M1DDELBÜRGSCHE COURANT. N°- 79. Donderdag 1865. 18 Mei. Editie van Woensdag avond 4 uren. Middelburg 17 Mei. In de zitting van de tweede kamer der staten generaal van Maandag is het wetsontwerp tot vaststelling van het reglement op het beleid der regeering in de kolonie Suriname aangenomen met 42 tegen 16 stemmen. Men zie verder het in dit nommer voorkomende verslag. De Staatscourant van gisteren bevat het volgende koninklijk besluit van den 10 Mei 1865, houdende instel ling van een eereteeken voor hen, die in Nederlandschc dienst aan de krijgsverrichtingen in de jaren 1813—1815, ter herstelling en bevestiging van Neêrlands onafhan kelijk volksbestaan, een werkzaam deel hebben gehad „Wij Willem III, bij de gratie Gods, koning der Neder landen, prins van Oranje Nassau, groothertog van Luxemburg, enz., enz., enz. „Willende aan Neêrlands strijders van 18131815 een openlijk bewijs geven van onze erkentelijkheid voor hetgeen door hen in die gedenk waardige jaren is verricht, en verlangende, dat dit blijk tevens strekke tot herin nering aan de herstelling en bevestiging van Neêrlands onafhankelijk volksbestaan: „Op de voordracht van onze ministers van binnen- landsche zaken en van oorlog, van den 23 April 1865, Lt. H. 6, kabinet; „Den raad van state gehoord (advies van den 9 Mei 1865, no. 7), „Hebben goedgevonden en verstaan „Art. 1. Voor hen die in de jaren 18131815 in Neder- landsche dienst aan de altijd gedenkwaardige krijgsver richtingen ter herstelling en bevestiging vanNeêrlands onafhankelijk volksbestaan een werkzaam aandeel heb ben gehad, wordt een eereteeken ingesteld. „Art. 2. Dit eereteeken bestaat in een zilveren kruis met vijf armen. „Op de eene zijde van het kruis is in het midden het jaartal 1813 en op de andere zijde het jaar 1815 gestem peld. „Het wordt op de linker borst gedragen aan een Oranje lint, ter breedte van 2.75 duim, met twee witte strepen. „Het lint mag zonder het eereteeken niet worden gedragen. „Art. 3. Onze minister van oorlog wordt gemachtigd het eereteeken met een daarbij gevoegd certificaat, inge richt naar het bij dit besluit behoorende model, uit te reiken. „Art. 4. De belanghebbenden doen hunne aanspraken op het eereteeken gelden bij onzen minister van oorlog. „Bij de aanvrage wordt zooveel mogelijk een staat van dienst of eenig behoorlijk bewijs van dien aard gevoegd, waaruit de aanspraak op het eereteeken blijkt. „Indien hij, die de aanvraag doet, niet meer in 's rijks dienst noch gepensioneerd is, wordt door hem tevens overgelegd een bewijs van goed burgerlijk gedrag, afge geven door het gemeentebestuur zijner woonplaats. „Art. 5. Nopens het verbeuren van het eereteeken is de bepaling van toepassing welke bij het koninklijk besluit van 19 December 1832, no. 72, ten aanzien van het Metalen kruis is vastgesteld. „Art. 6. Het departement van oorlog wordt met het doen vervaardigen van de eereteekenen belast. „Onze minister van oorlog is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezoudeu aan den raad van state, de minis- teriëele departementen, onzen kanselier der beide orden en de algemeene rekenkamer tot informatie, „'s Gravenhage, den 10 Mei 1865. WILLEM. De minister van binnenl. zaken, thoiibecke. De minister van oorlog, J. W. BLANKEN. Uitgegeven den zestienden Mei 1865. De minister van justitie, OLIVIER." Betrekkelijk het kanaal door Znid-Beveland wordt ons het volgende medegedeeld „Onder de ongunstige berichten, die men vaak van het kanaal door ons eiland verspreid heeft en die zijn vele geweest behoorde er ook een dat bij de menigte wel het zwaarste drukte, namelijk dat het te smal was. Zelfs onlangs gingen sommigen nog zoo ver van dit