nieuwe aanval mi, ondernomen op Zaturdag 1 April, werd met eene beslissende zegepraal op dit. punt bekroond. Met verlies van vijf duizend man aan krijgsgevangenen, werd Pickett's legerkorps uiteengejaagd en des avonds was Sheridan op de spoorweglijn van Danville, welke onmiddellijk voor een gedeelte vernield en onbruikbaar werd gemaakt. Het belangrijk nadeel, hetwelk voor Lee daaruit ontstond, was vooral hierin gelegen dat nu alle troepen der Zuidelijken, welke meer westelijk ter verdediging van deze spoorweglijn waren geposteerd, afgesneden en krijgsgevangen werden gemaakt. Wij zeiden reeds dat deze manoeuvre van Sheridan was ondersteund geworden door een aanval op de vijan delijke liniën voorPetersburg.Een schijnaanvalhad voorts plaats in den nacht van Zaturdag op Zondag op de uiterste regterzijde des vijands, welke echter zoogoed gelukte dat eenige regementen der Noordelijken daarbij zelfs tot in de voorstad van Petersburg doordrongen. Zij werden echter door hunne eigene officieren terug geroepen omdat zij zich ten gevolge van hun gering aantal toch niet zou den hebben kunnen handhaven. De eigenlijke aanval der Noordelijken had dan ook opeen ander punt, tegenover het fort Mahon, plaats, welke te vier uren in dien nacht begon. Bij verrassing werd dit fort ingenomen, zoodat al dadelijk de linie der Zuidelijken in twee gedeelten was gescheiden, terwijl alle pogingen om dit fort te hernemen, mislukten. Uit dit punt rukten nu de noordelijken rechts en links op de Zuidelijken aan en bij het aan breken van den dag hadden de eersten reeds vele be langrijke voordcelen behaald. Gedurende de gevechten, welke gedurende dien geheelen Zondag voortduurden, viel ook Lee's hoofdkwartier in de macht van Grant's troepen. In den nacht van Zondag op Maandag begon Lee's leger den aftocht, en Maandag morgen drong de kolonel Ely der Noordelijken Petersburg binnen met de tirailleurs uit Michigan. Weldra volgde nu ook de ont ruiming van, Richmond. Zondag middag toch bad de generaal Lee aan den heer Jefferson Davi8 eene depêche gezonden ter kennisgeving dat het geheel onmogelijk was geworden om Grant nog langer tegen te houden en dat de hoofdstad oogenblikkelijk moest ontruimd worden. Te acht uren verliet dan ook de heer Davis, vergezeld van de leden van het kabinet cn verschillende ambtena ren, de hoofdstad. Ongeveer een uur later werd dit voorbeeld door verschillende andere personen gevolgd. De staats-secretaris van oorlog, John C. Breckinridge bleef echter nog den geheelen nacht te Richmond om zoo mogelijk den generaal Ewcll te beletten om verschil lende magazijnen in brand te steken en de depóts van munitie in de lucht te doen springen. Zijne menschlie- vende pogingen waren echter te vergeefsweldra stond Richmond op verschillende punten in vlam, terwijl het springen der magazijnen een aantal inwoners doodde of verwondde. Maandag morgen rukten de eerste noordelijke troepen de stad binnen, waarop het hoofd des gemeente- bestuurs, Mayo, die hen te gemoet was gegaan om de stad over te geven, de eigendommen en personen der inwoners onder bescherming van den generaal Weitzel stelde, die onmiddellijk de vlag der Vereenigde Staten op liet kapitool deed hijschen. Hij gaf daarop het bevel over Richmond aan den luitenant-generaal Sheplev, die dadelijk de noodige maatregelen nam om den brand tc blusschen, hetgeen met zeer veel moeite eindelijk gelukte. Dc generaal Sliepley vaardigde den- zelfden dag nog een order uit, waarbij op zeer strenge straffen aan officieren en manschappen verboden werd om de woningen der burgers binnen te treden, zonder van bijzondere