®n;e Ccrstafel.
V 'f
Chazal en de Mexicaansche quaestie." Te dezer gele
genheid zal de advocaat Renson betoogen dat wel dege
lijk de regeering hare ondersteuning verleend heel't bij
de vorming van het Belgisch-Mexicaansch legioen; de
welsprekende mr. Janson, dezelfde die in der tijd de
Lekende de Buck in zijue vordering tot restitutie der
nalatenschap de Boe, heeft bijgestaan, zal het adres
Crimmers, waarvan ik vroeger u schreef, bespreken; de
heer Deinear zal bewijzen dat wij in zake het legioen,
tegenover de Vereenigde Staten de wetten die onze
neutraliteit ons oplegt, hebben geschonden, terwijl
mr. Potvin, zooals men dat noemt, den bok bij de horens
zal vatten en rondweg een votum van de meeting zal
trachten uit te lokken, waarbij aan den koning zal wor
den gevraagd, den generaal Chazal als minister van oor
log ontslag te verleenen.
Over de billijkheid dier vraag, over het al dan niet
gepaste daarvan zal ik mij niet uitlaten. Dit is zeker,
generaal Chazal die, ik wil het niet ontkennen, vele per
soonlijke verdiensten heeft en in verschillende maat
schappelijke betrekkingen den koningen het land goede
diensten bewezen heeft kan en zal nooitde vriend zijn
der geavanceerde liberalen. Baron Chazal is militair,
de man van 't gezag, een van dezulken die gewoon bliu-
dcliugs gehoorzaaamd te worden, zelden terug komen
op een eens genomen besluit en niet altijd bereid is zich
te bekreunen om de oppositie, zelfs van zoo hoogwijze
mannen als leden van de tweede kamer en advocaten.
Bovendien is hij eens vermetel genoeg geweest om zoo'n
machtig lichaam, als in België de schutterij is, op de
teenen te durven trappen, hij heeft eens een „rustig
burger" door zijne soldaten, zonder daartoe recht te
hebben in arrest durven laten nemen; hij was de vriend
van Iiaynlfli, den beul der Hongaren, die, al was hij
Oostenrijksch generaal, desniettemin eenmaal in een
Londcnsche bierbrouwerij duchtig werd afgerost, en
ditmaal schijnt hij ter zake der Mexicaansche werving
eigenlijk alle zijne ambtgenooten en't ministerie tegen
of met hun zin te hebben meegesleept, ingerekend
en diensvolgens gecompromitteerd. De meeting stelt
dus: de val van baron Chazal. Het is niet onmogelijk
dat zij haar doel bereikt. Er bestaan ten minste ante
cedenten. Tweemalen toch binnen twaalf jaren tijds
heeft deze generaal, door de volksstem daartoe gedron
gen, alleen een liberaal kabinet moeten verlaten, maar
tweemalen ook is hij er met vliegend vaandel in terug
gekeerd, geroepen door het vertrouwen en de vriend
schap zijns konings en het bewustzijn, zelfs der oppositie
in de kamer, dat hij als minister van oorlog moeilijk
door iemand zijns waardig kon worden vervangen.
