MSDDELBURGSCHE C O R A NT. r 46. Dinsdag 1865. 21 Maart. Editie vail Maandag avond 8 uren. Middelburg 20 Maart. De aankomst der Hollandsche post is heden door den hevige» wind weder ongeveer drie nren vertraagd. De gemeenteraad alhier zal op Woensdag a. des namiddags te een ure, eene openbare zitting bonden ter behandeling der volgende onderwerpen1. missive particuliere secretaris van Z. M. den koning, dankbe tuiging adres rouwbeklag; 2. adres W. C. de Kat c. s., bedenkingen op de verordening nopens het marktwezen 3. vaststelling verordeningen heffing schoolgelden, lager onderwijs; 4. vaststelling verordeningen gymnastiek onderwijs; 5. benoeming onderwijzer in de gymnastiek; 6. idem lid der commissie van toezicht op het middel baar onderwijs. De opper-ceremonieraeester maakt in de staatscourant van heden bekend, dat zijne majesteit de koning, op aan staanden Donderdag den 23 dezer, in het paleis in het Noordeinde te 's Dage, voormiddags te tien uren, zal ontvangen, wegens het overlijden van hare majesteit, mevrouw Anna Paulowna, koningin weduwe der Neder landen, geboren grootvorstin van Rusland, comtnissiën en deputatiën. Adressen van rouwbeklag zullen bij die gelegenheid aan de dienstdoende kamerheeren worden Overhandigd. De Staatscourant geeft omtrent de begrafenis van H. M. de koningin-weduwe het volgende verslag: Het stoffelijk overschot van wijlen H. M. mevrouw de koningin-weduwe der Nederlanden is Vrijdag naar de laatste rustplaats overgebracht. Nadat men van 9 uren door het luiden der klokken op die sombere plechtigheid was voorbereid, werd te 10 nren door het lossen van het geschut aangekondigd, dat bet vorstelijk lijk uit de kapel, waar het zich gedurende de laatste dagen bevonden had, gedragen en op de lijk koets geplaatst was; en weldra zag men den begrafenis stoet,samengesteld zoo alsbij programma voorgeschreven was, lange den bepaalden weg naderen. Eene o'ergroote menigte vervulde de straten, door welke de optoelit zich voorwaarts bewoog; maar onder die schare heerschtebcfamel'jke orde en eerbiedige stilte, alleen afgebroken door de toonen der treurmuziek, het klokgebrom en het gebulder der minuutsclioten. Onmis kenbaar was de indruk, dien de treiuige plechtigheid maakte; en menige uitboezeming van medegevoel werd geslaakt bij het voorbijkomen van het rijtuig, waarin Z. M. de koning, vergezeld door HIT. KK. HH. de groot hertog van Saksen Weimar Eisenach, den prins van Oranje en prins Hendrik der Nederlanden, gezeten was om het overschot eener geliefde moeder ten grave te geleiden. Bij de barrière aan den Rijswijkschen weg, alwaar de burgemeester en wethouders van 's Gravenhage zich bevonden om den uittocht van het koninklijk lijk bij te wonen, verliet, liet bataillon van de dienstdoende schut terij der residentie en de deputatie van het Metalen kruis (afdceling 's Hage) den stoet, en begaven zich de hoeren, bestond tot het dragen der slippen van het lijk kleed, en de kamerheeren bestemd tot het dragen van het lijk, in de voor hen -bestemde koetsen, waarna de tocht naar Delft werd voortgezet. Aan den' ingang dier stad bevonden zich de burge meester en wethouders derzeive en sloot eene afdceling van de Delftsche schutterij benevens eene deputatie van het Metalen kruis (afdceling Delft) zich aan den stoet aan, die zich verder in dezelfde orde als te 's Gravenhage naar de Nieuwe kerk begaf. Hier hadden zich inmiddels vereenigd de leden van het corps diplomatique, 's ko- nings ministers, de voorzitters van de beide kamers der staten generaal en de verdere ter bijwoning van de plechtigheid uitgenoodigde autoriteiten. Nu traden de tot den lijkstoet behoorende personen het kerkgebouw binnen en schaarden zich van de deu ren* tot aan..het koor.in twee rijen, terwijl de hérauten van wapepen en wapendragers zich aan beide zijden van den ingang der grafkelders plaatsten. Tusschen die rijen doof werd bet lijk tot