Leeuwarden, door ooggetuigen ingezonden, was echter niet eene weddingschap de aanleiding tot die daad, maar het te veel bouwen op eigen krachten bij de zucht om te toonen dat men in tijden van gevaar niet zou behoeven terug te deinzen. Bij de officieren v. R. en v. L. bestond namelijk sedert eenige dagen het plan om, in uniform, hunne geoefendheid in het zwemmen te toonen. Niettegenstaande de raadgevingen van anderen en den aan van kei ij ken tegenzin van v. R. haalde echter v. L. zijn makker eindelijk over. Hij begaf zich, onge wapend, in de stadsgracht achter den Prinsentuin te water en werd onmiddellijk door v. R., gewapend, ge volgd. Deze had gelukkig den overkant bereikt toen hij zag dat zijn kameraad op eenigen afstand in gevaar verkeerde. Hoewel doodelijk vermoeid ontdeed hij zich van zijn sabel en begaf zich andermaal te water om hulp te verleenen; zijne pogingen bleven echter, even als die van anderen, vruchteloos en een half uur later werd slechts het lijk van v. L. opgehaald. De berichtgevers voegen er bij dat beide heeren op het oogenblik toen zij te water gingen volkomen kalm waren. Sommige dagbladen geven zeer uitvoerige beschrij vingen van de feesten waarvan de stad Florence bij gelegenheid van de onthulling van het standbeeld van Dante het tooneel is geweest. Wij trekken daaruit beknopt het volgende samen: Het beeld van Dante is opgericht voor de kerk Santa-Croce, waarin hij begraven ligt. Aan dat plein verbindt zich een historisch feit, in de geschiedenis van Florence beroemd: daar had in 1378 het oproer der ciompi, wolkammers, plaats. Evenzoo was de keuze der straten, die de stoet volgde, van niet minder beteekenis. Elke voetstap bijna herinnerde niet alleen aan het verleden der kunst, maar ook aan eenige grootsche gebeurtenis uit de staatkundige geschiedenis der stad. Indien men minder op de nationale en poli tieke zijde van bet feest had gelet, zou men ook de straat Badia, hoe eng ook, kunnen doorgetrokken zijn om eene hulde te brengen aan de overblijfselen van het huis, waarin Dante geboren werd. Reeds des morgens vroeg was Florence, de stad der bloemen, met festoenen, ruikers en kransen van bloemen en lauweren versierd. Uit elk huis wapperde de nationale vlag; in alle straten, op alle balkons was eene tallooze menigte vereenigd. Op het plein Santa-Croce, verheft zich de kerk die den naam aan de plaats gegeven heeft en het pantheon van Florence zou kunnen worden genoemd. Daar rusten de overblijfselen van Dante, Michel Angelo, Alfieri,Machia- velli, Lanzi, Massombroni, Felicaja, Alberti enz. Het plein is voorts bekend in de geschiedenis van Florence door de volksbewegingen, waarvan het vaak het tooneel was. In het midden er van op een hoog voetstuk verrijst nu Dante's beeld. De koning nam aan de plechtigheid deel en werd met de ministers en zijn gevolg op het terrein met de meeste geestdrift ontvangen. Dunte is in een fiere en waardige houding afgebeeld. Zijn gelaat drukt eene verborgen woede en diepe minachting uit. Zijne rechterhand omvat het boek, dat niet enkel meer aan Italië, maar aan demenschheid behoort. Zijne linker hand houdt hij tegen het hart geklemd als om den toorn, die hem bezielt, te bedwingen. Aan zijne voeten ligt de adelaar, het zinnebeeld van macht en genie. Het beeld is 5,60 el boog. Op de vier hoeken liggen vier rustende leeuwen, die elk een schild dragen, waarop de titel van een der vier werken van Dante staat geschreven: „De Monarchie," „het Gastmaal," „de Verhandeling over de welsprekendheid" en „het Nieuwe Leven." Vier basreliëfs die thans nog geschilderd zijn, maar gebeeldhouwd zullen worden, stellen voorDante door de dieren tegen gehouden: Dante in het vagevuur; Dante