MIDDELBURGSCHE
C
U R A N T.
r 57.
Zondag
1865.
9 April.
Editie van Zaturdag avond 4 uren.
Middelburg 8 April.
De eerste kamer der staten generaal zal vermoedelijk
spoedig na paschen bijeenkomen en zich bezighouden
met de behandeling der onlangs door de tweede kamer
aangenomen wetten.
Volgens de Nieuwe Rotterdamsche courant kan met
zekerheid worden medegedeeld dat de regeering bij den
raad van state het onderzoek aanhangig heeft gemaakt
van een wetsontwerp tot afschaffing der doodstraf.
Gisteren zijn te Amsterdam in het paleis voor volks
vlijt de algemeene tentoonstelling van tuinbouw-voort-
brengselen en het internationale congres voor plantkunde
en tuinbouw geopend.
Men leest in het Handelsblad:
In eene vergadering van het collegie Zeemanshoop,
jl. Dinsdag te Amsterdam gehouden, heeft de heer
L. Jause Bz., lector aan de kweekschool, eene mededee-
ling gedaan, die voor de zeevaart van groot belang kan
zijn. Deze astronoom heeft namelijk, door eene veran
derde constructie van den spiegelextant,de mogelijkheid
doen geboren worden om het juiste bedrag der fouten
aan een extant op te sporen, eene kennis welke nood
zakelijk is, zal men op het bestek, als de som van
resultaten van astronomische waarnemingen, vertrouwen.
Deze vinding van den heer Janse is van te meer
belang omdat men daardoor de zeer kostbare Berlijnsche
cirkels zal kunnen ontbeeren, welke instrumenten onge
twijfeld zeer weinig, zoo al eenige meerdere zekerheid
geven.
Door deskundigen aangezocht, zal de heer Janse
binnen kort eene beschrijving zijner gevonden verbete
ring verkrijgbaar stellen, met de daarbij behoorende tafel,
in de Fransche, Engelsche en Hollandsche talen. Deze
tafel bevat eene verzameling van ster-afstanden voor
alle dagen des jaars, met opgave der jaarlijksche veran
deringen van den invloed der refractie.
Wij vernemen dat mevrouw van Calcar binnen kort
gevolg hoopt te geven aan een reeds lang door haar
gekoesterd plan, namelijk om een school te openen,
bestemd om opleiding te geven aan meisjes uit alle
streken des lands, tot bewaarschool-onderwijzeressen
naar de Fröbel-methode. De school zal te Leiden geves
tigd worden.
Door de kamer van koophandel en fabrieken te Zwolle
is dezer dagen omtrent den toestand van het Zwolsche
diep en de noodzakelijkheid van het onderhoud aan zijne
excellentie den minister van binnenlandsche zaken een
adres toegezonden, waarin zij bij herhaling de aandacht
vestigt op den zeer onvoldoenden toestand van dat vaar
water, en daaraan het eerbiedig verzoek toevoegt, dst
het zijne excellentie moge behagen spoedig de noodige
maatregelen te bevelen, waardoor de goede en bruikbare
staat van dat vaarwater verzekerd worde.
Uit Almelo schrijft men 4 AprilMen neemt op het
oogenblik in Twenthe weder meerdere levendigheid in
de katoenfabriek-nijverheid waar, welke nog schijnt te
zullen toenemen, blijkens den aanzienlijken aanvoer van
grondstof en machinerie, die dagelijks over bet Overij-
selsche kanaal alhier plaats heeft. Men zegt, dat eerst
daags ongeveer 400 kisten met machinerie zullen worden
aangebracht en dat de firma G. Kromhofte Enschedé dit
jaar ook eene stoomweverij zal oprichten.
Rcuociitinscii es» besluiten.
marine. Bevorderd tot officieren van gezondheid
2e klasse bij de zeemacht, de officieren van gezondheid
3e klasse F. J. 0. Broers, E. M. van Lier en M. C. Buijze,
met bepaling dut eerstgenoemde zal rang nemen tusschen
de officieren van gezondheid 2e kl. M. S. T. Holtzapffel
en B. H. Thomson.
LKGiiH, Ontslagen uit de militaire dienst bij besluit
van 4 dezer de majoor jbr. W. F. Tindal van bet 3e
regiment dragonders.
Rechtszaken.
