Het adres van de fabrikanten-freetraders, waarover
wij mede in een vorig nommer gesproken hebben, is van
den volgenden inhoud
De ondergeteekenden, Nederlandsche fabrikanten, (de
laatst ondergeteekenden in ijzerwerken, machineriën,
bruggen enz.), wenden zich met den meesten eerbied tot
uwe majesteit, naar aanleiding van het onlangs door
verschillende werklieden tot uwe majesteit gericht ver
zoekschrift tegen de vrije mededinging van vreemde,
zoowel als van Nederlandsche fabrikanten bij aanbeste
ding van openbare werken.
De ondergeteekenden, volkomen overtuigd dat die
vrije mededinging, ofschoon hare opheffing hun tijdelijk
eenige baten mocht verzekeren, niettemin voordeelig is
èn voor den staat, èn op den duur voor de ontwikkeling
der nijverheid zelve, mitsdien ook voor het lot der arbei
ders, mogen tevens niet nalaten aan uwe majesteit hunne
bezorgdheid kenbaar te maken over de noodlottige ge
volgen, welke een gehoor geven aan verzoekschriften
als bovengenoemd, niet alleen voor den bloei der indus
trie, maar ook van de openbare orde zou kunnen na
zich slepen.
Indien toch de hooge regeering op haar beginsel van
vrije mededinging terug kwam en openlijk het even
vaïsche als verderfelijke denkbeeld van uitsluiting dier
concurrentie ging huldigen, ook de Nederlandsche
fabrikanten zouden dan bestormd worden uiet verzoe
ken en wellicht eischen van werklieden, om de machine
riën die zij bezigen, niet langer uit den vreemde te
ontbieden, ook al zijn zij van daar beter en goedkooper,
dan in het land zelf te verkrijgen.
De ondergeteekenden achten zich verplicht ten ern
stigste verzet aan te teekenen tegen denkbeelden als
die in het bewuste adres op den voorgrond gesteld,
denkbeelden, die ingang vindende bij de hooge regee
ring haar en het vaderland op den weg van het meest
onverbloemd socialisme zouden voortdringcn. Öf wat
ware het anders dan de openlijke huldiging van het
„recht op arbeid", indien aan Nederlandsche werklie
den, om hun werk te verschaffen, de uitsluiting van de
concurrentie met vreemden werd toegezegd? Ten hoog
ste verwonderen zich dan ook de ondergeteekenden dat
die fabrikanten, bij wie de onderteekenaars van meer
gemeld verzoekschrift in dienst zijn en die waarschijnlijk
wel eenigen invloed op hunne werklieden kunnen uitoe
fenen, aan dezen het gevaarvolle hunner dwaling niet
schijnen onder het oog te hebben gebracht. Nu dit echter
door bedoelde heeren schijnt te zijn verzuimd, hebben
de ondergeteekenden vermeend hunne gevoelens in deze
niet te mogen verzwijgen, maar die van hunne zijde ter
kennisse van uwe majesteit te moeten brengen. Terwijl
zij dit doen iu het volste vertrouwen, zij zeggen niet
eens op de wijsheid, maar eenvoudig op het gezond ver
stand van uwer majesteits regeeriug, met betrekking tot
de besprokene zaak, hebben zij de eer zich te noemen
Te Enschede, Hengelo, Olden- Van uwe majesteit
zaal en Borne, 3 Maart 1865. de gehoorzame dienaren,
(get.) C.T. Stork& co.,Blydenstein co., van Heek co.,
J. Stroink Zonen, J. W. Blydenstein, M. G. ter
Kuile, Gerild. Jaunink Zonen, Lambt. ten Gate,
D. Elderink Zonen, Stroink Blydenstein, T.Lara-
merink Zoon, J. H. Elderink, P. ter Kuile Ez.,
G. Cromhoff, Gebr. van Heek, Jannink ter Kuile,
E. ter Kuile Zoon, H. P. Gelderman Zonen,
Gelderman, Stork Eekhout, S. G. Dijk, Geb.
Stork co.
iSeiiocminsen èsi besluiten.
leger. Overgeplaatst bij het wapen der artillerie van
het leger iu Oost-Indië, de 2e luitenant van het 3e rege-
ment vesting-artillerie K. J. A. Pape.