stokstijf staande te honden, met verzekering dat een der dijken weldra zou worden verlegd en het kanaal ver breed. Op den achtergrond dezer niet zeer geleerde beschouwingen plaatste men als schrikbeeld België in dreigende houding, met het Ilaagsche kabinet vertoogen wisselende over de afdamming der Ooster-Sehelde en het kanaal door Zuid-Beveland, waarmede het volstrekt geen genoegen nam, als wanende zich, met het oog op de van Nederland vrijgekochte Schelde, in zijne rechten gekrenkt. „Eene koe zonder vlakjes noemt men niet bont, zegt het spreekwoord. De menigte had wel de klok hooren luiden, doch waar de klepel hing wist men nog niet. „Ziehier de eenvoudige oorzaak die tot al die praatjes hebben aanleiding gegeven. „Zoo als ge weet was de uitgegraven grond van het kanaal op vele plaatsen niet voldoende om de dijken onder 't profil te brengen. Onder de reusachtige besteding, bevattende de voltooing van het kanaal,behoort de onder profilbrengiug der wederzijdsche dijken van TIansweert tot Wemeldinge. Over de verkrijging van den grond daartoe, bewaart men bij de aankondiging dier besteding een diep stilzwijgen, 't Is wellicht niet pleizierig" dit aan 't publiek bekend te maken. Intusschen zullen daartoe de binnenkanaal-boorden, zoo men mij verzekert, ter breedte van éene el en tot aan den waterspiegel worden afgenomen, waardoor het kanaal eene grootere boven breedte zal verkrijgen en dat is nu alles." Naar wij vernemen, heeft de senaat der Groningsche hoogeschool, aan welken het voorstel was gedaan zich ook met een adres tegen de geneeskundige wetsontwer pen, bepaaldelijk tegen het tweede, te wenden tot de eerste kamer der staten generaal, besloten daartoe niet over te gaan. Handelsbl Bij koninklijk besluit van 9 Mei 1865, no. 49, is bepaald, dat aan de uitzending uit Nederland van hen, die, na aflegging van het examen, bedoeld in art. 4 van het koninklijk besluit van 10 September 1864 (Staatsblad no. 93), bestemd zijn voor de burgerlijke dienst in Ne derlandsch-Indië, voor de jaren 1865 en 1866 zijn ver bonden de volgende voordeelen1. Eene tegemoetkoming in de kosten van uitrusting, ten bedrage van /"400. 2. Overtocht naar Batavia voor rekening van het gouver nement als passagier der le klasse, op den gebruikelyken voet. Gehuwden genieten vrijen overtocht op den boven omschreven voet voor hunne echtgenooten en kinderen, wanneer deze hen op de reis vergezellen. 3. Een voor- loopig tractement ten bedrage van f 150 's maands, ingaande met den dag van aankomst te Batavia. De personen door den minister van koloniën voor de bur gerlijke dienst in Nederlandsch-Indië ter beschikking van den gouverneur-generaal te stellen, moeten zich schriftelijk verbinden tot de onverwijlde teruggave aan 's lands kas in Nederlandsch-Indië van alle gelden, welke aan hen of ten hunnen behoeve zijn voldaan, zoo wegens kosten van opleiding voor de dienst in Indië, wanneer daarvoor uit 's lands kas is bijgedragen, als wegens gra tificatiën voor uitrusting en overtocht Daar Indië, bijal dien zij binnen den tijd van vijfjaren na hunne aankomst op Java, hetzij op eigen verzoek, hetzij ten gevolge van dienstweigering, plichtverzuim of andere berispelijke gedragingen (het geval van wel bewezen ziels- of lichaams gebreken alleen uitgezonderd), uit 's lands dienst worden ontslagen. Wij vernemen dat bij de juridische faculteit van de Utrechtsche hoogeschool het voornemen bestaat tot het doen van een voorstel ter afschaffing van de Latijnsche taal op de promoties. Nieuwe Itolterd. cour) Benoemingen en besluiten. corps diplomatique. Op verzoek eervol ontslag ver leend als attaché bij het Nederlandsch corps diploma tique aan