie van fabricage terug te zenden en, eindelijk, bij goedkeuring, het werk aan te besteden. Tot leden van het stembureau voor de verkiezing op den derden Dinsdag in Juli van vijf leden van den gè-," meenteraad, die in September aan de beurt van aftreding zijn zijnde de heeren Mestdagh, van Uije Pieterse, de Groof, de Kruyff en Hector alsmede van een lid in de plaats van wijlen den heer Schmidt, zijn benoemd de heeren van der Hijden en Pot, en als plaatsvervangers de heeren van der Os en Wels. Voor kennisgeving worden aangenomen de volgende mededeelingen des voorzitters: dat zijn goedgekeurd de besluiten van 3 Mei jl. tot beschikking over de onvoor ziene uitgaven der begrooting voor 1865, tot wijziging van, alsmede tot af- en overschrijving op de begrooting voor 1864; en voorts dat de ontvangst is bericht van het besluit tot wijziging der verordening tot beteugeling der kinderziekte. Mede is voor kennisgeving aangenomen de mededee- ling van den uitslag der volgende plaats gehad hebbende aanbestedingen: a. het uitslatten van eene sloot bij de begraafplaats, begroot op f 240, aangenomen door den heer J. Filis voor f 182; b. de levering van straatkeien, begroot op f 1000, aangenomen door den heer A. Hin ders, te Breskens, voor ƒ898; c. de levering van rnachi- nalen waalsteen, begroot op 1100, aangenomen door den heer R. Lours, te Amsterdam, voor f 1019; d. het uitbaggeren der havens, begroot op f 1700, aangenomen door den heer J. Filis voor/" 1678; e. het afhalen der harde kanten, begroot op f 300, aangenomen door den zelfden voor ƒ288f. het onderhoud der kaaimuren, be groot op f 1950, aangeuomeu door denzelfden voor ƒ1348. Als curiositeit deelde de heer van Uije Pieterse mede dat bij laatstgenoemde aanbesteding de hoogste inschrijving ƒ2390 bedroeg, zijnde alzoo een verschil van 1042 met de laagste inschrijving. Nadat de zitting eenigen tijd met gesloten deuren is voortgezet, deelt de voorzitter bij de heropening mede, dat de door burgemeester en wethouders gedane oproe ping van sollicitanten voor de vaceerende betrekking van eersten hulponderwijzer op de school van den heer Stuart, vruchteloos is geweest. Daar het wensohelyk is dat genoemde heer op zijne school meerdere hulp krijgt stellen burgemeester en wethouders voor, voorloopig een der vorige sollicitanten als tweeden hulponderwijzer, den heer Rorik, thans als zoodanig mede aan te stellen, daar de andere tweede hulponderwijzer, de heer van de Wolde, toch den hoofdonderwijzersrang bezit en acte heeft voor Fransch, Engelsch en wiskunde, zoodat hij misschien zich ook wel spoedig zal trachten te bekwamen voor het verkrijgen eener acte voor Duitsch, ten einde als eerste hulponderwijzer werkzaam te kunnen zijn. Onder goedkeuring van den schoolopziener is overeen komstig dit voorstel besloten. De heer Pot vestigt de aandacht, naar aanleiding van de gedane aankondiging dat in de volgende maand de kermis zal worden gehouden, op de liedjes die door orgeldraaiers worden gezongen en uitgevent, welke meerendeeh de onzedelijkste strekking hebben. Met de zedelijkheid is het te Vlissingen zijns inziens zóo treu rig gesteld, dat hij het wenschelijk aciit dat de bestaande strafbepalingen op die liedjeszangers met strengheid worden toegepast: hij had gemeend daaromtrent een voorstel te moeten doen, ware het niet dat de toepassing van art. 287 van den code pénal aan zijn bezwaar kan tegemoet komen. Hierop antwoordt de voorzitter dat deze zaak z. i. tot de zorg der polieie behoort. Mocht hij evenwel kennis krijgen van de gegrpudüèM-dgr klacht van den heer Pot, dan verklaart hu-'ziEÏÏ bqreta^r op te letten.en diè liedjeszangers té VM\ -v Op voorstel h>ak-'den lieer;vgra Uije Pieterse is aan burgemeester d^^v^hoh'ders éeWnbepaald crediet ver leend voor deu vAA-ê.rCocrht deiO&rae strijders die aau de j feestviering te Leiden fe'irileu deelnemen. Hiermede de werkzTRrnrheflen afgeloopen zijnde, wordt de vergadering door den voorzitter gesloten.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 3