Cornel is Leendert Huizer, oud 27 jaren, geboren te
Bruinisse, brievengaarder te Kapelle, thans gedetineerd,
stond gisteren, zooals wij .eells in het kort mededeelden,
voor het provinciaal gerechtshof in Zeeland terecht.
Door het openbaar ministerie waren 16 getuigen en 2
deskundigen, de heeren W. Swart en J. K. A. Cromjongh,
beide hoofdonderwijzers te Goes, gedagvaardeen der
getuigen, de heer A. J. P. Saayraans Vader, civiel inge
nieur, en een der deskundigen, de heer Swart, waren
wegens wettige redenen verhinderd tegenwoordig te zijn.
Volgens het ter terechtzitting gehoorde komen de
verschillende feiten op het volgende neder. Aan den
boekhouder ten kantore van den heer Fransen van de
Putte, te Goes, werd den 9 Augustus 1864 door Jacob
van Willigen, schilder te Kapelle, een wissel ter inwis
seling aangeboden, gedagteekend Londen 1 Augustus
1864, groot 25,5.1, getrokken door James Brewster, te
Londen, op de heeren W. en L. Biggerstaff aldaar, ten
behoeve en order van den heer C. van Vliet, te Kapelle.
Toen de boekhouder Th. van Heel het verzoek om
betaling van den wissel afwees, daar deze niet was
geëndosseerd of geteekend, zeide van Willigen dien te
hebben ontvangen van den beschuldigde. Laatstge
noemde heeft daarop den wissel den volgenden avond
ten huize van van Heel andermaal ter verwisseling aan
geboden, ditmaal voorzien van eene handteekening in
dorso, luidende M. C. van Vliet of Vaervliet. Toen hem
door den boekhouder, die argwaan kreeg, over deze
handteekening eenige opmerkingen werden gemaakt,
heeft de beschuldigde opgegeven den wissel van een
polderjongen te hebben ontvangen. Bij een vervolgens,
na aangifte aan den officier van justitie, gedaan onder
zoek heeft hij andermaal voorgewend den wissel te heb
ben ontvangen van een polderjongen, M. C. van Vliet
genaamd, werkende aan het kanaal onder Wemeldinge.
Eerst nadat is gebleken dat de door hem voorgewende
polderjongen niet bekend is en dat alle verdere te dien
aanzien gedane opgaven met de waarheid in strijd waren,
heeft de beschuldigde bekend dat hij den wissel genomen
had uit een gesloten brief aan het adres van M. (raaster)
C. van Vliet te Capellc (Holland), welke brief bij ver
gissing was gericht naar Kapelle in Zuid-Beveland,
terwijl hij tevens opgaf later het ledige couvert naar
Capellc (Holland) te hebben teruggezonden, ten einde
het getal brieven te kunnen verantwoorden, eene
opgave welke, volgens door den voorzitter van het hof
gemaakte opmerking, vreemd luidt, te meer daar bet
couvert nimmer is terecht gekomen. Later heeft de
beschuldigde ook bekend dat hij, door van Willigen
vernomen hebbende dat de wissel niet kon worden
betaald of verwisseld zonder bet afteekenen voor order,
die handteekening M. C. van Vliet of Vaervliet daarop
heeft gesteld en toen zelf getracht heeft de verlangde
verwisseling te verkrijgen.
Den 11 September daaraanvolgende werd door den
heer mr. P. H. Saayraans Vader, rechter te Goes, aan zijn
zoon, den heer A. J. P. Saaymans Vader, destijds te
's Gravenhage, een brief gezonden, inhoudende een
Nederlandsch bankbillet no. 4886, groot100, in dorso
met de handteekening des afzenders voorzien. Bedoelde
brief door den beer Vader in persoon bezorgd in de
brievenbus te Biezelinge, welke door den brievengaarder
te Kapelle wordt geopend en verzouden werd den
12 September door den geadresseerde in oogenschijnlijk
ongeschonden enveloppe ontvangen, maar bij de opening
bleek het bankbillet daaruit gelicht te zijn. Hangende
het onderzoek naar den oorsprong van den Engelscheu
wissel werd een onderzoek naar het verdwijnen van dit
bankbillet ingesteld. Bij eene gerechtelijke huiszoeking
in de woning van den beschuldigde werd in een stuk
huisraad hetvermiste bankbillet gevonden, verborgen
in een sigaarkoker, terwijl de handteekening in dorso
van den heer P. II. Saaymans Vader met inkt onleesbaar
was gemaakt. De beschuldigde heeft bekend dit bank
billet persoonlijk uit den brief genomen en daarna het
voorzichtig geopende couvert weder dichtgeplakt en
verzonden te hebben.
