af en begaf zich naar België, om daar op zijn ge mak en in 't volle bezit zijner vrijheid, te vernemen, boe Napoleon Bonaparte de vrijheid der letterkundige critiek begrijpt. Het was een gelukkig idée. Veertien dagen na de uitgave zijner brochure was hij tot vijf jaren gevangenisstraf veroordeeld. Hij wenscht echter den keizer of den staat niet met de zorg voor zijn onderhoud te belasten en blijft voorloopig hier, waar hij een cursus over de litteratuur dcnlct te openen. Men heeft de zonderlingste praatjes omtrent de wijze waarop hij Frankrijk heeft verlaten uitgestrooid, en de dagbladen hebben zich daarvan de trouwe echo's ge maakt. Zoo vertelde de een dat hij, in 't gewaad van een priester vermomd, de grenzen is overgetrokken, de ander dat daar hij niet tot de vlucht besluiten wou, zijne vrienden hem tot een souper hadden geïnviteerd, waar zij hem, met behulp van de uoodigc Champagne, in den dommel hadden gebracht om in dien toestand hem op den Noordertreiu te plaatsen. Niets van dat alles is waar. Ik heb uit Rogeard's eigen mond, dat hij toen hij bemerkte dat het tijd voor hem werd, zich naar het station heeft begeven en een coupon le klasse tot Brussel gekocht heeft. De douanen te Risquons-Tout hebben hem ongehinderd laten passeeren, nog niet bewust als zij waren, dat hij de heiligschennende Labieuus, de belee- diger van het moderne Cesarisme was. Rogeard is voor mij eene zeer aantrekkelijke persoonlijkheid. Hij is een bescheiden doodeenvoudig en zeer geletterd man, die hier zeer gefêteerd wordt, wat blijkbaar niet zeer in zijn smaak valt. Wat zijn uiterlijk betreft, hij schijnt om streeks vijftig jaar oud, is van eene lange gestalte en breedgeschouderd. Hij heeft eene zeer roode gelaats kleur en is bepaald leelijk, vooral daar zijn gelaat zeer sproetig is en zijn huid niet zeer zuiver. Hij is de type van een eenvoudigen kamergeleerde. Vroeger was hij hoogleeraar te Pau. maar nam na den staatsgreep zyn ontslag, omdat hij den eed aan den keizer niet wilde doen. In de laatste jaren heeft hij door het geven van huisonderwijs in de oude talen en geschiedenis en het schrijven van artikelen voor wetenschappelijke tijd schriften te Parijs in zijn onderhoud voorzien. Naast dezen man, die zoo lang zweeg tot het bloed hem voor de nagels kwam, tot Napoleon's onverheelde sympathie voor het Cesarisme, aan alle hoeken der wereld, in alle talen als uitgegalmd, hem tot spreken dwong, en tot uitstorting van al den gal en al de bitterheid die sedert jaren in zijn borst was opgekropt, naast dien man die slechts beroemd is sedert enkele dagen, zond Parijs ons deze week een andere zijner illustratie's, Alexander Dumas. Ik kom er rondweg voor uit, ik was blij hem eens te zien. Hij was toch de vriend van mijn jongenstijd. Het genot dat hij mij jaren geleden met zijn Monte-Christo, zijne Trois Mousquetaires, zijne Deux Dianes, zijn Che valier de Maison Rouge en andere producten uit zijne groote romanfabriek verschaft heeft, kon hij mij nooit bederven, al viel hij dan ook bij eene ontmoeting van aangezicht tot aangezicht mij erg uit de hand. Neen, die „lecturer" was de Dumas van mijn „zwarten tijd" niet. 