uiten lanö.
kruit gevolgd worden, iu dezelfde vuurwapenen gebe
zigd worden.
Te Weenen is in den schouwburg „an der Wien"
's avonds de zaal eivol om een fluiter te hooren, Picco-
lini geheeten, uit Londen. Het is iemand van middel
bare grootte en een zeer elegant voorkomen; hij fluit
onder begeleiding van de piano, de serenade ran Schu
bert en de groote aria uit Norma, „casta diva." Hij laat
zeer duidelijk dubbele noten hooren, en zijne trillers
ziju onverbeterlijk; het geluid is zoowel in het medium
als in de hooge tonnen zeer aangenaam, de intonatie
nimmer twijfelachtig, en men zou meeneu den zang van
een nachtegaal, het volle heldere geluid van een meerb
of de trillers van een opstijgende leeuwerik te hooren.
De nieuwe artist vindt den meesten bijval.
liet slechte weder blijft voor de Parijsclie feuilleton
schrijvers eene bron van aardigheden opleveren. Zoo
wordt thans gewezen op het in vroeger tijd bij besluit
uitgebracht gevoelen van een concilie, dat namelijk de
schepping der wereld uit den chaos zou moeten plaats
hebben geliad in de maand Maart. Met het oog hierop
wordt thans beweerd dat de schepping der wereld dezer
dagen feestelijk door de verstoorde elementen wordt
herdacht. Volgens anderen is deze verstoring der ele
menten het gevolg van den dood des heeren Mutliieu de
la Drouie.
De gemeenteraad van 's Gravcnhage heeft Dinsdag
afwijzend beschikt op liet adres yan de heereu J. van
Lith c. s., betreffende den bouw van een nieuw schouw
burg-lokaal enz.
Te Zwolle heérscht, volgens de Groniugsche cou
rant, sedert gerui'men tijd op onrustbarende wijze een
kwaadaardige oogziekte, waardoor reeds eenigen het
geheel of gedeeltelijk verlies van het gezicht te betreu
ren hebben.
Ter viering van het jaarfeest van het studenten
corps te Delft had Woensdag avond een optocht van de
studenten' plaats, met muziek en fakkellicht, en werden
serenades gebracht aan den directeur en verdere docen
ten der polytechnische school.
In de Parijsclie hoo£e kringen spreekt men veel
van het beleedigen der vrouw van een ambassadeur. De
bekende zangeres Theresa heeft zich namelijk zoo ver
vergeten, dat zij de prinses von Metternich eeu oorveeg
toediende. Men weet nog niet of Oostenrijk geene vol
doening zal eischen cn sommigen denken met huivering
aan den waaierslag, die de expeditie tegen Algerië ten
gevolge had.s
- Blijkens eene bekend gemaakte officieele opgaaf
bedroeg de sterkte van het personeel der policie van
Londen (de City niet medegerekend), op het einde des
v'Örigen jaars 7101 man, waarvan de kosten te staan
komen op 560,864 p. st. 1 sh. 4 p.
Een Itnliaansch violist gaf te Parijs een concert.
Hij was als een groot virtuoos aangekondigd, maar reeds
hij de eerste streken oordeelden de hoorders dat zij mis
leid waren, en begonnen hem niet zulk eene woede uit
te fluiten, dat de policie begreep tusschen beiden te
moeten komen om aan den storm een einde te maken.
Wellicht zou haar dit niet gelukt zijn, wanneer de artist
niet op den goeden inval gekomen was ora voor te
tredeu, en na liet maken van de gebrnikelijke buigingen
te zeggen: „Houdt u een oogenblik bedaard, myne
heeren, eu gij zult over uwen onderclanigen dienaar
tevreden zijn. Men had mij gezegd, dat gij veel van muziek
hield; het schijnt echter dat het fluiten bij u de voor
keur heeft. Nu dan, ik zal u naar uwen smaak bedienen."
Nadat hij deze woorden met grooten ernst had gespro
ken, legde hij den strijkstok weg, eu begon het thema
uit eene Italiaansche opera, dat hij vroeger had gespeeld,
te 'fluiten, en accompagneerde het pizzecato op de viool-
Dit verwekte eèu algemeen gelach en toejuichingen, en
toen Juj geëindigd had, werd hem verzocht hetzelfde
stuk op de viool te speleu, wat hij dan ook met meer of
minder talent, doch onder luiden bijval van de zijde des
publieks deed.
iriiermometerstand.