aan het graf gedragen, ge volgd door.zijne majesteit den koning en hunne konink lijke hooglieden den groothertog van Saksen-Weimar- Eisenach, den prins van Or uje, prins Hendrik der Nederlanden, prins Frederik der Nederlanden en zijne doorluchtige hoogheid den prins Hermann van Saksen- Weiniar. De lijkbaar werd vóór het graf nedergezet, en nadat de aanwezigen zich met eerbied om dezelve ge schaard hadden, nam de hofprediker, de heer Ruiten schild, het woord. (De hier in de Staatscourant volgende rede is reeds ia ons vorig noramer medegedeeld.) De lijkkist werd alsnu van het rouwkleed ontdaan en in den grafkelder neclergelaten,waarna zijne majesteiten hunne koninklijke hoogheden de kerk verlieten om naar de residentie terug te keeren. Vervolgens werd de lijk kist door den minister van justitie in bijzijn van de daartoe gecommitteerden met liet groot zegel des rijks verzegeld, en toen dit geschied en de ledige lijkbaar boven de opening des grafs geplaatst was, verkondigde de heraut van wapenen met luider stemme, dat de plechtige ter aarde bestelling van het stoffelijke over schot* van hare majesteit Anna Paulowna, koningin weduwe der Nederlanden, geboren grootvorstin van Rusland, was volbracht Uit Leiden schrijft men ons: „De 7e en 8e voorlezing in het remonstrantsche kerk gebouw (op 2 en 16 Maart 11.), beiden door den hoog leeraar Rauwenhoff gehouden, hadden ten onderwerp: „de Bijbelsche verzoeningsleer" en „de Bijbel en de moderne richting." „Op helderen trant gaf spreker in de eerste een histo risch overzicht van de wijze waarop, in den loop der tijden, het dogma der verzoening door Jezus' dood in de christelijke kerk zich heeft gevormd. „In plaats van „voorganger" werd de verheven lijder van lieverlede beschouwd als „voorwerp" des geloof's. Zijn sterven, een daad van zedelij ken moed en persoon lijke overtuiging, kreeg, in verband gebracht met de joodsche offer-theorie, en in het licht bezien eener pro- videntiëele ordening Gods met betrekking tot de zondige menschheid, gaandeweg de beteekenis van een offer of j ook van een losgeld, een rantsoen door Jezus, 't zij aan God, 'tzij aan den duivel betaald. Was gedniende de tien eerste eeuwen de voorstelling onder de kerkleeraars nog dobberend, in de elfde kreeg zij een staauden en blij venden vorm door Anselmus van Canterbury, wiens leer. omtrent bet plaatsbekleedend en voldoenend lijden van den Godmensch, hoewel geheel opjnridieken leest geschoeid en volstrekt middeleeuwsch gedacht, niette min, met geringe wijzigingen en schakeeringen, heeft voortgebloeid en het kerkelijk leven beheerscht tot op dezen dag. „Spreker deed vervolgens in zijn critiek van dit dogma uitkomen, ten eerste, hoe het uitgaat van een onjuist begrip van zonde, als van een schuld die door een ander zou kunnen worden geboet of voldaan niet alleen, maar ook als met zelfbewustheid opzettelijk ge pleegde boosheid. „In de tweede plaats ontwikkelde hij zijne bezwaren tegen de behoefte aan een voortdurend Middelaarschap} waarop mede die verzoeningsleer is gebouwd. Nooit beeft Jezus zelf iéts dergelijks beoogd, getuige zijne gelijkenis van den Verloren zoon. Aan het christelijk leven schaadt zulk een blijvende behoefte aan een tus- schenpersoon. Zij belet het opwassen tot mondigheid en zelfstandigheid. Niet een middelwezen kan ons met God verzoenen, maar ons leven zelf, het heden en de toekomst- In het menscheiijk gemoed zelf zijn al de elementen van verbetering voorhanden. De ijverige ontwikkeling van deze, gepaard aan een helder besef van de waarheid gele gen in het determinisme, zullen, ook al nemen zij den rouw over, noch de gevolgen van een vorigen min zede lijken toestand weg, voldoende zijn om ons dien vrede te schenken, dien de mensch, zal hij in de diepste diepte van zijn wezen waarlijk verzoend zijn, behoeft. „Geleidelijk sloot aan deze beschouwing zich aan het geen spreker in de laatste