irrtijöinjjen. te leiden, dat de gift die thans den bedelarme bederft en ontzenuwt, hem een middel kan worden om zich op te heffen en een nieuw leven te beginnen, dat alles heeft zijne aantrekkelijke zijde voor ieder, die in de produc tieve kracht van elk individu die tot het groot alge meen huisgezin behoort, eene der hoofdvoorwaarden ziet van de welvaart en den tockomstigen bloei, van de feitelijke en zedelijke ontwikkeling der maatschappij. Overigens wordt de quaestie in onze kamer degelijk, met ernst en met blijkbare kennis van zaken behandeld. Geen spoor van animositeit is er ten deze tusschen de beide partijen te ontdekken. De amendementen van de rechter zijde worden door tal van leden der linkerzijde ondersteund en omgekeerd. Het debat is kalm en waar dig. Sommige leden zooals bijv. de afgevaardigde de Wandre, uit Charleroi en de bekende heer Barthêleiny Dumortier, blijken van de quaestie cene speciale studie te hebben gemaakt, en hunne voorlichting is de kamer van veel dienst. Jammermaar, dat de meerderheid, waar toe de heer de Wandre behoort, zich met het kabinet blijven vastklemmen aan de instelling van de landbouw koloniën, waarover ik u in mijn vorigen schreef, ter ver vanging van dc thans bestaande bedelaarsgestichten. Ik zie in die koloniën niets anders dan bedelaars-koloniën, waartegen men over tien of tvviutig jaren dezelfde grie ven zal hebben, die men thans tegen het behoud dei- gestichten aanvoert, alleen met dat onderscheid dat het financieel bezwaar dat aan de eersten zal zijn verbonden, op den staat en detoekorast vrij wat zwaarder zal drukken, dan thans het onderhoud dei laatste. De commissie belast met het onderzoek van hot wets ontwerp, houdende eene wijziging van het tweede lid van art. 17 en van artikel 21 van het burgerlijk wetboek, heeft verklaard zich daarmede te vereenigen en bij monde van den rapporteur, de afgevaardigde Giroul, dc aandacht der regeering gevestigd op de volgende vraagpunten 1. Heeft een Belg, die in de militaire of burgerlijke dienst van eene vreemde mogendheid overgaat, nog recht op de bescherming van het daar gevestigd Belgisch gezant schap? 2. Is het niet noodzakelijk dat de collectieve of individueele werving voor vreemde mogendheden op Belgisch grondgebied worde verboden? 3. Moet de organisatie van gewapende of ongewapende huurbenden ten dienste van eene buitenlandsche mogendheid op Belgischen grond niet ten spoedigste bij de wet worden belet? De eerste vraag beantwoordt de commissie zelve in ontkennenden zin; de beide andereu bevestigend. De commissie wenscht overigens dat art. 92 van het straf wetboek, 't welk in zekere gevallen de wervers of leiders van die huurbenden straffeloosheid verzekert, worde gewijzigd en in verband gebracht met eene wet, die zij hoopt en verwacht dat de regeering ten spoedigste zal indienen, ten einde de rechterlijke macht voldoende in staat wordt gesteld om paal en perk aan dergelijke wer vingen te stellen, ten einde te voorkomen dat België niet het middelpunt van Europa worde, waar men nïetalleen soldaten bijeenzamelt, maar legers organiseert voor elke mogendheid en voor elke zaak. Deze wet, is volgens de commissie van rapporteurs ineer dan noodzakelijk en wordt door de orastaudigheden van den dag meer dan dringend geboden. Gij ziet hieruit dat men van den algemeenen tegen stand die hier te lande de vorming van het Belgisch- Mexicaansch legioen beeft ondervonden, yelcerd heeft en ik hou mij overtuigd dat dit wel het laatste legertje van dien aard zal zijn geweest, '1 welk hier te lande is bijeen getrommeld. De regeering zal zich stellig haasten om den wenk van de commissie in 'toog te houden en langs dien weg, aan de natie een waarborg gevende dat voor de toekomst een dergelijk feit zich niet herhalen kan, pogen den mantel der vergetelheid te werpen over wat in het verledene gebeurde. Jl. Dinsdag heeft bij dc opening der zitting een zeer onverwacht incident de kamer bezig gehouden. Gij her innert u dat in .het begin der maand December op de groote markt hier te Brussel een standbeeld onthuld is, ter nagedachtenis van de martelaars onzer vrijheid, de graven Egmond en