öuitcnlanö.
De minister antwoordde, dat die bepaling in de wet
was opgeuomen, om te voorkomen dat het prestige zou
verminderen, bijaldien de gouverneur verplicht zou zijn
in iedere zaak getuigenis af te leggen.
Een amendement van den heer Godéfroi om ook den
gouverneur te verplichten getuigenis af te leggen, werd
verworpen met 44 tegen 6 stemmen.
Bij art. 27 vroeg de heer Godefroi of het niet te hard
was, dat de waarnemende gouverneur geen deel mag
nemen in hanclei en scheepvaart-ondernemingen? De
minister antwoordde, dat de koning dispensatie van
deze bepaling geven kan.
Bij art. 82 (macht van den gouverneur bij oorlog)
opperde de heer Godefroi bedenkingen tegen de te on
beperkte macht den gouverneur verleend, speciaal om
wetten te schorsen. De heer Kappeyne antwoordde, dat in
tijd van nood de gouverneur daartoe bevoegd moet zijn.
Bij art. 68 (wijze van samenstelling der koloniale staten)
kwam de heer Mij er terug op zijne bezwaren tegen het
stelsel van verkiesbaarheid, in het ontwerp opgenomen.
Dat stelsel moet zijn, om in de koloniale staten enkel 1
grooto grondeigenaren te brengen. Een amendement,
waarvan de strekking was om dat doel te bereiken,
werd dan ook door hem voorgesteld. Op eene vraag van
den heer Rochussen antwoordde de minister, dat de vier
door den gouverneur benoemde leden van den kolonia
len raad zouden zijn de vertegenwoordigers der regee
ring. Met kracht verzette hij zich tegen het amendement
Mij er, dat ten doel had uitsluitend de vorige slavencige-
naren in de koloniale staten zitting te doen nemen,
ook de kleine landbouw moet daarin zitting hebben;
De heer Mij er antwoordde, dat hij alleen wil zorgen
dat van de negen leden, vijf ten minste zullen zitting
hebben, van wie men verwachten kan, dat zij de belan
gen der kolonie zullen voorstaan; zijn amendement werd
echter verworpen met 37 tegen 19 stemmen.
Bij art. 72 betoogde de heer Schimmelpenninck de
noodzakelijkheid om geeoe geestelijken of bedienden der
godsdienst in de staten toe te laten, en weerlegde het
gevoelen der regeering, die van oordeel is dat de gees
telijken hier niet behooren uitgesloten te worden, omdat
de koloniale staten zich niet met staatkundige zaken in
eigenlijken zin bezig houden, en het niet raadzaam zou
zijn menschen, uitmuntende door kennis van de belan
gen en behoeften der bevolking, uit te sluiten.
Een door den beer Schimmelpenninck voorgesteld
amendement om dienaren der godsdienst van het lid
maatschap der staten uit te sluiten, werd aangenomen
met 35 tegen 21 stemmen.
Art. 91 (recht tot ontbinding van de koloniale staten)
gaf den heer de Brauw aanleiding om te verklaren, dat
dit stelsel tot geene practische resultaten zal leiden, daar
immer dezelfde afgevaardigden zullen herkozen worden,
eu de gouverneur genoodzaakt zal worden te wijken, ook
in strijd met art. 59 der grondwet, waarbij het opperbe
stuur den koning is opgedragen.
De discussie is gevorderd tot art. 107 (van de begroo-
ting).
Zittiug van Zaturdag, 18 Mei. Beraadslaging over het
West-Indisch regeerings-reglement.
In de eerste plaats werd beraadslaagd over art. 107
luidende: Ten laste van 's rijks schatkist komen:
a. De wedde en de verblijfkosten van den gouverneur;
h. het onder houd der gebo iwen en bezittingen, in ge
bruik bij den gouverneur of bij 's rijks zee-en landmacht;
c. de kosten van de rijks zee- en landmacht, tot bescher
ming der kolonie gevorderd.
De heer Rochii3sen stelde voor letter b. te doen vor-
vallen, en te bepalen, dat de kosten van de gewapende
policie clie, tot beveiliging der kolonie, in het leven zal
worden geroepen, niet zouden komen voor rekening van
's rijks schatkist. Op deze afcleeling (over de begrooting)
heeft diezelfde heer voorts een reeks araendementen
voorgesteld, strekkende om een gansch ander stelsel van
begrooting in ie voeren. Zoo stelde hij voor, „om onder
de middelen tot dekking niet te brengen subsidiën uit
's rijks kas, tenzij daartoe voorafgaande machtiging bij
de wet verleend was, en voorts te bepalen, dat deze sub-
sidiën ecne rentelooze schuld zouden daarstellen, af te
lossen uit latere batige sloten of verkoop van domein
goederen."
