onder aanvoering van het guerilla opperhoofd Regules, in den vroegen morgen van 11 April jl. kampeerende is verrast, aangevallen, gedood of gevangen genomen is geworden. De vijand was drie duizend man sterk, 't Stond dus als tien tegen een. De Belgische vrijwilligers zijn na den eersten aanval in eene aan een klooster be- hoorende kerk teruggedrongen, waar zij volle vier uren met leeuwenmoed hebben gestreden. Telkenmale hebben zij getracht zich een uitweg te banen, waaraan het aan zienlijk verlies van officieren is toe te schrijven, die natuurlijk aan 't hoofd hunner troepen de kerk willende verlaten, het eerst aan het vuur blootstonden. Wie bij den ingang niet neergesabeld of doodgeschoten zijn, zijn in de kerk in de vlammen omgekomen, daar de vijand er den brand instak. Met den majoor Tydtgadt ziju zeven officieren gebleven en drie gekwetst. Hetofficieele rapport zegt dat van de troepen 20 man zijn gedood en 11 gekwetst, terwijl 210 manschappen gevangen zijn genomen, die men zal trachten uit te wisselen, daar den volgenden dag de Fransche kolonel de Poitier een aan zienlijk voordeel behaald en tal van Juaristen gevangen heeft gemaakt. In hoeverre die cijfers juist zijn, zal de volgende mail moeten loeren. Ik betwijfel de juistheid. Uit de rapporten blijkt overigens dat de gevangenen naar de binnenlanden zijn vervoerd en zeer goed be- j handeld worden. De officieren heeft men wapens en paard laten behouden, de manschappen van vivres voorzien. Onder de gesneuvelden behoort de zoon van den minister van oorlog, de kapitein-adjudant baron Cbazal. Deze tijding domineert hier op dit oogenblik alles. De natie is in rouw, te meer daar de namen der gesneuvelden, behalve die der officieren, hier nog niet bekend zijn. Niemand spreekt over iets anders dan over Mexico. Onder het volk heerscht eene spanning, die op twee wijzen zich lucht geeft. Er zijn twee partijen. De eene eischt van de regetring deonmiddellijke terugroeping van het corps de andere en bij deze sluit het leger zich aan, speciaal het corps karabiniers, waarvan de meeste onderofficieren zich naar den minister van oorlog hebben J begeven, om hunne dienst voor Mexioo aan te bieden dringen aan op de uitzending van een geheel uit Belgen j en vrijwilligers bestaand expeditiecorps, om de gevalle- j nen te wreken. Bij dagorder is aan het leger het geleden J verlies bekend gemaakt en aanstaanden Zaturdag zal in de St. Gudule te dezer stede een plechtige lijkdienst j voor de gesneuvelden door den groot-aalmoezenier wor- j den gevierd. Deze dagorder heeft reeds tot een debat in de kamfer aanleiding gegeven. Jl. Maandag toch heeft de heer Coomaus, ongeacht hij wist dat, al was generaal Chazal te recht fier op den heldendood van zijn zoon, deze toch met zijne echtgenoot radeloos was van ver- driet, die dagorder ter sprake gebracht, bewerende dat, i waar het ministerie herbaalde malen verklaard had dat het de werving en het bestaan van het Belgiseh-Mexi- caansch legioen als eene aan België geheel vreemde zaak j beschouwde, de minister van oorlog geen recht had, I deze troepen met het Belgische leger te identificeren. Hij werd bij die motie door den Antwerper afgevaardigde, den heer d'IIane de Steenhuyze, gesteund. Onmiddellijk i echter ging in de kamer, zoowel onder de meerder- als minderheid en op de tribunes, een rumoer op, dat, den interpeliant overtuigen kon, hoe zeer men 1 zijne motie op dezen oogenblik misplaatst achtte. Aan den minister van buitenlandsche zaken, den heer Rogier, vielen dan ook luide toejuichingen te beurt, toen hij de heide afgevaardigden op flinke wijze terecht Izette en zonder hunne