Hoorne. Op het voetstuk van dit monument leest men tot heden in 't Fransch en in 't Vlaamsch„Ter nagedachtenis van Egmond en Hoorne, onthalst ten gevolge van een onrechtvaardig vonnis door den hertog van Al va geslagen." Het standbeeld ia voor twee derde op kosten van den staat en voor een derde op dat van de stad opgericht. Nu liep reeds sedert eenigen tijd het gerucht dat de gemeenteraad van Brussel het voornemen had het Vlaainsche opschrift te doen wegvallen. De heer de Laet, afgevaardigde voor Ant werpen, interpelleerde jl. Dinsdag den minister van binnenlandsche zaken, den heerVandenpeerenboora over dat gerucht. Hij noemde het en te recht een kaak slag in 't gezicht der geheele Vlaarasche bevolking van België, indien dc regeering aan den Brusselschen ge meenteraad vrijheid liet om te handelen zoo als men zegt dat zij voornemens is. Hij werd bestreden dooi den heer Funck, lid der kamer en tevens van onzen gemeenteraad, die met het oog op de gemeentelijke vrijheid, het werkelijk bij onze edilis bestaande voor nemen, verdedigde. Volgens den spreker werd het collegie geleid door het motief dat het de algemeen be kende wensch der Brusselsche bevolking is, dat het Fransch worde beschouwd als dc algemeene volkstaal, reden waarom dan ook op alle lagere scholen, het eerste onderwijs dat de kinderen hier ter stede ontvangen, in het Fransch wordt gegeven. De minister Vandenpeeren- boom heeft, zonder zich over de interpellatie uit te laten, die door sommige sprekers werd beschouwd als in de kamer gansch niet te huis behoorende, rondweg zijn gevoelen iti deze quaestie geopenbaard en de vergade ring in kennis gesteld van zijne correspondentie des- aangaande met den gemeenteraad der hoofdstad. De gemeenteraad baseert zijn recht om in het opschrift die veranderingen te brengen welke hij goedvindt, op grond dat het voetstuk door de gemeente bekostigd is. Reeds had het voor de onthulling den minister veel moeite gekost om den raad tot de plaatsing van het dubbele opschrift te bewegen. Alleen het ad vies van de Academie van Wetenschappen scheen gewogen te hebben en ook aan de Vlaamsche taal werd recht gedaan. Nu wenscht het achtbaar collegie op dat besluit terug te komen. De minister hiervan in kennis gesteld zijnde, heeft onmid dellijk verklaard dat z. i. dit besluit onredelijk, onbillijk eu voor de Vlamingen beleedigend was. De gemeente raad heeft getracht zich daartegen te verdedigen. Hij beweert dat alleBrus3elaarsFrausch kennen. De minister beeft daartegenover gesteld dat er wel geen geboren Brusselaar zal gevonden worden die het Vlaamsch niet verstaat. Hij betreurt de hardnekkigheid, waarmedeonze raad zijn besluit schij.it te willen handhaven en dat te meer waar de Vlaamsche provinciën oneindig meerrecht hebben om zich Egmont en Hoorne te eigenen dan de Waalsche. Hoorne was een Vlaming; Egmont, hoewel geen geboren Vlaming, was gouverneur van Yperen; al zijne besluiten in die betrekking genomen, al de bevelen die hij als dusdanig gegeven heeft, zijneigenhandigdoor hem in 't Vlaamsch geschreven. Volgens den minister bestaat er geen enkele houdbare reden, die't wegwissehen van 't Vlaamsche opschrift zou kunnen wettigen, terwijl er tal van geldige argumenten bestaan om de Vlaamsche inscriptie nevens de Fransche te handhaven. Deminis- ter beloofde van zijne zijde alles te zullen doen om den gemeenteraad zoo mogelijk op ziju besluit te doen terugkomen. Hiermede liep bet incident af. Het is echter te hopen dat de minister in zijne pogin gen slagen zal en onze „uitverkorenen" een plan zullen vaarwel zeggen dat alleen zijn oorsprong vindt in de begeerte van de meerderheid van den raad om zooveel mogelijk van Brussel, een in elk opzicht Fransche stad, een tweede Parijs te maken. Het tal van „Vlaarasche grieven", dat aireede zeer aanmerkelijk is, zou op die wijze met een worden vermeerderd, die werkelijk nu eens een raison d'etre zou hebben. Hoewel ik persoonlijk met de Vlaamsche beweging gansch niet dweep, hoewel ik noch van de Vlaarasche litteratuur, noch van het Vlaamsche tooneel eenig goeds wacht tot ontwikkeling van het volk en ik het geheele Vlaamsche element be sterad