bijeenkomst, in het midden bracht over den „Bijbel in betrekking tot de moderne richting." Evenmin als de behoefte aan een Middelaar tusschen den mensch en God, kan het gezag van den bijbel op modern standpunt, onveranderd in wezen blijven. Bij de zoo ten eenemale veranderde beschouwing van dat boek stond spreker kortelijk stil; Hoewel niet verzuimende zijne hoorders te doen opmerken, dat uit een historisch en aesthetisch gezichtspunt de waarde des bijbels door de nieuwere opvatting eer gewonnen dan verloren heeft, verheelde hij hun tevens in 't minst niet dat, wat algemeene bijbelverspreiding, bijbelpredi- king, bijbellectuur en bijbelgeloof betreft, de moderne zienswijze in het gebruik van dat boek een radicale verandering noodzakelijk maakt. In vele opzichten, zeide spreker, zijn wij er aan ontwassen. De oud testa- mentische zedeleer, de bijbelsche natuurbeschouwing de scheiding tusschen heilig en prolaan, wereldsch en geestelijk, vele duistere en (naar onze Westersche op vatting) onvoegzame uitdrukkingen er in voorkomende zijn onvereenigbaar met onze hedendaagsche beschaving. „Toch bevat hij onvergankelijke schoonheden. De geest die uit enkele psalmen, die uit de woorden en gelijkenissen van Jezus spreekt zal na eeuwen nog zijn invloed doen gelden. Maar de bijbel als volksboek, als „heilige schrift" naar de opvatting der moderne ortho doxie, heeft op modern standpunt nitgediend. Moet hij dan geheel weg? Weg moet, zeer zeker, de afgoderij, die nog steeds met hem wordt gepleegd. Vroeger be- heerschte hij de gemeente, voortaan moet de gemeente hem beheerschen. Wij gaan een toekomst te gemoet waarin de godsdienst zich meer en meer begint te indi- vidualiseeren. Wij willen vrij zijn in onze godsdienstige aspiratiën, vrij in ons zoeken naar den Oneindige, eelijk wij vrij zijn om lief te hebben. Spreker beweert niet een ziener te zijn. Maar toch, Japhet, al woonde hij eeuwen lang in Sem's tenten, en al voelde hij zich daar wel, heeft sinds geruimen tijd de ongemakken dier hehuizinge meer dan vroeger gevoeld en is van lieverlede naar den uitgang geschoven. Thans staat hij op den dorpel. Wel licht dat hij eerlang ganschelijk uittreedt, geheel in de vrije lucht, met niets dan den hemel boven zich 't Zal hem gewis goed bevallen." De Staatscourant van heden bevat het programma en de regeling der examina, af te leggen door de ambtenaren bij de burgerlijke dienst in Nederlandsch Indië. De heeren Spakler en Tetterode, suikenaffinadeurs te Amsterdam; de directie der Nederlandsche suiker raffinaderij de Amsterdamsehe stooin-suikerraffinaderij de Hollandsche suikerraffinaderij en de Rotterdamsche suikerraffinaderij, hebben zich met een uitvoerig adres tot de tweede kamer der staten-generaal gewend, om tegen de onlangs ontworpen internationale suiker-wet geving te ontwikkelen deze drie hoofdbezwaren: a. de conventie berust op een verkeerde basis, die noodzake lijk den waarborg voor eene internationale gelijkheid doet vervallen; b. het beginsel van internationale ge lijkheid is in de conventie op grievende wijze miskend; c. de regeling van het recht op de beetwortelsuiker is hoogst gebrekkig. De adressanten komen uit de ont wikkeling dezer drie stellingen tot de conclusie, dat door liet bekrachtigen der conventie de Nederbuidsche suikerraffinaderij aan den vreemde wordt opgeofferd. Te Amsterdam circuleert onder de burgerij een adres aan de tweede kamer, waarbij de afschaffing der dood straf gevraagd wordt. De motieven, waarop het gevoelen der adressanten dat de doodstraf behoort te worden afgeschaft, steunt, zijn deze: 1. door het uitspieken van het doodvonnis, zonder dat dit wordt uitgevoerd, wordt te kort gedaan aan de waardigheid van den rechter en wordt diens prestige verzwakt; 2. de doodstraf, wordt zij uitgevoerd, werkt nadeelig op de jeugd, yoor welker onderwijs thans

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 1