verlofbrieven voorzien te zijn. Voorts werd hun te kennen gegeven dat zij zich zullen hebben te onthouden van alle handelingen en woorden, welke aanleiding zonden kunnen geven tot twisten of oneenig- heden met de burgers. Van dc troepen die Lee achtervolgden zijn tijdingen ontvangen. Sheridan bericht dat hij, na Lee van Maan dag 3 April tot den volgenden Woensdag te hebben achtervolgd, hem dien dag bij het Burkersville-station aan den Danville spoorweg inhaalde, en hem daar op nieuw aanviel en versloeg. Die nederlaag der Zuidelijken moet geweldig zijn geweest, daar Sheridan, volgens zijn rapport, behalve eenige duizenden gevangenen, een aantal stukken geschut benevens ander oorlogsmateriëel, ook zes generaals in handen kreeg, namelijk Ewcll, Button, Kershaw, de Barry, Conrze en Cnrtew Lee. Den volgenden morgen werd Lee op nieuw, en wel door Mende aangevallen. Hij leed toen op nieuw eene neder laag. In den avond van den zelfden dag had het over blijfsel van het vluchtende Zuidelijk leger de hoogte nabij Sailors Creek bereikt, alwaar hij door het corps onder generaal Humphrey werd achtervolgd. Sheridan verklaart in zijne depêches dat Lee genoodzaakt zal zijn zich over te geven. Te New-York was bij het afzenden der laatste berichten, reeds het gerucht verspreid dat dit reeds gebeurd was, doch dat schijnt nog voorbarig te zijn. BRIEVEN UIT BELGIË. Brussel20 April. Z. M. de koning is van Windsor op het kasteel van Laeken teruggekeerd, ora daar op plechtige wijze den graaf en de gravin d'Eu de Braziliaansche kroon prinses te ontvangen, die eeD dag vroeger dan Z. M. hier ter stede zijn aangekomen. Terwijl onze afgevaardigden nog altijd vaoantie hou den, welke vaeantie eerst a. Dinsdag een einde neemt, heeft de senaat reeds zijne werkzaamheden hervat en gisteren met 24 tegen 5 steramen en éene onthouding, de stem van den baron d'Anethan, de wet op den woeker aangenomen. Enkele onverbeterlijke clericalen hebben het ontwerp op zwakke wijze bestreden en te vergeefs gepoogd de algemeen gunstige opinie, die men omtrent de gevolgen welke de wet hebben kan koestert, een keer te doen nemen. De bekende en bekwame bankier Bis- schofsheim, die lid van den senaat is, heeft echter op zoo degelijke wijze hunne argumenten wederlegd, dat de moed tot eene repliek hun geheel begaf. Het beginsel van vrijheid voor allen is de grondslag ook van deze wet. Het is te hopen dat de regeering op het ingeslagen spoor zal voortgaan en weldraook andere hervormingen in onze staatsinstellingen zal voorstellen, waaraan de toepassing van dat beginsel nieuwe levens kracht geven kan en geven zal. Zoodra de kamer weer bijeenkomt zal allereerst het inci dent de Laet-Cbazal ter sprake komen. Men beweert toch dat de voorzitter onzer wetgevende vergadering, de heer Yandenpeereboora, de beschuldiging van partijdigheid in de waarneming zijner betrekking, welke van alle zijden hem naar 't hoofd is geslingerd, niet op zich wil laten rusten en eerst desaangaande zich verdedigen zal, om na die verdediging zijn ontslag als presideut aan de kamer te vragen. Mocht al dit laatste net geval zijn, dan hou ik mij toch verzekerd dat hij onmiddellijk weder zal worden herkozen. De hier ter stede zich bevindende Fransche ballingen hebben aan het Amerikaansehe volk een adres gericht, waarby zij de overwinnaars van het Zuiden geluk wen- schen met de bij Richmond behaalde zegepraal. Ik hecht aan deze handeling volkomen mijn zegel. Ieder die waarlijk liberaal denkt, juicht over het feit, waardoor eene gewichtige quaestie beslist werd in 't belang van recht, orde en vrijheid. Wat het adres