Kerknieuws.
Blijkens den uitslag der jl. Maandag door de leden der
Nederduitsche hervormde gemeente alhier gehouden ver
kiezing van een plaatsvervanger voor notabelen, om bij
vacature tusschentijds te kunnen optreden, ten gevolge
van het bedanken van jhr. W. H. de Jonge, is uit het
voorgedragen zestal gekozen de heer mr. J. P. van
der Bilt.
Marine cn leger.
Het heeft zijne majesteit behaagd, bij besluit van den
10 dezer, no. 70, te bepalen dat aan het eerste op 'srijks
werf te Amsterdam aan te bouwen schroefstoomschip
der le klasse de naam zal gegeven worden vanAnna
Paulowna, en dat bij de koninklijke Nederlandsche
marine steeds een schip van groot charter zal bestaan,
hetwelk dien naam zal voeren.
Zr. Ms. schroefstoomschip Coehoorn, onder bevel van
den luitenant ter zee le klasse W. F. L. de Vriese, is,
blijkens een van dien bevelhebber bij het departement
van marine ontvangen bericht, den 13 Januari jl. ter
reede van Montevideo ten anker gekomen, en zou den
•19 daaraanvolgende zijne reis naar Oost-Indië vervolgen.
Rechtszaken.
Het provinciaal gerechtshof in Zeeland heeft gisteren
schuldig verklaard
1. Maria Stabeij, oud 39 jaren, vrouw van J. Ockée,
arbeidster te Breskens, aan diefstal gepleegd bij nacht
in een bewoond huis. In den avond van 2 Januari jl.
heeft zij, ten nadeele van P. Monjé, uit het tapvertrek
't welk deel van diens bewoond huis te Breskens uit
maakt en waarin zij was opgenomen, een luiwagen weg
genomen en zich toegeëigend. Het hof heeft haar te
dier zake veroordeeld tot drie maanden correctioneele
gevangenisstraf.
2. Jacob de Roy, oud 30 jaren, arbeider te Groede,
thans alhier gedetineerd, aan diefstal gepleegd bij nacht
op de aanhoorigheid van een bewoond huis. Deze be
schuldigde heeft den 16 December des vorigen jaars,
tusschen vijf en zes uren en alzoo ten nachtelijken
tijde, ten nadeele van Pieter Tas weggenomen en zich
toegeëigend een wilgen' paal, liggende op het hofplein,
als aanhoorigheid der aan Tas toebehoorende en door
B. de Vulder bewoonde hofstede onder Groede te be
schouwen, en zulks terwijl hij bij Tas tegen loon werk
zaam was. Hij is door het hof veroordeeld tot eene
correctionneele gevangenisstraf van drie maanden.
3. Dolphina d'Haenens, oud 22 jaren, dienstmeid te
Eede, thans gedetineerd alhier, aan diefstal gepleegd bij
nacht in een bewoond huis en gemeenschappelijk en
gezamenlijk aan diefstal door een loonbediende ten
nadeele haars meesters. In den avond van 8 Januari jl.
heeft zij weggenomen en zich toegeëigend eene hoeveel
heid krenten en varkenvieesch: den volgenden morgen
eenige boter; op verschillende tijdstippen tusschen Octo
ber 1864 en 10 Januari jl. een vrouwenmuts, een bont
katoenen doek en eenige versleten mansheraden; alles
ten nadeele en uit de woning der echtelieden de Clerk,
tijdens zij bij deze tegen loon in dienst was. Ook haar
heeft het hof tot drie maanden correctionneele gevan
genisstraf veroordeeld.
Gemengde berichten.
-De heer E. Gregoir, componist en muzikale
geschiedschrijver te Wyneghem bij Antwerpen, is voor
nemens eene geschiedenis te schrijven van het klokken
spel, waartoe hij in verschillende landen bouwstoffen
verzamelt, ook in Nederland. Zoo ergens, dan zal hij
ougetwijfeld in ons land goed terechtkomen, waar iedere
stad haar carillon heeft.
In een koffiehuis te Montpellier heeft een professeur
op het billard achtereenvolgens 1023 carambolages
gemaakt en moest toen ophouden uithoofde van ver
moeienis.