Op den 12 of 13 Maart 1864 werd den beschuldigde
door den postillon P. Polderman ter hand gesteld een in
pakpapier gewikkeld stuk zwart laken, groot 2 ellen
1 palm, die dit, op last van den heer K. Baart, koopman
alhier, moest bezorgen aan de herberg te Kapelle,
van waar het verder zou worden verzonden naar Schore,
aan bet adres van den predikant W. Winsemius. Voor
zoodanige bestellingen genoot de beklaagde gewoonlijk
twee en een halve cent, welke hem meestal werden be
taald door den kastelein in de herberg, die deze en
andere kleine verschotten later met den heer Baart ver
rekende. Ditmaal werd bovengenoemd pakje echter niet
door den beklaagde bezorgdhij eigende het zich toe,
deed het door zijne vrouw in de bank van leening te
Goes verpanden en ontving daarop f 6.
De verschillende stukken van overtuiging, de wissel,
het bankbillet, de lap laken enz. werden alle door de
getuigen herkend.
De beschuldigde erkende den 29 Februari 1860 als
brievengaarder te Kapelle te zijn aangesteld, op een
jaarwedde van f 150, en den 13 Maart daaraanvolgende
als zoodanig te zijn beëedigd; hij bevestigde de verkla
ringen van de getuigen en bekende alles. Omtrent zijn
vroeger gedrag werden geene klachten ingebracht. De
heer mr. P. H. Saaymans verklaarde zelfs dat de beschul
digde bij hem steeds zeer gunstig bekend is geweest.
De procureur-generaal mr.M.Verbrugge achtte de ver
schillende den beschuldigde ten laste gelegde feiten wet
tigen overtuigend bewezen. Op grond der artt. 173,147,
148, 164 en 408 van het wetboek van strafrecht en art. 2
der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad no. 102), requi-
reerde hij dat Cornelis Leendert Huizer door het hof
zal worden schuldig verklaard aan 1. het verduisteren en
onttrekken van twee bescheiden die hem in zijne betrek
king van agent der hooge regeering (brievengaarder en
postbeambte) waren toevertrouwd; 2. valschheid in ge
schriften van koophandel, door het namaken van eene
handteekening welke tot kwijting moest strekken; 3.het
desbewust gebruik maken van dat valscbe stuk; en
voorts aan het, ten nadeele van den eigenaar, bezitter
of houder, verduisteren en weerloos maken van koop
waar, welke hem alleen in handen was gesteld tot een
betaald wordenden arbeid en om er een bepaald gebruik
van te maken; en mitsdien veroordeeld tot de bij de wet
bepaalde straffen, tuchthuistraf van niet minder dan vijf
en niet langer dan tien achtereenvolgende jaren, be
nevens drie geldboeten en in de kosten van het geding,
of tot zoodanige andere straf als bet hof, behoudens eene
goede justitie, zal verraeenen te behooren.
De verdediger mr. W. A. vau Hoek trachtte aan (e
toonen dat art. 173 alinea 2 van het wetboek van straf
recht hier niet toepasselijk was, en slechts aan eenvou-
digen diefstal kon gedacht wordenvoorts dat hier eene
veroordeeling wegens valschheid werd uitgesloten, omdat
de vervalsching van de handteekening op den zooge-
naamden wissel zoodanig was dat hieruit voor niemand
eenig nadeel zou kunnen voortvloeien; ten opzichte
van het laatste punt van beschuldiging betoogde hij
dat hier lastgeving om niet had plaats gehad en dus
artikel 408 van het wetboek van strafrecht niet toepas
selijk was. Hij concludeerdefmitsdien dat het hof den
beschuldigde zou schuldig verklaren aan eenvoudigen
diefstal, onder verzachtende omstandigheden gepleegd.
Het hof heeft de uitspraak bepaald op a. Donderdag,
des middags te éen uur.
Gemengde berichten.
Het baart te Londen verwondering dat de deelne
ming van Nederland in de tentoonstelling van Dublin
zoo groot is, dat dezer dagen meer dan 300 collis in de
Engelsche hoofdstad voor die tentoonstelling ontvangen
werden.
Er is te Parijs eene inschrijving geopend om bij
dragen in te zamelen voor de oprichting van een stand-