De minister van koloaiëa bestreed al die amende
menten. Zij waren óf overbodig, óf bedenkelijk. Over
bodig, in zoover niets nieuws werd ingevoerd, maar
wedergegeven hetgeen reeds in het regeeriugs-ontwerp
voorkwam; bedenkelijk, in zoover daardoor het subsidié
stelsel juist werd uitgebreid, hetgeen de regeering
wensehte in te krimpen. De heer van Bosse verklaarde
zich tegen het geheele art. 107, omdat het niet aanging
in de toekomst al die lasten voor rekening van den staat
te brengen, zelfs voor het geval dat de kolonie in staat
zou zijn in hare eigeue huishouding te voorzien. De mi
nister antwoordde hierop, dat het beginsel, waarvan de wet
uitging,namelijk Suriname te behouden alsNederlandsche
kolonie, meebracht, om de ia het art. vermelde posten
te brengen voor rekening van de schatkist, te meer, daar
naar zijne overtuiging, binnen korten tijd Suriname geen
subsidie noodig zou hebben, en een voorstel om de
kolonie maar te abandonneeren niet met welgevallen zou
worden ontvangen. De heer van Nispen wilde evenmin
den staat voor altijd binden, maar veeleer jaarlijks het
cijfer van het subsidie bepalen.
Na langdurige discossie werd het amendement Rochus
sen om letter bte doen vervallen aangenomen met 28
tegen 27 stemmen; dat tot wijziging van lettere, ver
worpen met 34 tegen 21 stemmen. Het art. 107 zelf werd
goedgekeurd met 33 tegen 22 stemmen.
Een nieuw art. 109, door den beer Rochussen voorge
steld, volgens hem ten doel hebbende, te beletten dat
geene koloniale begrooting werd vastgesteld, waarbij
gerekeud werd op het subsidie van Nederland, werd na
hevige bestrijding van den minister, verworpen met 36
tegen 17 stemmen. Ten gevolge daarvan vervielen on
derscheidene amendementen. Dat om de bijdrage uit
's rijks schatkist te doen beschouwen als eene rentelooze
schuld ten laste der kolonie, af te lossen uit batige sloten
of koopprijzen van domeinen, werd verworpen met 45
tegen 14 stemmen, nadat de minister had aangemerkt
dat het amendement besliste, dat bet domein niet was
eigendom van den staat, maar van de kolonie.
Daarna is beraadslaagd over bet 6e hoofdstuk (rechts
wezen). In eene uitvoerige rede schetste de heer Wint-
gens den tegenwoordigen treurigen toestand van het
rechtswezen, waaraan, zoo spoedig mogelijk, een einde
behoorde te komen, maar op eene wijze, die waarborgen
gaf van deugdelijkheid ook door eenheid en harmonie
te brengen in het rechtswezen van kolonie en moeder
land. Die eenheid zou echter niet te bereiken zijn, bijal
dien alles werd overgelaten aan koloniale verordeningen,
maar alleen, zoo de wetgeving, bij ministeriëele beschik
king in de kolouie, werd ingevoerd. De heer Godefroi
gaf in overweging, de gereed liggende ontwerpen der
burgerlijke- en strafwetgeving in te voeren nog vóór dit
regeerings-reglement, omdat daaraan de dringendste be
hoefte bestond met bepaling tevens, dat die ontwerpen
na vijfjaren aan eene herziening zonden worden onder
worpen. Hij noemde het een misdaad daarmede een dag
te wachten. De beer Kappeyne kon zich vereenigen met
eene invoering der gereed liggende wetboeken te gelijk
met het regeerings-reglement, behoudens later door de
kolouiale staten daarin te brengen wijzigingen.
De heer van der Linden daarentegen hield vast aan
het beginsel om de wetgeving in West-Indië alleen bij
de wet in te voeren; de heer van Nierop wilde de gereed
liggende wetboeken bij koninklijk besluit invoeren.
Maandag voortzetting der beraadslaging.
Algemeen overzicht.