handelingen te qualificeeren, iever te 'brandmerkenzoo als 't verdiend was geweest, hun deed gevoelen hoe weinig gentlemanlike, hoe erg ongepast die was. Rogier was op dien oogenblik geheel de oude. Ik had in lange hem zoo niet hooren spreken. Plij sprak goed, omdat zijne verontwaardiging hem de woorden op de lippen lag. Hij was toen geen minister, rijk aan paraphares, omdat hij zich vastklemmen wilde aan eene portefeuille, die sinds lange dreigt aan zijne vingers te ontglippen; hij was een burger vau den staat, die zich gekwetst gevoelde waar hij twee volksvertegen woordigers blijk zag geven van algeheel gemis van gevoel, en 't ervaren moest hoe zelfs een verordende zielemis voor in den vreemde gesneuvelde landskinde ren, der clericale partij, de mannen vau de kerk en 't ge loof niet te heilig was, om ze niet aan te grijpen als een middel om een kabinet te bestrijden, dat God diende naar zijn overtuiging en geweten; 't weigert aan de slaven der bisschoppen en priesters het roer van staat in han den te geven. O! die kerk en dat geloof! Die ultra's van Rome en Geuève wanneer zal de tijd eens komen dat het volk, dat alle natiën zullen breken met die getabberde en gebefte vormendienaars, om van hunne zoutelooze ge bedenboeken en hnnne lijvige bijbels een auto da fé te maken, welks vlammen hen zullen kunnen voorlichten op hun aftocht uit elk vrij land, uit de nabijheid van elk verlicht volk! Geloof echter niet, dat al sprak ik mijn afkeurend oor deel uit over de motie Coomans-d'IIare de Steenhuyze, ik daarom mijn zegel hecht aan de taktiek van het kabinet in zake de Mexicaansche quaestie. Integendeel, ik hou het er nog altijd voor dat de natie stelselmatig wordt misleid en dat de toestand onzer vrijwilligers vrij wat erger is dan de officiëele en officieuse bladen die schil deren. Er komen mij desaangaande te veel particuliere brieven uit Mexico ter hand, die van het tegendeel ge tuigen, dan dat ik aan de verzekeringen van het kabinet en zijne pers ten deze geloof zou slaan. Nog dezen mor gen stelde men mij er eene van een vrijwilliger ter hand, die ik woordelijk voor u vertaald heb, om u zelf het oor deel over te laten over de waarheid der mededeelingen, b. v. van de Indépendance en den Echo du parlement. De brief luidt als volgt: Morelia 20 April 1865. Waarde oudersIndien ik al lang gewacht heb met u te schrijven, dan is dat geweest omdat ik eerst nu heb leeren inzien, hoe verkeerd ik gehandeld heb, door zon der uwe toestemming dienst voor Mexico te nemen, ter wijl daarbij kwam dat ik vreesde gij ontevreden op mij wezen zoudt. Nu er echter eenigen tijd na mijn vertrek verloopen is, durf ik de pen opnemen om u te schrijven in de hoop dat gij mij reeds vergiffenis zult hebben ge schonken. Ik hoop ook dat gij allen welvarend zijt, ik heb geen vuriger wensch. Wat mij betreft, ik ben ook wel. Als het maar zoo mag blijven. Sedert wij Frankrijk verlaten hebben, heeft nog geen onzer een ander bed gehad dan de planken van het schip, de slootkant langs den weg of de steenen vloer van eene kazerne. De Belgische couranten vertellen u dat wij op marsch nooit meer dan drie mijlen daags hebben gemaakt en dat de bevolking vau dit land zoo zeer op ons gesteld is, dat zij ons met bloemen en vruchten te gemoet komt, onder 't geroep van „daar heb je de Belgen, leve de Belgen." 't Mocht wat! 