mr. D. J. baron Mackay. posterijen. Op verzoek eervol ontslag verleend aan den gewezen hoofd-inspecteur der posterijen J. W. Bnn- genberg, uit zijne tegenwoordige betrekking van direc teur van het postkantoor te 's Gravenhage, behoudens aanspraak op pensioen. Kerknieuws. Ter gelegenheid der persoonlijke kerkvisitatie,welke Vrijdag 11. plaats had, heeft een groot aantal leden van den algemeenen kerkeraad der Nederduitsch-gereformeerde gemeente te 's Hage op nieuw bezwaren ingediend bij de hoogere kerkbesturen tegen de prediking van dr. J. C. Zaalberg. De aanval betrof nu inzonderheid de Paasch- preek, dezer dagen onder den titel: Paaschevangelie,door hem uitgegeven. Door eenige leden van den kerkeraad werd de heer Zaalberg bepaaldelijk in staat van beschuldi ging gesteld, door het indienen eener formeele aanklacht bij het klassikaal bestuur. Bovendien werd aan de gecom mitteerden van het klassikaal bestuur beteekend bet onlangs door den kerkeraad genomen besluit, waarbij de prediking van dr. Zaalberg plechtig verklaard is „geen Evangelieprediking" en zijne bediening van doop en avondmaal eene „heiligschennis" te zijn. (Haagschc courant.) Koloniën. Onder de eergisteren met de landmail uit Oost-Indië aangekomen berichten vinden wij er geen van politiek Rechtszaken. Het provinciaal gerechtshof in Zeeland heeft Maan dag uitspraak gedaan in het acht dagen te voren behan delde hooger beroep tegen het vonnis der arrondisse- ments rechtbank alhier van 23 Maart 11., waarbij L. J. Temperman en J. II. Sonnevijle zijn schuldig verklaard aan het opzettelijk verbreken eens anders afsluiting (het inslaan van glasruiten in de woning van D. J. Vos, wed. de Buck, kroeghoudster op den Kinderdijk alhier), en de eerste veroordeeld tot eene maand en de tweede tot vijftien dagen gevangenisstraf, in eenzame opsluiting te ondergaan, alsmede ieder tot eene geldboete van f 25 en in de kosten. In overeenstemming met het requisitoir van den procureur-generaal heeft het hof, zich vercenigende met en overnemende de motieven van het vonnis des eersten rechters, genoemd vonnis bevestigd, met veroordeeling van de appellanten ook in de kosten op het hooger beroep gevallen. Gemengde berichten. Omtrent den nood in de Engelsche fabriekdistricteD, waaromtrent men sinds eenigen tijd weinig of niets van belang heeft vernomen, blijkt thans dat de staat van zaken aldaar eene hoogst aanmerkelijke verbetering heeft ondergaan. Te Blackburn, alwaar in den meest be- zwarenden tijd op de 63,000 inwoners niet minder dan 30,000 personen bedeeld werden, hebben in de laatste week slechts 119 personen eenigen onderstand noodig gehad. Thans evenwel is het reeds zoover gekomen, dat het onderstands-comité zijne werkzaamheden heeft kun nen staken, met een batig saldo van 380 p. st. in kas. Voor de rechtbank van het departement der Seine is een proces gevoerd, dat ten doel had om een testament nietig te doen verklaren op grond dat de testateur niet in het bezit van zijne verstandelijke vermogens zou zijn geweest. Plet bleek ten processe dat de overledene de twee laatste jaren van zijn leven besteed had aan de vervaardiging van eene guillottine mét het doel om zich daarmede van het leven te berooven, een voornemen, dat hij ook ten uitvoer heeft gelegd. Toen de guillottine gereed was, plaatste hij het hoofd onder het mes en bracht toen de machine zelf in beweging; bet mes viel en scheidde hem, zoo als hij gehoopt had, het hoofd van den romp. De rechtbank heeft op grond hiervan de naaste bloedverwanten in het gelijk gesteld, en het testament, dat hen onterfde, nietig en van onwaarde verklaard.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 1