acht om als zeer kleine minderheid binnen korter of langer tijd geheel opgelost te worden in het Fiansche of Waalsche, sluit ik toch in het onderhavige geval mij aan bij diegenen, die tegen de wegwissching van het Vlaarasche opschrift zich aankanten. De gemeenteraad is niet eerlijk in zijne argumenten. Waarom er niet rondweg voor uitgekomen dat, waar men van de gevels onzer publieke gebouwen, van de naambordjes onzer straten, van onze postbussen en van nog zooveel meer, het Vlaamsche opschrift wegschilderde, men het eene anomalie acht dat alleen te behouden op 't voetstuk van Egmont ep Hoorn's beeld? Dat was eerlijk geweest. Dat men ons franciseere, 't deert mij weinig, want ik hou het er voor dat, in weerwil van Waterloo's slagveld, na vijftig jaren, zoo al niet een Fransch regeerings- systeem, dan toch stellig het Fransch element, weêr pVedoraineereu zal over de grootste helft van Europa, om van andere werelddeelen uiet te spreken. Wat vroeger of wat later, 't komt er niets op aan. Maar waar men dat doel beoogt, daar spele men open kaart. Men misleide ons niet en zegge niet: het volk wil dat op de lagere school slechts in 't Fransch onder wijs worde gegeven, terwijl men zeer goed weet dat juist dat uitsluitend onderwijs in 't Fransch een grief is die het volk heeft tegen zijne regenten. Men zegge niet: geheel Brussel kent Fransch; men verstaat er geen Vlaamsch. Het is een logen. Kom in de benedenstad, vraag er naar den weg, naar een hnis, naar wat gij wilt in 'tFransch, men zal met gapende monden u aanstaren, maar u niet begrijpen. Spreek Vlaamsch, en men zal er u verstaan, 'tls de taal waarin de moeder uit de lagere klasse voor het kind het wiegelied zingt; de eenige die in de werkplaats, die op de straat wordt gehoord en geleerd. Zet twintig pas buiten Brussel, naar welken kant gij ook wil, 't zij te Laeken ten noorden, of te Bois- fort ten zuiden en gij hoort niets dan Vlaamsch. Dat is zoo sterk dat te Boisfort, dat aan de lijn ligt van den Luxemburger-spoorweg, ik nog geen veertien dagen ge leden voor 't raadhuis de huwelijksafkondigingen zag aangeslagen, die allen, en dat officiële stukken uitslui tend in 't Vlaamsch waren gesteld. Is er sterker bewijs te vinden dat het volk alleen Vlaamsch verstaat, en de regeering dir erkent? Gaat ge nu verder, dan vindt ge hoe noordelijker en westelijker gij komt, het Vlaamsch overal als volkstaal; ten zuiden verliest het zich zeer spoedig; ten oosten begint ge eerst iets van bet Fransch te bemerken, indien ge Braine le Comte voorbij zijt, dus op groote vijf uur afstand van Brussel. Bovendien, de minister heeft te recht gezegd, Egmont en Hoorne behooren aan de Vlaanderen. Ik ga verder en zeg, zij behooren tot het geheele gebied dat ter tweede helft der zestiende eeuw de vaan des opstands tegen de Spaansche tyranuie omhoog hief. En dat gebied was uitsluitend Vlaamsch en Hollandsch, uitsluitend Neder- dnitsch; 't was 't volk dat waarffiet de nieuwe leer beleed, Marnix van St. Aldegonde en zijn Wilhelmus verstond, en omdat het de taal waarin ze geschreven waren begreep, zich ergerde aan de geestelijke liederen van AnnaBijns. 't Is daarom dat ik met welgevallen in der tijd dat Vlaamsche opschrift op het standbeeld zag, der nage dachtenis van Willem van Oranje's medestanders gewijd en 'tis daarom dat ik, niet alleen met leedgevoel,maar ook met bittere ergernis het zon zien verdwijnen, onder den invloed van een drijven dat ik verkeerd acht, omdat het ten doel heeft binnen de hoofdstad des rijks de laatste zweem onzer nationaliteit te doen .sterven, nog voor dat den oogenblik gekomen is, waarop een machtige nabuur dat met ruwe band dooden zal. Al acht ik die toekomst ons voorbehouden, geloof daarom niet dat ik het gevoelen deel der meest clericalc bladen, die nu reeds, anticipeevende op het verwacht wordend sterven van koning Leopold, reeds dreigen met eene in lijving bij Frankrijk, wanneer de natie zich niet in de armen der clericale partij werpt. Diit zal zich nog wel eenigen tijd laten wachten. Al sterft de koning iu den toestand van Z. M. kwam na mijn laatst schrijven niet de minste verandering clan zullen de zaken