Heden werd die Mexicaansche legioen-quaesrie in de
kamer weer aan de orde gebracht. Toen de heer de Laet
aanving desaangaande den minister Frère-Orban te
interpellceren, meende ik eerst dat de jonge Crimmers
weder op het tapijt zou komen, die nu werkelijk officiéél
„zoek gemaakt" is, daar zijn naam op de lijst der 856 naar
Mexico vertrokken Belgen niet voorkomt. Ik vreesde
al, dat we met ons allen dien kleinen, ondeugenden
zonder de vadeilijke permissie vertrokken, nu door den
minister van oorlog officieel genegeerderi en misschien
door de soldaten van Juarez aireede genegerden Crim
mers jr. zouden moeten trachten te vinden, maar geluk
kig, de heer Cooraans was er niet en diens evenknie de
heer de Laet schijnt van den bewusten Crimmers minder
notitie te nemen, en nam in plaats van 1 de 856 bij den
kop om zoo mogelijk den minister Frère-Orban, de ecnige
die op dit oogenbiik in de zitting tegenwoordig was, aan
zijn fauteuil te nagelen, en hem te beletten zicli naar
den senaat te begeven om daar zijn invloed te doen
gelden bij een debat, waar hij moeilijk kon gemist wor
den. Dit uien we parlementaire „loopje" werd echter
spoedig begrepen, en waar de afgevaardigde uit Ant
werpen zicli uiiliet alsof de ministers altijd op hunne
plaats moesten wezen en blij ven om naar interpellatiën
te luisteren, die de oppositie kon goed vinden tot hen
te richten, welke wettige redenen van verhindering zij
ook mochten hebben, vatte de heer Hyrnans, vertegen
woordiger voor de hoofdstad, het woord op, om 't geheu
gen van den heer de Laet en consorten eens op te fris-
schen, en hen te verwijten dat in Augustus jl. gedurende
vele dagen geen enkele clericnal op zijn post was, alleen
daartoe gedreven uit puren onwil en de zucht om aan
de niet voltallige kamer een besluit in zake het voorstel
Ortts, ter vermeerdering van het aantal kamerleden
onmogelijk te maken. Nauw!ijks zweeg de heer Hyrnans
of de poppen waren aan het dansen. Hij had eene kwest-
baic plek aangeraakt on de heer de Tlieux kon niet
nalaten ^e schreeuwen, omdat hij pijn gevoelde. Na
hem volgde er oen kruisvuur van hatelijkheden. De
lieeren Hyrnans, Ortts, Guillery en Bnra ter eenre,
Nothomb en Dumortier ter andere zijde, leverden elkaar
slag. Weldra bleek bet dat de gevatte Brusselsche afge
vaardigde zijn do'd had bereikt. Van de interpellatie
van den heer de Laet was geen sprake meer; men
schermde in 't honderd, 't eene persoonlijke feit volgde
op 'tander, niemand was meer in de orde; de president
liet den hamer vallen en de zitting was te drie uren op
geheven de minister die den heer de Laet in sequester
wilde houden, de leden der kamer en do journalisten
konden zich naar de vergadering van den senaat bege
ven, waar eene werkelijk zeer gewichtige quaestie aan
de orde was.
Gisteren namelijk had de baron Osy den minister van
binnenlaudsche zaken geïnterpelleerd over een besluit
van den gemeenteraad van Mechelen, waarbij dezen,
tegen het gevoelen van gedeputeerde staten der piovincie
Antwerpen in, verklaard had dat het kerkhof, geiueeutc-
eigendom zijnde, voor de leden van alle gezindheden
toegankelijk was en rooraschen en protestanten, joden
en vrijdenkers, zelfs zelfmoordenaars en ongedoopte
kinderen, daarop pcle-mêle konden en zouden worden
begraven. Gij begrijpt dat de geestelijkheid van het
devote Mechelen met zoo'n besluit gausch niet gediend
was en waar men de zekerheid had dat de regeering ten
deze niet intervenieeren en den gemeenteraad vrijheid
van handelen laten zou, waren de vrome barons Osy,
d'Anethan en de la Faille, bijgestaan door deu heer
Malou, bij bisschoppelijk bevel gelast de zaak ia den
senaat ter sprake te brengen. Nadat de minister Vande-
peereboom zich inde zitting van gisteren zeer duidelijk
verklaard had dat een oordeel ten deze niet van de be
voegdheid der regeering was, oinda.t aan de gemeente de
vrije beschikking omtrent het gebruik van hare eigen
dommen toekomt, was door den baron d'Anethan een
voorstel geformuleerd, 't welk impliciter niets minder
in zich sloot dan een votum vau afkeuring tegenover
de regeering.