het sterrebeeld de Tweelingen betredende; en de episode van Manfred. In het front van het voetstuk leest men deze eenvoudige woorden: Aan Dante Aiighieri. Italië. MDCCCLXV". Dezer dagen heeft te Hamoir bij Huy een droevig ongeluk plaats gehad. Een jongeling, Hubert Wera, zoon van een pachter uit die gemeente, bevond zich met eene talrijke kudde schapen aan zijn vader toebehoorende, in het veld, toen hij bij het naderen van eene onweersbui besloot huiswaarts te keeren. Op de hoogte genaamd Goy-Vieux-Sarts, in een nauwen weg gekomen, verdeel den de schapen zich in twee groepen en weigerden vooruit te gaan. Wera beschutte zich achter een struik en wachtte. Zijn broeder hem niet ziende terug komen, ging hem te gemoet, en was hein tot op een twintigtal ellen genaderd; een vreeéelijke donderslag werd gehoord. Een verschrikkelijk schouwspel vertoonde zich toen aan zijne blikken. De jeugdige herder en het grootste ge deelte der kudde waren door den bliksem gedood. De i jonge Wera was aan het hoofd getroffen, al zijne baren waren weggenomen en de electrieke stroom had over zijn voorhoofd, gelaat en borst een diepe voren gegroefd. Zijn lichaam was geheel naakt, al zijne kleederen waren J in flarden gescheurd, als hadden woedende handen die in stukken gescheurd; overigens geen spoor van bloed. Het ijzer van zijn schopje van den steel geslagen, vond men op eenige ellen afstand; de steel was in twee stuk ken gebroken. Een klein metalen crucifix en scapulier, welke de jonge Wera droeg, werden op 15 ellen afstands teruggevonden. Van de 152 schapen, waaruit de kudde bestond, werden 126 gedood. Zij waren allen met bloed overdekt. Van sommigen was het hoofd afgerukt, van anderen was het doorboordvan anderen weder waren de pooten gebroken enz. Wat den hond betreft, deze is niet terug gevonden, men weet niet waar hij is gebleven. De bliksem viel als een vuurregen over eene uitgestrekt heid van 60 ellen lang en 15 ellen breed. Herder en kudde waren in het vuur gehuld. De broeder van den ongelukkige, die van deze ramp getnige was, werd met geweld ter aarde geworpen, maar ondervond slechts een hevigen schok. De overleden jongeling was 21 jaren oud en van een voorbeeldig gedrag. Uit Rugenwalde nabij Cöslin wordt het volgende voorval gemeld: In den laten avond van 17 dezer verliet de 25jarige dochter eener aldaar sedert jaren gevestigde weduwe de ouderlijke woning, en snelde naar het strand, met het doel om zich te verdrinken, gelijk zij derwaarts loopende aan iederen voorbijganger toeriep. Vreezende dat het meisje, hetwelk gedurende de jongst verloopen maanden herhaaldelijk blijken van verstandsverbijste ring had gegeven, haar opzet zou volvoeren, begaf de moeder, vergezeld van eene oudere dochter, zich insge lijks naar het strand. Men ontwaarde spoedig de krank zinnige ter halver lijfin de branding staande. Moederen dochter stelden terstond alle pogingen in het werk om de ongelukkige van haar voornemen af te brengen. Deze werd hierop zoo woedend, dat zij hare moeder en zuster, niettegenstaande beide zich zoo goed mogelijk verdedig den, in de golven deed omkomen. Toen zij deze daad had volbracht, keerde zij naar hare woning terug, alwaar zij een omstandig verhaal van het gebeurde deed. Er werden onverwijld maatregelen genomen om verdere onheilen te verhoeden, want zij verklaarde niet te zullen rusten voor zij de overige huisgenooten insgelijks om het leven had gebracht. Omtrent de schipbreuk der Sultane op de Missis sippi deelt de senator Snow, uit Arkansas, het volgende medeHet aantal passagiers bedroeg 2175, waaronder 2000 officieren en soldaten, die als krijgsgevangenen waren uitgewisseld, benevens 85 man der equipage; de