25 Maart 's av. 11 u. 35 gr.
26 's morg.7 u. 38gr.'sraidd. 1 u. 40 gr. 's av. II u. 34 gr.
27 's morg.7 u. 33 's raidd.. 1 u. 38 gr.
Staten generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting vau Vrijdag 24 Maart. Behandeling der
geneeskundige wetten.
De beraadslaging wordt voortgezet ovor art. 19 der
wet, regelende de uitoefening der geneeskunst. Even
als gisteren werd de bepaliug zoowel verdedigd als be
streden. De voorstanders van liet artikel deden uitkomen,
dat dezelfde paenaliteit van schorsing door den rechter
vfas voorgeschreven, ook voor advokaten, procureurs,
notarissen, en dat er dus geene reden denkbaar was om
den rechter niet te laten oordeelen over dezelfde feiten,
door medici gepleegd. Ook de minister van binnenland-
sche zaken deecl zien, dat in de thans bestaande wetge
ving dergelijke bepaling voorkwam; dat de staatscom
missie van 1848 een soortgelijk beginsel voorstond,ja
nog verder ging, door onder de redenen tot schorsing
ook blijken van ongeschiktheid op te nemen. De minister
betoogde voorts, dat in het aanhangig ontwerp iets was
voorgesteld, dat een gansch ander karakter had; dat
alles was vermeden wat botsing tnsschen geneeskunst
oefenaren en inspecteurs kon veroorzaken en kon doen
denken aan een geregeld toezicht op de uitoefening dei-
geneeskunst. De grond der bepaling was eenvoudig de
noodzakelijkheid om aan het publiek een waarborg te
geven tegenover den geneeskuuclige met het oog op de
uitsluitende bevoegdheid, om de geneeskunst uit te
oefenen, hem geschonken. De overheid die den genees
kundige aan het vertrouwen van het publiek aanbeveelt,
moet bij misbruik daarvan, hem kunnen straffen. Bij
eene vrije uitoefening der practijk was dergelijke con
trole niet afkeurenswaard, en de geneeskundigen zelve
konden er niet tegen hebben, in het belang van de eer
van hun stand, dat een lid van hun corps, ontrouw wor
dende aan eed en plicht, en door zijne handelingen zijn
stand onteerende, door dén rechter in de uitoefening
der practiik werd geschorst, door den vechter, die onpar
tijdiger dan eeu collegie van toezicht, door de genees
kundigen zelve gekozen, over de feiten, die door het
openbaar ministerie ter zijner kennis zijn gekozen, kan
oordcelen. De minister was echter van meening, dat het
amendement van den heer Godefroi, waarbij de strafbe
palingen van den Code Pénal nog werden uitgebreid,
geen doel zoude treffen, want dat de artt. 319 en 320
(Jodc Pénal zeldzaam liet doel hebben bereikt, 't welk
men zich daarmede voorstelde.
De tegenstanders van het voorschrift van art. 19 her
haalden, dat het beginsel, hier voorgesteld, inbreuk
maakte op de individneole vrijheid vau mannen, die een
profession liberale uitoefenden; dat het voorbeeld der
notarissen, deurwaarders enz. niet opging, omdat deze
eene benoeming van regeeringswege hadden bekomen
dat bovendien het met betrekking tot deze personen nog
een disciplinairen maatregel goldt, terwijl ten opzichte
der medici van eene correctioneele vervolging sprake is;
dat de rechter over de hier bedoelde onbestemde en
onbepaalde feiten bij geene mogelijkheid zon kunnen
oordeelen, en dat het toezicht cn de controle niet be
hoorde uitgeoefend te worden, op de wijze, zooals die
hier werd voorgesteld, maar door de geneeskundigen
zelve.
liet einde van den strijd, die bijna den geheelen dag
aanhield, was, dat het amendement Godefroi werd ver
worpen met 54 tegen 11 stemmen, maar ook art. 19 zelf
werd verworpen met 42 tegen 24 stemmen.