Dit voorstel is heden na een hevig debat met 25 tegen
22 stemmen verworpen, terwijl 2 leden zich buiten stem
ming hielden.
Deze „kerkhofsquaestie" is eene zeer gewichtige quaes
tie. Zij hangt geheel samen met de actueele verhouding
tusschen kerk en staat, en in nauw verband met de aan
hangige wet op de kerkfabrieken. Was de geestelijkheid
moester over den doodenakker, zij zou gaarne en stellig
de levenden dwingen door aan den doode de plek te wei
geren, waar de zijnen hem gaarne ter ruste zouden zien
gelegd. Zeg niet, dat geestelijken tot zoo'n handeling
niet in staat zouden wezen! De bisschop van Luik dreigt
hen die kerkmeesters durven te worden na de aanneming
der nieuwe wet wel met excommunicatie!
Koning Leopold begeeft zich in de volgende week
naar Londen.
De hertog van Brabant strekt zijne reis uit tot China.
Gelukkig België! dat in weerwil vau den strijd der
partijen, toch door de kalmte van het volk en de wijsheid
der regeering, zijne vorsten vrijheid kan laten zich te
begeven waar 't hun goeddunkt
Hisloire de Jules César. Tome premier. Paris:
Henry Pion. Vienne: Charles Gerold Hls. Lon-
dres Cassell, Petter et Galpin. 1865.
Van het tot verzadigings toe beloofde, eindeloos vele
malen aangekondigde, gretig verbeide keizerlijke boek
ligt dan nu eiudelijk het eerste deel voor ons. De sterk
geprikkelde leeshonger van Franscheu, Duitschers,
Engelschen en van al wie maar een der genoemde talen
machtig is, kau worden gestild. Een algemeeue, een
Europeesche aanval geschiedt terwijl wij dit schrijven
op het kluitje, door den modernen Caesar aan de wereld
met zooveel gratie toegeworpen. - Voor vertalingen ia
gezorgd in liet Italiaansch, Portugeesch, Russisch, Hon-
gaarsch, Noordseh, ZweedschEr is ztlfs, tneenen wij,
een exemplaar op reis naar Japan! Eere wie eere toe
komt, Napoleon III is een fijn geslepen diplomaat.
In het tegenwoordig tijdsgewricht vooreerst is het
bock bijkans een coup d etat, een heilzame gedachte
afleider aan de Seine-boorden van Mexico en meerandere
netelige politieke vraagstukken. Hoofden en pennen
zijn thans louter in beweging over Caesar. George Sand,
Lamartine enz. enz., ieder denkt schier aan niets dan
aan Rome. Dan is wie zal het ontkennen V ook
de keuze van 't onderwerp een talentvolle greep. Tus
schen Caesar, deu genialen veldheer en staatsman, die
weleer met machtige hand de anarchie in Home's repu
bliek bedwongen en haar voor reddeloozen ondergang
heeft behoed en de beide Bonapartes, oom en neef,
doen zich ook voor de verbeelding van den minst naden
kenden lezer talrijke analogiën op. Een weerschijn van
den stralengloed waarin op zoo verren afstand gezien,
de gestalte der eersten zich baadt, valt ook als onwille
keurig op de figuren der beide laatsten. Maar niet
in het minst ook in de wijze waarop het boek in de
wereld is gekomen toont de man van 2 December alweer
zijn volkje te kennen. Hoe langdurig, hoe geheim
zinnig hield hij niet de verwachting gespannen! Nu
hoorde men dit, dan weer iets anders. Er werd gegist,
gefluisterd. Eindelijk verscheen de Voorrede!, afzon
derlijk in de Mouiteur ineêgedeeld, als avant-coureur, of
bij wijze van de oesters of pastijtjes die vóór het diner
worden rondgediend. Nieuwe gissingen, kruisvuur van
oordeelvellingen,! heviger spanning Ten laatste,na