zelf betreft, ik heb het gelezen, ne déplaise den begaafden en be roemden man, die het stelde ik vind het niet mooi, want het is mij te lang en heeft meer weg van een repu- blikeinschen catechismus dan van eene felicitatie. Ik noem zoo iets water in de zee dragen. De Amerikanen toch hebben van de Fransche democraten niet te leeren 1 wat het republikeinsch beginsel is en wat het eischt. Iets trof mij toch, toen ik 't gelezen had en mijn oog liet gaan over de talrijke handteekeningen. Ik zag daar toch o. a. de volgende: Madier-Monjauoud volksvertegenwoor diger in de laatste Fransche wetgevende vergaderingIk geloof niet dat men krachtiger en duidelijker verklaring kan geven van het denkbeeld, dat het tweede Fransche keizerrijk geen anderen grondslag heeft dan het geweld en de verkrachting van dc constitutie van 1849. En Madier-Monjau is bovendien een van dezulken, die 't volste recht heeft zóo te teekeneu als hij deed. Van de indertijd verleende amnestie heeft hij geen gebruik willen maken, omdat hij den eed van trouw en gehoorzaamheid aan het keizerrijk niet doen wilde, wat toch zoo menig republikein van vorige dagen deed, wien de ballingschap zwaar begon te vallen en die boven deze eene nieuwe plaats in de banken van het wetgevend lichaam des keizerrijks verre verkoos. Men brengt bier hulde aan die vastheid van beginsel, aan die overtuiging die voor geenc opofferingen terug deinst en dien zede lijken moed, en zelfs zij die zijne politieke meening niet zijn toegedaan, eeren en achten in hem den consoquenten, den degelijken man. Want Madier-Monjau is een man in den volste» zin des woords, en in onze dageu zijn dezulken tc zeldzaam, dan dat men de weinigen die men op zijn levensweg mag aantreffen, niet boog achten en eeren zou. Van hem sprekende, herinner ik mij ccn zeer schoon concert, 't welk ik dezer dagen te Antwerpen bijwoonde en waar toe de zoon van genoemden oud-afgevaardigde, de lieer Raoul Madier-Monjau, die een talentvol violist is, wien een schoone toekomst wacht, belangeloos rncê- werkte. Geloof echter niet dat ik kunstcritiek schrijven wil. Waar ik van dit concert gewag maak, is het alleen om u te wjjzen op het doel, waarmeê 't was georganiseerd en dat zoo gelukkig bereikt werd. Het was namelijk een volksconcert, en het publiek bestond goeddeels uit handwerkslieden, hunne vrouwen en kinderen. Het was het slot van een schoon geheel. Bij den aanvang van den winter toch hebben te Antwerpen eenige wel denkende en talentvolle mannen zich vereenigd om iu de Vlaamsche taal volksvoorlezingen over populaire wetenschap te houden, ten einde zoo mogelijk langs dien weg aan de hier te lande zoo verwaarloosde opvoeding en ontwikkeling der moderne standen te gemoet te kornen. Deze poging is uitmuntend geslaagd en heeft veel sympathie gevonden. Gesteund door die sympathie heeft men eenige voorname priesters der toonkunst uitgenoodigd de laatste samenkomst in dit seizoen op te luisteren met hunne rijke gaven. Gaarne werd aan die roepstem gehoor gegeven en het was een lust om te zien hoeveel genot die mannen en vrouwen uit het volk jl. Zondag avond indegroote zaal derVariétés smaakten. Wat me bovendien trof was de galante, beleefde wijze, waarop de uitgedoste en zwart gerokte heeren commissarissen, die tot de aanzienlijkste onder de Ant werpenaren behooren, de vrouwen en dochters der werklieden aan den ingang der zaal afwachtten, om ze naar de voor haar bestemde plaatsen te geleiden. Gravin nen en baronessen had men met niet meer égards kunnen behandelen. De menigte was dan ook blijkbaar daardoor zeer getroffen en heeft den volgenden