overigen waren vrouwen en kinderen. Den 27 April des morgens te 3 uren, werd ik door een hevigen stoot uit den slaap gewekt. Ik kleedde mij haastig aan, en toen ik de deur der kajuit opende, zag ik dat de stoomketel ge sprongen was en het schip in brand stond. De passagiers stonden aan het voor- en achtereinde van het dek zoo dicht opeen gedrongen, dat het onmogelijk nas er door heen te komen. Velen wierpen planken in den stroom, maar deze waren zoo spoedig bezet, dat zij een oogenblik later omkantelden en met de daarop aanwezige personen te gronde gingen. Daarop werd de sloep uitgezet, doch deze kwam juist op de hoofden der zinkende personen, die zich dadelijk met de handen er aan vast klemden. Het gevolg daarvan was dat de sloep omsloeg en het slechts aan weinigen gelukte zich op de omgekeerde kiel vast te houden en zich met den stroom te laten voort drijven. Ik wierp nu grootendeels mijne kleederen af. Wij waren niet ver van den oever van Tenessee verwijderd, maar aan de daar heen gekeerde zijde van het schip stonden de menschen zoo opeen gehoopt, dat ik er velen in het water had moeten stooten om den rand van bet sch'p te bereiken, ten einde naar dien kant zwemmende te ontkomen. Ik snelde dus de machine voorbij, alwaar zich slechts weinige personen bevonden en ik sprong naar de zijde van Arkansas in het water. Ik had daar ij gedeëlte van den stroom; naar mijne berekening 20 minuten, over te zwemmen, maar nabij den oever geko men waren mijne krachten uitgeput en zag ik nog eene aanzienlijke brcede strook verdronken land voor mij. Ik bemerkte een grooten paal, waaraan ik uiij vast hield. Mijn horologie, dat in het water op gang was gebleven, wees toen 10 minuten vóór 4 uren. Daar hield ik mij gedurende vier uren aan vastgeklemd, tot ik door eene stoomboot verlost werd. Het overschot van het schip is 20 minuten, nadat, ik het verlaten had, gezonken. Van de velen die op balken, meubelen enz. den stroom afdre ven, zijn er maar enkelen gered en ongeveer 200 a 300 hebben zich al zwemmende kunnen redden. Zij die niet spoedig genoeg in het water zijn gesprongen, zijn in den rook gestikt of in de vlammen omgekomen." Verhoopingen en aanbestedingen. Gisteren is te Westkapelle ten verkoop aangeboden een huis en erf, staande aldaar. Verkocht voor ƒ716. Voorts 72 roed. 90 ellen bouwland, gelegen te Zoute- lande. Verkocht voor ƒ761. Thermometerstand 26 Mei 's av. 11 u. 61 gr, 27 's morg.7 u. 67 's midd.. 1 u. 80 gr. Platen-generaal. Foorloopige verslagen. Regeling van het toezicht bij het oprichten van fabrieken, trafieken en andere inrichtingen. De voorgestelde herziening van het koninklijk besluit van 31 Januari 1824 door eene wet, die het staatstoezicht bij de oprichting van fabrieken, trafieken en andere inrichtingen regelt, vond vrij algemeen bijval. Slechts enkele leden achtten eenvoudige intrekking van het koninklijk besluit en geheele ontheffing der nijverheid van de door dat besluit op haar drukkende belemmering verkieslijk. In artt. 3 en 15 van dit wetsontwerp wordt voorge schreven, dat bij het verleenen van vergunning tot op richting van fabrieken, trafieken en andere inrichtingen op de eischen der openbare gezondheid moet worden gelet. Daardoor worden de belangen behartigd der inge zetenen, die in de nabijheid wonen van de plaats, waar de oprichting zal geschieden. Voor de belangen der werklieden, die een groot deel van hun leven in eene op te richten fabriek of andere inrichting zullen door brengen, wordt daardoor niet gewaakt. Enkele leden betreurden dit zeer. In België wordt bij art. 6 van het Arrêté royal van 29 Januari 1863 bepaald: les automa tions sont subordonnées aux réserves et conditions qui sont jugées