Voor het aanstaande Duitsche zangersfeest, te
Dresden te houden, hebben zich tot hiertoe reeds onge
veer 16.600 personen aangemeld, als: uit Oostenrijk 230
(ongerekend 54 zangmaatschappijen, 22 vereenigingen
en 6 deputatiën, die ook hunne medewerking hebben
toegezegd), 8800 uit Saksen, 3500 uit Pruisen, 1000 uit
Beieren, 500 uit Hannover, 250 uit Frankfort a. M., 280
uit Lnbeck, 20 uit Parijs, enz. Onderscheidene aanmel
dingen worden nog verwacht, zoodat men rekenen kan
dat minstens 20.000 zangers aan dat feest zullen deel
nemen.
Uit Bern schrijft men dat, volgens het Glarrner
dagblad, de bewoners van Nettstall ia den vroegen mor
gen van Vrijdag 3 dezer door een vreeselijk natuurver
schijnsel uit den slaap werden gewekt. Op eene breedte
van meer dan een kwartier uurs en eene hoogte van
2000 voeten, lieten zich namelijk van den steilen Wiggis
8 millioen kwadraat voeten versch gevallen sneeuw los.
Van de kracht der, bij eene zoo snelle vaart, door eene
zoo ontzettend groote sneeuwmassa veroorzaakte lucht-
drukking kan men zich, zonder daarvan ooggetuige te
zijn, geen denkbeeld maken. Den 7 Maart 1817 bracht
eene grondlawine, de grootste bij meuschen geheugenis,
de gemeente Nettstall eene op 60,000 gulden geschatte
schade toe, en kostte bovendien een mensch het leven.
Had de sneeuwval van Vrijdag evenzeer bij dag plaats
gegrepen, dan zou men waarschijnlijk vele menschen-
lcvens te betreuren hebben gehad. De sneeuworkaan
bruischte met zoo donderend geweld door en over
het dorp, dat velen aan eene aardbeving dachten. In
Januari 1839 en 1844 werden door zoodanige lawinen
wel groote verwoestingen aangericht, maar zij kunnen
met de nu veroorzaakte in geen vergelijking komen.
Deze trof het gansche dorp, in zijne geheele lengte van
tusschen de 4 en 5000 voeten. Aan den voet van den
Wiggis werden drie stallen geheel van den bodem weg
gevaagd, en een dozijn andere zwaar beschadigd. Zware
beuken en masthoornen, die eeuwen getart hadden,
werden van hunne wortels gerukt, of als riet geknakt.
Meer dan duizend woudboomen liggen in stukken en j
brokken op den grond verspreid. Belangrijker nog is
de aan de vruchtbooinen veroorzaakte schade, naardien
er ruim 300 voor het woeden van den sneeuworkaan
bezweken zijn. De hoofdstraat is, van het eene tot het
andere einde, met brokken van boomen, steenen, balken
enz. overdekt. Twee mannen, die zich op den weg be
vonden, zijn den dood der verstikking ter nauwernood
ontkomen.
Thcrmometerstand.
10 Maart 's av. 11 u. 37 gr.
11 'smorg.7 u. 38 'sraidd. 1 u. 42 gr.
Staten generaal.
tweede kamer.
Zitting van Donderdag 9 Maart. Behandeling van
het wetsontwerp tot regeling van het geneeskundig
staatstoezicht.
Bij de discussie over artikel 1 (bepaling van hetgeen
het staatstoezicht omvat), beweerde de heer do Poorter
dat ten onrechte in dit artikel ook scheen begrepen te
zijn het toezicht op de uitoefening der geneeskundige
praktijk, hetgeen door den minister werd ontkend. De
heer Wintgens wees op art. 19 van het derde ontwerp,
waar toch strafbepalingen worden bedreigd wegens
grove achteloosheid in de uitoefening der praktijk, en
waarvan de vervolging geheel afhankelijk gemaakt
wordt van de individnëele opvatting der raden en van
den inspecteur. De heeren Godefroi en Idserda beweerden
dat thans art. 19 niet aan de orde was, maar dat alles
wat op de uitoefening der praktijk betrekking had, uit
het ontwerp moest verdwijnen.
Art. 1. werd daarna zonder stemming aangenomen.