hun geregelden loop blijven nemen en de jl. Vrijdag hier teruggekeerde hertog van Brabant za! hem opvolgen Le roi est mortvive le roi! Het overige zal de toekomst leeren. Met het oog op die toekomst vind ik de plannen, zoo wel ten uwent als ten onzent, die hier vooral onder de geavanceerde partij gevormd worden, om op 18 Juni den gedenkdag van Waterloo te vieren, minstens gezegd niet verstandig. Wanneer men met onbevooroordeeld oog na vijftig jaren de gevolgen van dien veldslag overziet, dan moet men toch tot de slotsom komen, dat waar die overwinningaan Europa veel beloofde, de jaren die volg den de vervulling dier belofte niet hebben gehouden. Bij Waterloo werd aan door de omwenteling van 1789 veroordeelde beginselen een tijdelijke zegepraal verze kerd. Frankrijk zelf behoefde de omwentelingen van 1830 en 1848 om van de restauratie van 1815 en haren nasleep bevrijd te raken, om in 1865 zich onder denzelfden ijzeren arm to. krommen die bij Waterloo werd verlamd; België moest door de revolutie in 1830 tot zijne onafhan kelijkheid en tot het bezit van vrijzinniger staatsinstel lingen geraken, om desniettemin nog altijd voor 't behoud der onafhankelijkheid te moeten vreezen; Nederland zuchtte tot 1848 onder 'tjuk eener ultra conservatieve tegen den vrijen volksgeest indruischende standpunts kunst-politiek, die 127 millioenen eischte en de ontwik keling der natie jaren aan jaren tegenhield, terwijl die nog dag aan dag door de veteranen uit de oude school en hunne leerlingen in uw parlement k£n worden belem merd; in Dnitschland en Pruisen werd telken male elke zucht naar vrijheid, door soldatengeweld in bloed gesmoord en van uit Berlijn zwaait het militair cesarisme den scepter over het geheele Duitsche volk. En.... wat meer zegt dan dat alles: de Napoléoniden zijn machtiger, invloedrijker, sterker dan ooit. „De neef van den oom" heeft Waterloo schitterend op Europa gewroken. Wie weet, had de geschiedenis nooit van dit slagveld weten te spreken, of ooit de derde Napoleon de voetstap van den eersten had kunnen drukken. Zonder Waterloo bad veellicht de groote keizerin Frankrijk zelfs zijn prestige verloren en was aan Europa een andere toekomst voor behouden Onze regeering staat gereed een handelstractaat met Pruisen te sluiten." De gevolmachtigden van onze zijde zijn reeds benoemd, de minister heeft echter hunne naraeu nog niet medegedeeld. In de volgende week zal hier in het Theatre du Pare het nieuwe tooneelspel van Eraile de Girardin en Alex ander Dmnas, dezoon „Lasupplice d'une femme," worden opgevoerd. Madame Farqueil, eene talentvolle actrice van het Theatre Francais te Parijs, die thans hier gast rollen vervult, zal hier de hoodrol cveeëren. Roland a Roncevaux van Merinest is gister avond met een succes de mérite in het Theatre de la Monnaie opgevoerd. Sedert eenige dagen wordt België door zware on weders geteisterd. In het zuiden des rijks hebben de hevige regens, die dientengevolge gevallen zijn, overstroomin gen veroorzaakt, die aanzienlijke schade ten gevolge hebben gehad. Gisteren avond brak boven deze hoofd stad een geweldig onweder los; de bliksem is op ver schillende plaatsen ingeslagen. Wij hebben hier echter zulk een uitstekende brandweer, dat toen overal in ver schillende gedeelten van de stad en voorsteden te gelijk brand ontstond, de bevolking echter bijna niets daarvan heeft bespeurd. De atmosfeer, die in de laatste dagen zeer drukkend was, is nn aanmerkelijk afgekoeld. Volgens bericht uit Batavia dato 1 April was het bark schip Baron van Heemstragezagvoerder F. Nepperus, Anjer gepasseerd, doch nog niet ter reede van Batavia aangekomen. Het barkschip Regina Maris, gezagv. S. Ouwehand, heeft den 26 Maart de reis van Soerabaya naar hier aangenomen. Schip en equipage waren in den besten staat. Volgens schrijven van den gezagv. van der Heijde, was hij den 6 Maart met het barkschip Susanna en Eliza beth, ladende te Boelo-Laut, en hoopte na 10 dagen de reis naar Makasser te kunnen aannemen. Alles wel aan boord. lleekrappfijrch.'f'M Rotterdam 15 Mei. Bij wemig^^tf^eding was de handel gering.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 3