Na goedkeuring van het vroeger aangehouden art. 15,
waaruit echter door de regeering gelicht is de verplich
ting tot vermelding door den schecpsgezagvoerder van
verzuimen en misslagen, door den seheepsdocter bij de
behandeling van zieken aan boord begaan, werd de dis
cussie over art. 20 geopend, gevangenisstraf en geld
boete bedreigende tegeu liet onbevoegd uitoefenen der
geneeskunst.
Ook op dit artikel had de heer Godefroi twee amende
menten voorgesteld: het een om te bepalen, dat de rech
ter verzachtende omstandigheden zou kunnen toepassen;
het ander, dat de middelen ec werktuigen zouden kun
nen in beslag genomen worden. De heer Luyben stelde
voor de slotalinea van het artikel waarbij „tegen den
apotheker, hulpapotheker of leerling-apotheker, wegens
overschrijding van hun beroep, de straf van schorsing
in de uitoefening van hun beroep voor een bepaalden
tijd wordt bedreigd," weg te laten.
De minister nam het eerste amendement Godefroi
over, en nam uit het artikel weg het ontvangen van
belooning of niet, als criterium van het misdrijf.
liet tweede amendement Godefroi werd hierna ver
worpen met 38 tegen 28 stemmen; dat van den heer
Luyben aangenomen met 38 tegen 28 stemmen, en de
artt. 20, 21, 22, 23, 24 eu 25 zonder discussie goed
gekeurd.
Het wetsontwerp in stemming gebracht werd aange
nomen met 39 tegen 29 stemmen.
Tegen stemden de heeren: Kien, Wintgens, Taets van
Atnerongen, Dirks, Schimraelpenninck, YVesterlioff, van
Foreest, van Asch van Wijk, Jonckbloet, de Poorter, van
Zuylen, van Beyma, Simons, van Delden, Kappeyne,
Begram, Luyben, J. K. van Goltstein, Mensonides, van
Nispeii, Hoekwater, vau Voorthuysen, liochussen, Hoff
man, W. van Goltstein, van Lijnden, Mij er, van Nierop
en van der Veen.
Zitting van Zatunlag 25 Maart. Behandeling der
geneeskundige wetten.
De beraadslaging wordt hervat over het tweede wets
ontwerp, regelende de voorwaarden tot verkrijging der
bevoegdheid van geneeskundige enz., en wel over de
overgangsbepalingen.
Vrij langdurige discussie had plaats over een araen
dement van den heer Kappeyne, op art. 16, strekkende
om de milde bepalingen dezer overgangsartikelen ook
van toepassing te verklaren op hen, die na de invoering
der wet den graad van doctor in alle vakken hebben
bekomen, mits zij vóór dat tijdstip den graad van candi-
daat in de medicijnen aan eene Nederlandsche hooge-
school hebben erlangd, even als op hen, die aan eene
buitenlandsche hoogeschool het diploma hebben ontvan
gen, en krachtens de bepalingen der wet van 12 Maart
1818, vóór het in werking treden dezer wet, zijn toe
gelaten.
Onderscheidene leden bestreden voorts het bij deze
wet behouden stelsel van „verboden kringen" voor de
uitoefening der geneeskunst, als niet meer passende in
het systeem der wet, en het zonder grond uitbreiden
van bestaande bevoegdheden, hoofdzakelijk liet verlof
aan medicinre doctoren gegeven om chirurgicale hulp te
verleenen, en het daardoor veranderen van een bestaan-
den toestand; de voorstanders echter dier uitbreiding
zagen geen bezwaar hoegenaamd, om aan de medicina;
doctores de vergunning te verleenen om de zoogenaamde
„petite chirurgie" uit te oefenen, te meer daar, naar hun
oordeel, geen doctor zich aan eene gevaarlijke operatie
wagen zou en, bij een ander stelsel, de geneeskundige
hulp zou wordeu verduurd en het monopolie der chirur
gijns bestendigd. Zij voegden er bij, dat de bestaande
toestand overal behouden is, maaralleen daar veranderd
waar de behoefte van het platteland zulks dringend
eischte.
De slotsom van dit vrij langdurig debat was, dat de
minister overnam een amendement van den heer Ilein-
ders, strekkende om de territoriale beperking, die in
dit artikel voorkwam en op niets steunde, op te heffen
dat het amendement Kappeyne werd verworpen met 47
tegen 18 stemmen, on dat het art. 16 \verd aangenomen
met 45 tegen 20 stemmen.