't Mocht zijn breed voorhoofd, zijn krachtvolle gestalte, zijn zwart grijzend krullig haar, zijn mulatten-gelaat zijn, maar dit alles omsloot een geheel anderen geest dan dien van m ij n Dumas. Men zegt dat deze groote Alexander vau eene nobele natuur is en dat heeft hij getoond door te Antwerpen met eene erbarmelijk slechte „lecture" 3000 francs voor de noodlijdenden van Dour bijeen te zamelen, en hier in de cercle artistique et litteraire een gastrol te komen vervullen, zonder daarvoor een honora rium te begeeren, 't neemt niet weg dat hij mij gansch niet heeft meegesleept., zooals hij dat vroeger wist te doen en zooals hij 't. misschien nog zou doen kon ik nog tijd vinden om zijne romans te lezen. Maar verbeeld u welk een onderwerp hij hier behandelde. Napoleon en Cesar. Alexander Dumas, de verdediger van het Cesa risme! Alle Goden zij 't geklaagd, hoe is 't mogelijk, de man die toen de Napolitanen zich vrij vochten van 't Bourbonsche juk, het volk door zijne woorden moed insprak en op de barricaden zijn stentorstem ver hief, Alexander Dumas, de boezemvriend van Garibaldi, in de meest vrijzinnige sociëteit van het vrije en vrijzin nige Brussel den lof trompettende van de beide Napo leons! 't Wekte ietwat walging. Geloof me, in de oogen van menigeen voor wie hij een oud vriend was, is de vergaderzaal van den cercle het Waterloo van Duinas geworden. Hij kwam om te overwinnen, maar zijn neêrlaag was bitterlijk. Aan 't hem aangeboden souper eerst herkende ik hem; zijn levendig discours, zijn geest, zijne originali teit, zelfs zijne onschuldige leugens, deden mij nog eens denken aan den talentvollen auteur der „Impressions de voyage," die misschien morgen aan den dag in het feuilleton van een Parijsch blad vertelt, dat wij, mannen van den cercle, dweepen met bet Cesarisme. Dan zullen wij echter onzen ouden vriend te woord staan. Het doet mij genoegen dat hier te lande even als ten uwent, langer hoe meer steramen opgaan ten einde van de regeering een besluit tot afschaffing der doodstraf te vragen. Met dat doel houdt men zich hier onledig een algemeen petitionnement door het geheelerijkteorgani- seeren. De vroedsten en nobelsten, ongeacht van welke politieke richting zij zijn, sluiten zich bij de leiders dier beweging aan. De negentiende eeuw die de beschaafde maatschappij tegen de slavernij te wapen riep, moet ook in hare jaarboeken den dag nog kunnen ter nederschrij- ven, waarop de geheele beschaafde wereld Victor Hugo's verhevene krijgsleuze: nla mort a la morttot de hare zal hebben gemaakt. De sympathie voor de zaak is hier veel bevorderd door een recent feit. Het hof in West-Vlaan- deren veroordeelde toch eenige maanden geleden zékeren Benoit, wegens moord op zijn buurman gepleegd, ter dood. De beschuldigde bleef volstandig zijn onschuld staande houden; Zijn advokaat kwam uit hoofde van een gebrek in den vorm, in cassatie bij 't hoog gerechtshof, en de zaak werd naar 'thof in Oost-Vlaanderen geren- voycerd. Dit had een nieuw onderzoek ten gevolge en.... het tweede hof sprak Benoit op alle punten der aanklacht vrij, waar het eerste hem tot de galg had veroordeeld. Aan de toevallig verkeerde toepassing van een wets artikel hing hier 't leven van een mensch, de eer eener familie Ik geef dit vonnis en die vrijspraak ter overweging aan de voorstanders der doodstraf. Ubi testimonia rerum adsunt} non opus sunt verbis! ©iqc Crrstufrl. Publication de La rive Gauche. Les propos de Labiénus. par A. Rogeard. Prix 1 franc. Bruxelles, ches tous les libraires, 1865. Zand en Duinendoor dr. T. C. Winkler.. Dokkum, J. J. Hansma, 1865. Terwijl de geordende troepen bezig zijn tegenover den doorluchtigen biograaf van Caesar zich in slagorde te scharen, hebben er aan de voorposten reeds hier en daar kleine tirailleurs-schermutselingen plaats gehad. Trou wens dat de toegeworpen handschoen gretig zou worden opgeraapt was te voorzien.Kennen onze lezers den heer A. Rogeard, den vinnigen auteur van„Les propos de Labiénus"? De nieuwsbladen hebben ons bericht, hoe deze hcetbloedige pamphlettist, na