't Is precies heelemaal anders. Die dit vertellen liegen als een dief. Integendeel, wij maken niet zelden 20 mijl opeen etmaal en de kortste dagmarsch was nog altijd 7 of 8 mijlen lang. Wat het „leve de Belgen" betreft, in plaats van dat hooren we niets dan scheldwoorden en verwen- schiugen. In plaats van met bloemen begroet men ons op eiken hoek van de straat meteen alles behalve vriend- schappelijken dolksteek. Alleen te Pnebla en te Mexico hebben wij ecuige dagen halt gehouden. Van daar zijnwe naar Morelia vertrokken om de guerilhibenden te ver jagen, die de in het bezit van den keizer zijnde stad be dreigden. Vier compagniën voltigeurs, waaronder de 6e, waartoe ik behoor, zijn dadelijk op Tacamburon gericht, waar we ook terstond door de benden van generaal Orteaga zijn aangevallen. Wij waren overigens bijna onmiddellijk geheel uiteengeslagen. Onze offieieren waren in hunne logementen bij het kamp, toen dat verrast werd. Op 't hooren van :t eerste geweerschot, kwam de aanvoerder der kolonne, de majoor Tydtgadt, op het balkon om te zien wat er gaande was. Hij had zijn hoofd nauwelijks over de leuning gebogen of hij viel door verschillende kogels getroffen. Kapitein de Schrymaecker, mijn kapi tein, is voor dood op het slagveld blijven liggen. Met hem ook de kapitein Gauchin, de luitenant Carlot en de tweede luitenant de Biber, Kapitein Gauchin comman deerde de5e compagnie voltigenrs. De kapitein-adjudant Chazal, zoon van onzen minister van oorlog,de luitenants Petiten Bourdin,en de tweede luitenants vanderBnscheu Palwaszijn ook gesneuveld. Dechirnrgyn-majoor Lejeune is door een kogel doodelijk getroffen op het oogenblik dat hij aan een gekwetste vijand hulp verleende. AI de andere zijn gedood of gevangen. Ik was gelukkig op dat oogenblik hier te Morelia in 't hospitaal, omdat ik een kwetsuur aan den voel had,die mij belette de kolonne te volgen. Dat trof ik, want twee koeren dat onze troep op Tacamburon marcheerde was ik mee geweest. Nu de derde en noodlottige keer bleef ik gelukkig achter. O! wat zijn we hier diep ongelukkig! was ik maar thuis. Misschien, lieve vader! is er wel een middel op. Ik ben minderjarig en zonder uwe toestemming wegge- loopèn. Gij hebt dus het recht mij op te vordereu. Ik heb er zoo over gedacht. Richt eene petitie des aan gaande aan den koning of aan den minister van oorlog. Laat die ondersteunen door een uwer kennissen die invloed heeft en zie gedaan te krijgen dat ik terug kom, op voorwaarde dat ik in België mijn tijd zal uitdienen. Als u het doen wildet en het gelukte eens, dan zoudt u eens zien dat ik een vrij wat beter zoon worden zou, dan ik tot heden geweest ben. Ik zou mij fatsoenlijk gedra gen en u in 't minst geen reden tot ontevredenheid meer geven, wat vroeger maar al te zeer het geval is geweest. Het zal best kunnen gaan, want ik heb hier gehoord dat er te Brussel velen zijn die hunne kinderen opeischen en dat er in de kamer veel over ons gesproken wordt. Schrijf mij eens spoedig of'dat al dan niet waar is. Tot heden is ous lot nog niets veranderd en van alles wat men ons beloofd heeft, hebben we nog niets ge vonden. Wij zitten vol ongedierte, zoodat wij ons niet reinigen kunnen. VIen 1zijn hier zoo farnil- jaar als in België de vliegen. Zij eten ons letterlijk op. Ik eindig deze en omhels u in gedachten. Mocht ge maar allen gezond blijven en lang leven. Adieu! lieve ouders, adieu. Uw Joseph is nu nog niet dood, maar het zal misschien niet lang meer duren. Ik hoop wel het tegendeel, maar men kan nooit weten Doe daarom maar uw best dat ik weer thuis kom. Groet s. v. pl. al mijne vrienden en geloof mij van harte. Uwen en altijd liefhebbenden zoon Adres Joseph. Mr. Joseph Deouver, père Rue de chandelier, no. 7 bij de Rue haute Brussel. Ik erken metu, dat de jengdigelieer Deouver, dienuzelf erkent een slecht zoon te zijn geweest, ook thans niets ver der bewjst dan dat hij ook een heel slecht soldaat is, die