Vervolgens is beraadslaagd over art. 17, bepalende,
wie tot dc uitoefening der geneeskunst of hare takken,
bevoegd zijn. Ook hier werden dezelfde klachten over
de „territoriale beperking" gehoord, als bij art. 16, en
gewezen op de willekeur, waarmede gehandeld is, terwijl
de verdedigers van het artikel deden uitkomen, dat het
strekken moest om de eenheid van stand te bevorderen.
De vegeeving nam al het beperkende uit het artikel
weg, zoodat tot de uitoefening der geneeskunst of hare
takken thans in al de gemeenten van het rijk bevoegd
zijn al de personen, in het artikel vermeld, mits uiterlijk
vier maanden vóór de invoering der wet toegelaten.
Het artikel werd daarop aangenomen met 35 tegen 31
stemmen.
Daarna werd aangenomen art. 19, in dier voege door
de regeering veranderd, „dat de otlieieven van gezond
heid Ie en 2e klasse, die bij het invoeren der wet gepen
sioneerd ziju of op andere eervoile wijze de dienst ver
laten hebben, alsmede zij, die bij de invoering der wet
nog in dienst zijn, maar later in dien rang en op die
wijze de dienst verlaten, bevoegd zullen zijn tot uitoefe
ning der genees-en heelkunde in het geheele rijk; en
dat dit ook het geval zal zijn met de apothekers en met
de oflic^ren, die op gelijke wijs ontslag uit de koloniale
dienst hebben bekomen."
Over een amendement van den heer van Muiken,
strekkende om de bevoegdheden van dit artikel uit te
breiden, staakten de stemmen, zoodat daarover in eene
volgende vergadering op nieuw beslist moet worden.
JDe overige artt.'20—22 leverden geen stof tot dis
cussie op.
Algemeen overzicht.
Met het oog op de vele amendementen reeds op het
ontwerp-adres van antwoord bij het Fransch wetgevend
lichaam ingediend de laatst ingediende zal men in dit
nommcr aantreffen mag men voorspellen dat de aan
staande adre8-debatten belangrijker dan ooit zullen we
zen en meer onderwerpen zullen omvatten dan immer te
voren het geval is geweest.
De verhouding tusschen regeering en vertegenwoor
diging in Pruisen is sedert eergisteren niet veranderd.
De Kreuzzeitung stelt de gemoederen in zooverre ge
rust dat voor het oogenblik van eene sluiting der zittin
gen vau het huis van afgevaardigden geen spiake is.
liet schijnt voorts dat de regeering deleden van het huis
tot hunne gewone kalmte wil doen terug keeren, daar
toch, op verzoek van den minister van oorlog, de voort
zetting der debatten eenige dagen is uitgesteld. Het
verdient overigens de aandacht dat de heer von Bismarck
zich gedurende dczelaatste uiting van generaal vanlioon's
bajonnetten politiek, geheel heeft onttrokken aan het
debat, zoodat hij thans, zoo noodig, de verantwoordelijk
heid geheel op zijn ambtgenoot kan laten rusten. Dit is
trouwens overeenkomstig vroegere mededeelingen uit
Berlijn: dat namelijk de president-minister ongaarne de
leger-organisatie in de tegenwoordige omstandigheden
had willen ter sprake brengen, maar heeft moeten zwich
ten voor de militaire hofpartij, de „reactie iu uniform."
De Oosteurijksche ministers hebben aan de liberale
partij in het huis van afgevaardigden verklaard dat zij
op de begrooting niet meer bezuinigen konden. Mocht
de Reichsvath daarop echtev bepaaldelijk aandringen,
dan zouden zij dc quaestie aan de beoordeeling des
keizers onderwerpen.
Het crediet van vijftigduizend pond sterling door de
Engelsche regeering aangevraagd ter versterking van
Canada is door het hoogerhnis toegestaan. Uit de daar
omtrent gevoerde debatten bleek intusschen weder hoe
ernstig eene vrees er bestaat voor verwiKlcelingen met
'Amerika. Desprekers toch die hunne vrees niet verbor
gen onder allerlei ijdele phrases, beweerden óf dat Canada