Elke mededeeling in de laatste dagen uit Amerika aan
gebracht meldde dat de confoederatïe een schrede verder
wasgebracht op den wegharer vernietiging. Men ziet thans
de capitulatie der nog in het veld zijnde zuidelijke leger-
afdeeiingen te gemoefc en er wordt zoo weinig aan eeui-
geu weerstand der zuidelijke staten meer gedacht, dat
de generaal Grant als opperbevelhebber van al de legers
der Vereenigde Staten, niet minder dan vierhonderd
duizend mau naar huis heeft gezonden. Even als deze
ontzaglijke legercorpsen uit de burgerij werden
samengesteld, zoo keeren thans zoowel officieren als
manschappen terug naar de stad hunner inwoning om
zich weder te wijden aan het ambt of bedrijf, door hen
tot op het oogenblik van hun oproeping ten strijde uit
geoefend. Zoo zal ook de generaal-opperbevelbebber
Grant, als zijne diensten niet meer noodig zijn, wellicht
weder leerlooier worden gelijk vroeger, en in de burger
maatschappij teruggekeerd, volgens Europeesche begrip
pen en vooroordeelen, lager staan op den maatschappelij
ken ladder dan de soldaat, die eenmaal voor de tent des
opperbevelhebbers onder regen en wind de wacht betrok.
Men blijft in Amerika altijd in de eerste plaats vrij burger
al is men tijdelijk soldaat. Zoo zou de president der Ver-
eeuigdeStaten zich zeer belachelijk maken als hij, bij het
brengen van een bezoek aan eenig gewest, in generaals
uniform verscheen, gelijk de Europeesche vorsten plegen
te doen. Veelal toeh leggen in ons werelddeel de vorsten
in generaals- of admiraals-uniform, zeer vredelievende
bezoeken af aan eenige stad of provincie, alwaar zeer vre
delievende feestelijkheden plaats hebben, en men met een
koning-generaal of koning-admiraal niets hoegenaamd te
maken heeft. Een Amerikaan zou bet b. v. zeer belache
lijk vinden den koning van een zeer vredelievend volk,
te midden des vredes, op eene tentoonstelling van vee
en landbouw-voortbrengselen in generaals-uniform te
zien verschijnen en, vergezeld van een door goud en
zilver glinstereud en van sabels en sporen kletterend
gevolg, te zien stilstaan voor een hok met schapen.
Andere mededeelingen uit New-York melden dat de
generaal Lee in een brief aan een der dagbladen alle
medeplichtigheid der zuidelijke regeering te Richmond,
van welken aard ook, heeft ontkend. Overigens ver
wachtte men spoedig eene proclamatie van den presi
dent Johnson omtrent de wijze, waarop de zuidelijke
staten weder in de Unie zullen kunnen treden.
Te Londen zijn berichten uit Mexico ontvangen, vol
gens welke de generaals van den president Juarez weder
eene aanvallende houding tegenover het keizerrijk heb
ben aan genomen. De generaal Cortina bedreigde Mata-
rnoras en reeds had eene keizerlijke legerafdeeling de
nederlaag geleden bij Piedras. liet "schijnt alzoo dat
Juarez thans, met het oog op liet einde des Amerikaau-
schen burgeroorlogs, blijk wil geven dat hij nog geens
zins overwonnen en vernietigd is. In den laatsten tijd
is het leger van Juarez vooral verstrekt geworden door
manschappen uit de zuidelijke staten, die op hun woord
van eer waren ontslagen. Men verneemt overigens dat
tusschen Juarez en den president Johnson onderhan
deld wordt.
Dit alles maakt natuurlijk in Frankrijk diepen indruk,
daar het toch eene bevestiging voorspelt van de ge
grondheid der vrees: dat het einde van den oorlog tus
schen Noord en Zuid het begin des oorlogs van de Unie
tegen Mexico zal zijn. Keizer Maximiliaan heeft intus-
schen eene constitutie aan de natie ter lezing gegeven,
welke zeer vrijzinnig luidt en ingevoerd zal worden als
de Mexicaansche toestand daarvoor rijp genoegzal wezen.
De laatste keizerlijke decreten hebben inmiddels de
zegelbelasting voor de dagbladen ingevoerd, eene wijzi
ging gebracht in eenige Mexicaansche ridderorden, eene
commissie van weldadigheid benoemd onder voorzitter
schap der keizerin, eene medaille ingesteld voor mili
taire heldendaden en burgerlijke verdiensten, en einde
lijk eene academie van wetenschappen in het leven
geroepen.
De Fransche Moniteur bevat steeds mededeelingen uit
Algerië omtrent de reis van keizer Napoleon. De keizer
blijft st.eeds gezond en wordt met enthusiasme overal
ontvangen.
Door de keizerin-regentes Engénie die in al bare
macht en glorie thans een bezoek heeft ontvangen
van bare moeder, de gravin de Montijo is de zitting
van het wetgevend lichaam, welke gesloten moest wor
den op 15 Mei, geprorogeerd tot 15 Juni.