naar :tgevaar dreigt, naar de vleeschpotten van Egypte terug verlangt en liever bij moeder achter den haard zit, dan 't vergoten bloed zijner kameraden te gaan wreken. Dat neemt echter niet weg, dat waarde mededeelingen in zijn brief zoo geheel overeenstemmen met die, voorko mende in tallooze andere, die dageljks aan de geavan ceerde dagbladen ter plaatsing worden aangeboden, waar in den geheelen toon iets kunsteloos en ongedwongens doorstraalt, ik wat hij schrijft voor waarheid aanneem en het kabinet schuldig hou aan 't verbergen van feiten, die de natie recht had te weten en die men toch zoolang de pakketboot van St. Nazaire nog brieven uit Mexico meebrengt, op den duur niet verborgen kunnen gehouden worden. Waarom niet. liever flink de waarheid gezegd? Men zou misschien goedgeloovigen hunne illusies be nemen, maar men zou dan toch ook de verstandige meer derheid niet verbitteren. Aanstaanden Zaturdag avond wordt in 't lokaal den Louve eene meeting gehouden, om bij de regecringaau te dringen om alle aangevraagde verloven voor Mexico te weigeren, die men vreest dat met volle ruimte zullen worden toegestaan, waar men zegt dat het hoofddoel der komst van den dezer dagen hier gearriveerd en parti culieren secretaris van keizer Maximiliaan, de heer Eloiu, geen ander is dan onze regeering te bewegen om de werving van een nieuw expeditie-corps toe te staan. Koning Leopold heel hersteld en is getrouwd met de baronnes Meijer d'Eppenhove. Men heeft het zoolang mogelijk stilgehouden en zelfs den Moniteur laten liegen. '1 Was trouwens de eerste logen van den Moniteur niet. De hertog van Brabant schijnt over het gebeurde echter zoo uit zijn humeur te zijn geweest, dat hij niet heeft, kunnen zwijgen, toen het morganatisch huwelijk ter zijner kennis kwam. Hij moet zich zelfs hebben laten ontvallen: „Mijn vader heeft dat koning Willem I nagedaan. Deze was echter verstandiger, want hij abdiceerde voor hij met een grijs hoofd een jongelings-dwaasheid begon." De hertog die eenige dagen in Engeland heeft door gebracht, is gisteren hier teruggekeerd. Hij heeft zijn intrek genomen op't paleis te Brussel. Koning Leopold is nog altijd te Laeken. Z. M. heeft dezer dagen een paar malen de boulevards rondgereden. De geestdrift was niet groot. Men begreep dat de koning zijne tune de mi el op 't kasteel van Laeken niet zou hebben afgebroken, had de staat geen leening voor publieke werken van 60 millioen francs te sluiten. Die nj'tourfjes zijn speculatiën dia hausse. In October a., de vijftiende verjaardag van 't overlijden van II. M. de koningin, zal de nieuwe, prachtige kerk, het aanstaande St. Denis der Belgische vorsten, voltooid zijn. Behalve over de Mexicaansche quaestie is Brussel op dit oogenblik nog in twee partijen verdeeld; de Marcha- listen eu de anti-Marchalisteu. Marchal is de iimonadier van den bekenffën'WaiixmÖI in 'tPafk. Het gemeente bestuur hcefyb.m Jiïjzpndere-ïeden zijne vergunning om entrées te wei^fe|'en'by (jes avonds daar gegeven wor dende conc^èfcingeteökke'n én het ter^fer^bbek domein verklWt'd^Waaï zeker deel van 'tp:iïbliek,7ia'i\^k gaarne muzieK hoopt, binnenstormt en. op de sleeproCfês van onze dames^-mt-de haute volée trapt enjlen deiM-1 monde brutaliseerd, heeftonzejeunesse dprée zichde zaak aangetrokken en bepaald dat men 50 centimes zatrW- talen voor een stoel en 't ontvangen groen contramerk als leuze op den hoed zal plaatsen. Wie nu zit is een Mavchallet die betaalt, en wie niet zit een anti-Marchallet die gratis komt luisteren en dus niet geteld wordt, O! die moderne Guelfen en Gibellijnes!

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 3