dag van haar gevoel blijk gegeven, door in een welgesteld adres heeren ontwerpers der conférences en van het concert haren dank te betuigen voor de moeite die zij zich ten hunnen behoeve hebben gegeven. Ik roep bij 't scheiden die wakkere mannen gaarne toe: „Moed gehouden, gaat zoo voort, gij hebt getoond dat de toepassing van het ware democratisch beginsel veel goeds wrochten kan 't Prachtigste zomerweêr heeft op den tweeden Paasch- dag den gewonen jaarlijkschen Longchamps langs de Brusselsche boulevards begunstigd. Er was foute in den volsten zin des woords. Eene onbeschrijfeiyke luxe heerschte er in paarden, rijtuigen en toiletten. Ilad men duizend oogen gehad, men had ze kunnen gebruiken en allen hadden iets schoons gezien, in wondergoede har monie met de liefelijke, zonnige, frissche, heldergroene natuur om ons henen. Ik pas dit echter speciaal toe op de paarden en de vrouwen. Wat de heeren der schepping betreft, die het vak van koetsier beoefenen aan dezq komt in eene croniek van. den Longchamps de eerste plaats'toe, zoo als bij een wedren aan dejockeys'klieb de opmerking gemaakt dat ze geen heksemeesters zijn in hunne kunst. Zij zijn tamelijk linksck, weten blijkbaar met hun beenen geen weg en 'k heb er zelfs velen gezien die hun zweep hielden op eene wijze, dat ware ik de adellijke heer en meester van den lummel geweest, ik veel lust zou gevoeld hebben hem met dezelfde zweep eens af te rossen. De rijkste liverei hangt hun als een zak om 't lijf. Zij zijn slecht gekapt en vuil, en 't is de meesten aan te zieu dat ze hun leerjaren op den bok van een vigilante hebben doorgebracht. Zoo'n sujet „vloekt" met een mooie calèche, een prachtig span vos sen of schimmels en de beeldschooue vrouw, die heel élégant tusschen de mollige kussens ligt gedoken. Maar wie nog meer „vloekt" met die verleidelijke Eva's, wier i weelderige vormen 'truischend schitterend satijn niet ver bergen kan, 'tis de heer gemaal, de heer broeder of de heer pretendent, die heel onelegant de dame chaperonneert en zichtbaar trotscher is op zijn paarden dan op de koningin dor schepping, die naast hem ligtwant zitten doet men ook in een rijtuig niet meer. O! die Brusselsche heeren, die graven A en B en die barons X en Z en die rijke industriëelen C en D en die parvenus E en F; zijn ze jong dan zijn 'tdandys, acht ge een dandy ten minste hem, wiens onberispelijk toilet onmiddellijk aan de laatste modeplaat en aan ziju kleermaker doet denken, zijn ze oud of zijn zo deftig, omdat ze zich „op de politiek" heb ben geworpen, dan zijn 't dikbuiken, met vette neerhan gende wangen en dikke, kale hoofden, typen van den Brusselaer, gestempeld met 't biercachet. Hunne vrou wen en dochters eu liefsten zijn echter door moeder natuur te kwistig met hare goede gaven bedeeld dan dat men niet spoedig zich genoopt zou gevoelen alleen van deze notitie te nemen. Iladt ge Maandag jl. niet mij langs de boulevards gewandeld, ge badt stellig gaaf mij toegestemd dat ze ten volle uwe aandacht verdienden. De vrouwen uit onze haute volée zijn werkelijk mooi, in den volsten zin des woords élégant en't deed me leed voor haai- dat ik-'t zien ruo.est, hoe ze dc aandacht, die ze zichtbaar zoo gaarne* tot zich trokken, deelen moesten met dp Aspasia's en dp/Phryne's, die soupeer en in 't lrotêl de Commerce, inde,Rue de 1' Ecuyer, 't Maison d'or van Brussel^ en die. op den paascli maan dag, verrezen in nieuwe gedaante, nieuwe robes, nieiuve hoedjes, nieuwe equipages en naar poudre de riz zwe mende nieuwe bekoorlijkheden, 't op den Longchampa

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 3