nécessaires dans l'intérêt de la sureté, de la salubrité et de la commoditó publique, ainsi que dans l'intérêt des ouvriers attachés Tétablissement. Zoodanige bepaling kon ook in dit wetsontwerp opge nomen zijn. Hiertegen werd echter aangevoerd, dat dit wetsontwerp even als het wetsontwerp regelende het toezicht op het gebruik van stoomtoesteJJen, dat bij deze kamer aanhangig is, opzettelijk de belangen der werk lieden geheel in het midden laat en alleen waakt voor hen, die aan het gebruik der toestellen en de werkzaam heid van het bedrijf „geheel vreemd zijn." Uit den aard der zaak moet de bedoelde zorg voor de werklieden in fabrieken en andere inrichtingen een onderwerp van geneeskundig staatstoezicht uitmaken. Hoewel de maat regelen, die tot verzekering van den gezondheidstoe stand van deze klasse van ingezetenen noodig zijn, in volle mate de aandacht van den wetgever verdienen, achtte de meerderheid der leden de overweging daarvan bij het onderzoek dezer wetsontwerpen minder gepast. Enkele leden meenden, dat het wat te ver ging de preventieve staatszorg ook tot den „hinder," welken fabrieken enz. kunnen veroorzaken, uit te strekken. Hiertegen werd aangevoerd, dat meermalen nadeel ont staat door geraas, rook als anderszins. Ook daartegen moet door het in dit ontwerp geregeld policietoezicht worden gewaakt en het kan toch moeilijk met den naam van schade worden bestempeld. De opdracht van het preventieve policietoezicht bij de oprichting van fabrieken, trafieken en andere iurichtin- gen aan de gemeentebesturen werd vrij algemeen goed gekeurd. Enkele leden betreurden dit beginsel en de daaruit voortvloeiende opheffing der door het koninklijk besluit van 31 Januari 1824 ingevoerde verdeeling van de bedoelde inrichtingen naar mate voor de oprichting er van door den koning, de gedeputeerde staten of de gemeentebesturen vergunning moet worden verleend. Vele leden wenschten aanwijzing der inrichtingen, die gevaar, schade of hinder veroorzaken, bij de wet. Laat men haar over aan eenen algemeenen maatregel van inwendig bestuur, dan krijgt de regeering eene veel te onbeperkte macht tegenover de nijverheid. Toezicht op het gebruik van stoomtoeitellen. Ofschoon enkele leden de noodzakelijkheid van dit toezicht niet inzagen en meenden dat het eigenbelang der gebruikers van die toestellen van zelf een veel groo teren waarborg opleverde, was de groote meerderheid der leden met de strekking van dit wetsontwerp inge nomen. Eenigen betreurden het, dat de regeering daarbij niet tevens het staatstoezicht op het gebruik van gas- toestellen geregeld had. Men keurde het echter af, dat alle gebruikers van stoomtoestellen geheel afhankelijk werden gemaakt van de meerdere of mindere bekwaamheid en den goeden wil van éen ambtenaar, binnen wiens kring zich die toe stellen bevonden. Men wenschtc dus algemeen, dat aau die gebruikers een recht van hooger beroep zou worden geschonken. Men verkeerde in het onzekere of het stelsel van ver antwoordelijkheid der gebruikers voor de schade door outplóifing of eenig ander ongeval met de stoomketels veroorzaakt, met de beginselen van het burgerlijk wet boek overeenstemt, en men verlangde daaromtrent dus de meening der regeering te kennen. Öuitcnlcinü. Algemeen overzicht.. De reis van keizer Napoleon door een gedeelte van Algerië zal ongetwijfeld menige politieke en huishoude lijke hervorming ten gevolge hebben, en de inleiding zijn tot een gewijzigd stelsel van inwendig bestuur. Aan de eischen der gekoloniseerde bevolking zal naar alle waarschijnlijkheid voor een groot deel worden toegege ven, terwijl de Arabische stammen door een persoonlijk

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 2