zijn geharnast vlug schrift in de Parijsche wereld te hebben geslingerd,door zijne vrienden voorzichtigheidshalve, ineen toestand vrij wel gelijkende op dien waarin, volgens de sage, Jan Steen zijne „beren" zich van den hals zou hebben gesclio- ven, naar Brussel is geëxpedieerd. Dat zij niet gansch 1 en al ongelijk hebben gehad isonsgebleken uit het von nis dezer dagen door de correctioneele policie te Parijs i tegen den vodrtvluchtigen schrijver (zie ons no. van 23 Maart 11.) geslagen, waarin deze bij verstek tot vijf jaren gevangenisstraf en 500 francs boete is veroordeeld. De uitgever, de heer Lainé, is mede in de zaak betrok- j ken, en mag blij zijn er met een maand gevangenis en ook 500 francs boete af te zullen komen. Kennen onze lezers intusschen ook de brochure? Ze heeft op zich-zelv' beschouwd en wat den inhoud aaugaat, niet veel om 't lijf; maar het pikante, het origiueele zit iu den vorm, in de niet onaardige wijze van inkleeding. Yan dit be kleedsel ontdaanzon liet ephemerisch schimpschrift zeker den schrijver de helft der populariteit niet hebben doen verwerven, die hij op 't oogenblik geniet. Rogeard verplaatst ons, zeer honioepatisch, naar den tijd van het oude Rome, naar den tijd toen: „Ce peuple roi avait un raaitre," t. w. keizer Augustus. „Een prach tig moment! zegt hij. Alles zweeg, alles was in rust, niets roerde zich. Er was slecht3 éen tribuun meer, Augustus! éen leger, 't zijne; éen wil, die van hem; éen consul, hij; éen censor, hij; éen praetor, hij„lui, tou- jours lui." Augustus deed veel voor 't volk. Spelen, gladiatoren, groote jachten, optochten van tijgers en andere vreemde dieren, militaire revues enz. enz. „Ja mais le peuple romain ne s'était tant amusé." Wat 'skeizers persoonlijke amusementen betrof, die waren eenvoudig. Alleeu hield hij er een menigte mai- tressen op na; omgaf zich met een verbazende luxe van meubelen, ornamenten enz. en gastreerde voortdurend met zijn intiemen, dat het een lust was. „En toutle reste, sa vie fut trés reglée." Men kan het er overigens voor houden, dat tijdens de regeering van Augustus de gouden eeuw werkelijk op aarde was gedaald. Kleine schaduwvlekjes alleen waren er aan te wijzen, o. a. het onrustwekkend feit, dat, hoe veel republikeinen men ook had gedood of gebannen, er altoos nog waren overgebleven die nu en dan het hoofd opstaken voorts, de lastige noodzakelijkheid waarin de keizer zich bevond, om voorzichtigheidshalve wapenen onder zijne kleederen te dragen en van altoos een gedwongen stoet van vrienden (ware facheux om zich te hebben. Dan de prefekten die hier en daar de provinciën uitzogen, „et qui ne savaient pas tondre la béte sans Ia faire crier," waartegen evenwel verzoetend overstond, dat zij de opbrengst van hun jacht eerlijk met den mees ter deelden. Wijders de ongelukkige expeditie... (naar Mexico schreef ik haast) van Varus, waar drie legioenen het leven bij inschoten, en zoo voorts eenige kleine onaange naamheden meer „de temps en temps quelque famine" etc. Maar waren die er niet geweest, werkelijk men zou zich dan ook al te gelukkig hebben gevoeld. „II y a des bienfaits qui accablent, des bonheurs qui font mourir." Op deze wijze voortgaande te persiffleeren, introduceert de schrijver bij ons zijn vriend Labiénus, die de onbe schaamdheid, de ongehoorde ondankbaarheid of liever de dwaasheid had ('t was duidelijk dat het den man in 'thoofd scheelde!) van met den bestaanden staat van zaken niet tevreden te zijn. Hij, een oud, stroef republi kein, „s'obstinaita rester citoyen, a vouloir mourir libre dans sa patrie libre; imagine-t-on pareille