al die omslachtige voorbereidingen, komt nu het diner,
maar, let welde geheimzinnige man discht alweer
eigenlijk nog maar de eerste entree op. De volgende
zullen natuurlijk, zoo denkt men, uog betere en fijnere
schotels bevatten. Alweer dus geduld, en voorloopig tot
Juli e. k. (dan zal liet tweede deel bet licht zien) u
tevreden gesteld met dit kleine voorproefje. Inderdaad,
een zeldzame Tantalus-taktiek, wel geschikt oiu de
appetijt bij voortduring te scherpen. Dit eerste deel bevat
410 bladzijden in royaal octavo. Caesar treedt eerst op
bladz.251 tentoonecle. Aan zijne verschijning gaat vooraf
een breede schets van de opkomst van den Romeinschen
staat, van zijn wezen en instellingen, van de oorzaken
waaraan hij zijn snelle uitbreiding en reusachtige groot
heid, maar ook zijn reeds te voorzienen ondergang heeft
te danken gehad. Hoofsdtuk I (het tijdvak onder de
koningen) begint met de volgeqde zinsnede, ontleend
aan Montesquieu: „Dans la naissauce des soeiétés ce
sont les chefs des républiques qui torment l'institution,
et c'est ensuite l'institution qui forme les chefs des répu
bliques," en eindigt, nadat de schrijver heeft aangewezen
hoe de Romeinsche staatsinstelling onder het konink-
schap reeds alle kiemen voor haar toekomstige grootheid
in zich bevatte, met de woorden„L'homme a créé les
institutions; nous verrons maintenant comment les insti
tutions vont former les hommes." Twee machten (dit
maakt de inhoud uit van hoofdstuk II), die beurtelings
door "hun streven elkander in evenwicht houden, waar
van de een, om zoo te spreken, het correctief vau den
ander is, zien wij vervolgens onophoudelijk met elkaêr
in strijd: de patriciërs eu de plebejers de laatste wor
stelend om naar boven te komen, de eersten strijdend
voor 't behoud van hun oude rechten. „Iedere regeerings-
vorm," merkt de schrijver daarbij op (bl. 48). bevat
in zich levenskiemen die zijn kracht uitmaken, en ont-
bindingskiemen die eens zijn val zullen te weeg bren
gen." Van de praedomineeringvan een van beiden hangt
het toekomstig lot der staten gemeenlijk af: „Tant que
l'aristocratie dans la République romaine couserva ses
vertus et son patriotisme, les elements deprosperité pré-
dominèrent; niais, dès qu'elle commen^a a dégénérer,
les causes de perturbation prirent le dessus et ébranlè-
rent l'édifice si laborieusement élevé."
Die ontbindingskicmeu nu, in den vorm 1. van de
wederzijdscbe verbittering der partijen (hoofdstuk VI)
en 2. van toenemend zedebederf, de vrucht van Rome's
zich uitbreidende wereldheerschappij, (hoofdstuk 111,
IV, V), kwamen in den Romeinschen staat weldra in
overwegende inate tot ontwikkeling. Hij moest dus
noodzakelijk vallen, tenzij er een man opstond,
(blz. 248) die boven alle lage hartstochten verhe
ven, de deugden zijner voorgangers in zich vereenigde
en hun gebreken wist. te vermijden, een man, die: „a la
grandeur .d'ame et a l'amour du penple de certain tri-
buns" tevens verbond „legénie militaire des grands
géuéraux et le sentiment profond du dictateur pour
l'ordre et l'hiérarchie."
Die man, door de voorzienigheid aangewezen (blz.23)
was Cajus Julius Caesar! En hiermee is de held, (want
het behoeft uauwlijks betoog dat dit boek, in zekeren
zin als een epos, tot divies voert: „Je chante le héros")
naar behooren binnengeleid.