Omtrent de Sleeswijk-Holsteinsche quaesfcie worden
door verschillende half-officieele of officiense dagbladen
de Duitsche dagbladpers is sterk genuanceerd de
meest tegenstrijdige of meest onbegrijpelijke berichten
medegedeeld. Vergissen wij' ons niet dan zijn her deze'
vragen, welke op dit oogenblik aan de orde zijn en
waarover depeches en notas worden gewisseld tusschen
Weeuen en Berlijn: 1. op welke wijze de verkiezingen
voor den landdag der hertogdommen zullen plaats heb
ben; 2. of Pruisen en Oostenrijk gezamenlijk hunne
voorstellen aan dit staatslichaam zullen doen en alzoo
daaromtrent eerst nader overeenkomen, dan wel of de
mogendheden elk afzonderlijk hunne voorstellen bij den
landdag zullen indienen; 3. of de hertog van Augusten-
burg gedurende de zitting van den landdag in de hertog
dommen zal mogen blijven vertoeven, en 4. welke
kracht de besluiten van den landdag zullen hebben.
Men beweert nu datOostenijk en Pruisen nog slechts
hebben uitgemaakt dat de gewestelijke staten zullen
worden opgeroepen om de kieswet van 1848 goed te keu
ren, volgens welke de verkiezingen voor den landdag
zullen moeten plaats vinden.
Op hoe zonderlinge wijze in Duitschland vooral hier
en daar het constitutioneel leven begrepen wordt, blijkt
uit hetgeen dezer dagen in Hanover in de kamer van
afgevaardigden voorviel, alwaar een lid van den minis
terraad in vollen ernst beweerde dat de ministers de
onderdanige dienaren zijn van de kroon en zich volgens
de bevelen van den vorst moeten gedragen. Een decora
tie meer op de borst van den minister houdt thans zijne
stelling in herinnering.
De kamer van afgevaardigden in Wurtemberg heeft
Donderdag met 69 tegen 4 stemmen het wetsontwerp
aangenomen waarbij alle lijfstraffen worden afgeschaft.
In den Italiaanschen senaat zijn de beraadslagingen
omtrent het in de kamer van afgevaardigden aangenomen
wetsontwerp betrekkelijk den verkoop der staatsspoor
wegen aangevangen. De qnaestie omtrent de vraag of en
in hoeverre het bankiershuis Ilambro daardoor de waar
borgen voor de indertijd uitgeschreven leening verliezen
is Zaturdagdoor den heer Sclopisbesproken.Deze wilde de
moeilijkheden wilde doen beslissen door driescheidsman
nen een Engelschman, een Franschman en een Italiaan.
De commissie van rapporteurs concludeert tot de
bekrachtiging van het wetsontwerp.
BRIEVEN UIT BELGIË.
Brussel, 11 Mei. 1)
Uw correspondent moet heden beginnen met amende
honorable te doen. Het nomracr van uw blad in handen
krijgende, waarin mijn laatste schrijven voorkomt, be
merk ik toch dat ik niets minder u geschreven heb als
dat de meerderheid der kamer de wet op de bedelarij
had aangenomen. Dit is zoo niet, en in mijne bedoeling
lag niets anders dan u mede te dcelen dat gezegde meer
derheid zich zij de algemeene beraadslaging met het
hoofdbeginsel en de leidende gedachte van het ont
werp had vereenigd. Dit is mij in de pen gebleven. Nu
acht dagen later mag ik echter verklaren dat een voor
spellende geest mij geleid heeft, want, hoewel de discussie
over de artikelen nog niet ten einde zijn geloopen en
verschillende amendementen rakende nevenbepalingen
of de wijze en tijd van uitvoering der wet nog behandeld
moeten worden, staat het toch vast dat morgen of over
morgen het ontwerp zal worden aangenomen zoo als het
daar ligt. Hoewel het niet aangenaam is ettelijke dagen
achtereen hetzelfde thema te hooren bespreken, zoo
moet ik desniettemin verklaren dat ik de debatten,
deze week gehouden, met uitstekend genoegen heb
bijgewoond. Het onderwerp op zich zelve kon daartoe
reeds gereede aanleiding geven. Zich bewegende op
staathuishoudkundig en pbilantropisch gebied, be
sterad om voor de onpraktische arovEnzonGiKG van vori
ge tijden, eene degelijke, den proletariër waarachtig
helpende en opheffende armenzoiu; in de plaats te stellen,
de hulp door de kerk tot heden goeddeels en niet zelden,
:tzij partijdig, 't zij onoordeelkundig aan hare behoef
tige leeken verleend overbodig te maken ten gevolge
van de tusschenkomst van den staat, (le onvruchtbare
pbilantropie, die na elke klacht die tot haar oor is geko
men, de koorden der beurs opent om te „geven" dusdanig
1) Deze brief, blijkens postmerk Vrijdag op den post bezorgd,
is eerst Zondag morgen kier ontvangen.