extravagance? Citoyen et libre, l'insensé!" Hij was somber, hij gromde te midden der algemeene vreugde. Eens op zyn wande ling zekeren Gallio ontmoetend, („un jeune sage corame Labiénus était un vieux fou;jeuue homme sérieux, poli, circonspect donnant une iarme a Caton, un sou- rire a César; aimant un peu tout le monde, même Labiéiiüs,") vertelt deze hum ganach opgetogen, dat de „Mémoires" van Augustus in 't licht zijn verschenen, „Et depuis quand les brigands font-ils des livres?" vraagt Labiénus. Tu ne liras pas ces „Mémoires?" Je les lirai, Gallion, en pleurant de honte." Et tu vas y re- pondre, les critiquer, faire un auti-César, comme Cesar a fait un anti-Caton?" Non, Gallion, je ne veux rien publier sur ce sujet, je ne discute pas avec celui qui a ti entelégions.Mais on assure que la critique sera libre, la tyrannie donnera huit jours de congé a la littérature." lis ne pourrout, antwoordt Labiénus, donner qu'line fausse liberté, une liberté de Decembreen hiermee zijn nu de sluisdeuren open gezet, en laat de schrijver de volle stroomen zijner republikeinsche woede schieten. De volgende zes pagina's zijn het dan ook voornamelijk die den schrijver aan de correctioneele policie vat op zich hebben gegeven. Hij noemt Augustus „un dröle", diens boek „l'apologie de son crime", „la bible des coquins" enz. De auteur, dus luidt de peroratie dezer brochure, kan in zijn boek natuurlijk alleen spreken over dingen die hij weet. En wat weet hij Valsche sleutels, valsche eeden, valsche testamenten te maken; te liegen op het Forum, de kiezers om te koopen; zijn collega's te moorden of te verbannen; zich bij alle partijen vrienden te maken; over goddelijke en mensehelijke wetten met een saut perilleux heenbuitelend, aan de andere zijde als koning neer te vallen; dat alles weet en kan hij: maar verder weet hij niets, noch van historie, noch van politiek, noch van moraal. Hij houdt van oude munten en oude helmen, maar niet van de oude zeden. Wilt gij met hem gaan redetwisten over een Of andere grammatische of archaeologische of numismatische quaestie? Zot, dan zondt gij juistin zijn schuitje komen en vallen in den u gespannen strik. Ziet gij het niet, dat hij 't daar juist op heeft toegelegd. Lieden als hij hebben slechts éeue ambitie: namelijk bij de fatsoen lijke, de eerlijke luï, door wie ze om hun schanddaden in den ban zijn gedaan, weer in eere te komen. Daartoe kiezen ze allerlei vermommingen. Huis aan huis ziet men ze rondgaan, gekroonde bedelaars, de hand uitste kend naar hun verloren eer; 't is intusschen de eenige aalmoes die men hun niet kan geven. Zoo doet Augus tus op dit oogenblik. Die bloeddrinker dorst thans naar lof. Die dief van 't keizerrijk is thaus bezig ziju „eer herstelling" te stelen. „Le livre de César, e'est la toilette du condamné c'est la coquetterie du dernier jour. César était si sale, que le bourreau n'en eüt pas voulu; il se débarbouille un peu, pour embrasser la mort. Et il demaude des lecteurs! l'in§olent! des lecteurs pour César! X quoi bon! 11 ose, dans une préface, adresser des questions aux lecteurs; mais c'est le licteur qui répondra. En attendant cette réponse, je vais lire les „Memoires" d'Auguste. Et mpi, répondit Labiénus, je vais relire les libellos de.Cassius." Aldus eindigt dit heftig libelj dat-, .pè,ar Vorm en inhoud, zoo wat op een verren, achterneef gel ij kt. van Victor Hugo's in der tijd nog - veelmeer öpfctffnwekkfihdé brochure: „Napoleon le petit." .JÖet genre begint echter wel ietwat afgesleten te raken.- Of de-keizerlijke policie

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 3