Met kennelijke voorliefde schetst de schrijver Caesar's
karakter, uiterlijk voorkomen enz. „II avait les yeux
noirs, le regard pénétrant, le teint d'iuie coleur mate, le
nez droit et asser fort. Sa bouche petite et ïégulière,
mais avec les levies unpen grosses, donnaitau bas de
sa figure un caractère de bienveillance, tandis que la
largeur de son front aanougait le developpemeut des
facultés intellectuelles."
„Zoowel pbysiek als zedelijk", dus resumeert de schrij
ver (blz. 258) zijn beschouwing vau Caesar's persoon:
„vond men twee, anders zeldzaam gepaarde naturen in
hem vereenigd. Hij verbond een aristocratische fijnheid
vau lichaamsbouw met het gespierde temperament van
een krijgsman; bevalligheid van geest met diepte van
gedachten; liefde voor weelde en voor kunst met harts
tocht voor het militaire leven, in al zijn eenvoud en ruw
heid; iuéen woord hij vereenigde wegslepende sierlijkheid
van vormen met ontzag inboezemende eu tot gehoor
zaamheid dwingende vastberadenheid. Onder Caesar's in
'toog springende eigenschappen vermeldt de schrijver
„goedheid van hart, hooge verstandsontwikkeling, on-
verwinlijke moed, wegslepende welsprekendheid merk
waardig herinneringsvermogen, onbegrensde edelmoe
digheid en, wat men hoogst zelden aantreft, „kalmte in
het toornen."
In dit eerste deel wordt Caesar's geschiedenis be
schreven tot aan het eind van zijn consulaat en zien wij
hem gereed naar Gallië te vertrekken. „Hij kon thans,
zegt de schrijver, zonder zorg gaan (bladz. 407). Alle
mannen van eenig gewicht waren voor zijn zaak gewon
nen. Een onsterfelijke roem wacht hem aan gene zijde
der Alpen, een roem, die, terugkaatsende op Rome, het
gelaat der wereld zal vernieuwen."
Met het oog op de groote waardeering van Caesar's
politieke beginselen door den schrijver, laten wij hier
een paar zinsneden volgen, die karakteristiek zijn.
„Iu tijdperken van overgang (bladz. 308), als betonde
systeem gevallen is en het nieuwe nog niet op zijn
beenen staat, bestaat de grootste moeilijkheid geenszins
hierin om do hinderpalen, die aan ecu algemeen ge-
wenschten regeeringsvorm in den weg staan, te boven
te komen, maar om die regeering stevig vast te zetten,
door haar te doen steunen op eene vereeniging van
wakkere mannen, die doortrokken zijn vau de nieuwere
ideëu'en vast staan in hun beginsels."
„Caesar genoot te veel algemeen aanzien, dan dat hij
er aan behoefde te denken om langs een bedekten weg
en door verkeerde middelen tot gezag te komen."
„Hoe ambitieus iemand ook zij", hij maakt geen
samenzweriug, zoolang hij zijn doel langs wettige
wegen kan bereiken" (bladz. 333).
„Altoos mecstervan zicli zelf, stootte hij niemand noo-
deloos voor het hoofd" (bladz. 396).
Verder stelt de doorlachte schrijver Caesar altoos %-oor
als door hoegenaamd geen anderen drijfveer bestuurd
dan: het „algemeen belang."
„Zijn albeheerschend denkbeeld was, de rampen die
zijn vaderland teisterden, te heelen. Zijn daden, die ver
scheidene geschiedschrijvers aan toomelooze eerzucht
hebben toegeschreven, waren, wèl bezien, eenvoudig het
gevolg van wijze staatkunde" (bl. 393).
„Wij hebben dus luidt de aanhef der laatste para^,
graaf u Caesar doen zien, als gehoorzamende Jotttét'.
aan politieke overtuigipg'vDe meeste historieschrijvers
oordeelen anders. Zjj stellen liet' zqo voor aisol' hij, dé-
vrijheid verdedigend^'ajteen op het-oog had:zijn tegen
standers ten val tc|jDróngehalsof.hij, voor het gezag..