Bij art. 2 (personen, door wie het toezicht uitgeoefend
zal worden,inspecteurs en geneeskundige raden)betoogde
de heer Wintgens, dat het toezicht niet moest zijn een
ainbtenaars-toezicht, van de regeeiing uitgaande, maar
een toezicht van comuiissiën, door de geneeskundigen
zeiven gekozen. Een daartoe strekkend amendement
werd dan ook door hem voorgesteld. De minister ant
woordde, dat het hier te doen is om een tak van staats
dienst, niet om de belangen en de eer van den genees
kundigen stand. Zoo dit hetgevnl ware, konden commis-
siën van tucht, wakende voorde eer van den stand, nuttig
zijn, maar die commissiën kunnen niet dienen om het
toezicht, hier bedoeld, uit te oefenen.
De heer van Nierop gaf in overweging de benoeming
der raden op te dragen aan gedeputeerde staten, waarop
de heer Wintgens antwoordde, dat zij dan toch ambte
naren bleven, niet door den staat, maar door gedeputeerde
staten aangesteld. De heer van Bosse stelde voor „de
betrekking van inspecteur en adjunct-inspecteur op te
heffen," omdat de raden voldoende waren om toezicht
uit de oefenen, hetgeen de minister bestreed met de
beweering, dat inspecteurs noodig waren om eigenaar
dige werkzaamheden te verrichten. Het amendement
van den heer van Bosse werd verworpen met 34 tegen
28 stemmen; dat van den heer Wintgens werd mede
verworpen met 45 tegen 17 steramen.
Art. 2. werd hierop zonder stemming aangenomen.
Bij art. 3 stelde de heer van dor Maesen als amende
ment voorom de benoeming en het ontslag der
geneeskundige raden aan het eollegie van gedeputeerde
staten op te dragen. De heer Pijpers stelde als amende
ment voor die benoeming aan den koning op te dragen,
doch op voordracht van gedeputeerde staten en uit eene
lijst van minstens drie candidaten voor elk te benoemen
lid, waartegen de minister geen bezwaar had.
De heer van Nierop vroeg, of die voordracht voor
den minister verplichtend zal zijn, of niet?
Dc minister antwoordde, dat het niet de bedoeling
kan zijn de keuze van het gouvernement aan de voor
dracht te binden.
Het amendement van den heer van der Maesen werd
verworpen met 35 tegen 27 stemmen; dat van den heer
Pijpers werd verworpen met 43 tegen 19 stemmen.
De artt. 3 en 4 werden hierop aangenomen.
Bij art. 5 (bevoegdheid der geneeskundige ambtenaren
om openbare plaatsen binnen te treden) ontstond dis
cussie over de vraag, of het niet raadzaam zon zijn deze
bepaling in verband te brengen met de waarborgen
gegeven door de artt. 3 en 4 der wet van 1853, op het
binnentreden van de woningen der ingezetenen. De heer
Godefroi stelde een daartoe strekkend amendement
voor. De heer Luyben was van oordeel, dat het artikel
geheel onaannemelijk was, en stelde een amendement
voor, waarvan de strekking was om het binnentreden
niet toe te staan zonder persoonlijken bijstand van den
kantonrechter, burgemeester of commissaris van policie.
Het gold hierde personeele vrijheidbij zware misdaden
waren ten minste nog waarborgen gegeven voor de vrij
heid van den verdachte, maar hier geene hoegenaamd,
zoodat het den inspecteur vrijstaat ten allen tijde,
zonder eenige formaliteit, openbare en niet openbare
woningen binnen te treden. De heer Kappcijne stelde
als amendementen voor, de wijzigingen van de heeren
Godefroi en Luyben te vereenigen en de slot-alinea van
het art. weg te laten.
In den loop van de discussie trok echter de heer
Godefroi zijn amendement in, terwijl de heer van Nierop
verklaarde nimmer aan een inspecteur de bovoegdheiil
te kunnen geven private woningen binnen te treden.
De minister betoogde van zijne zijde dat dc wet
niets anders bedoelde dan gebouwen, die in de wande
ling openbare gebouwen genoemd worden, dat bijzondere
woningen niet bedoeld zijn, en dat hij gaarne zou mede
werken om nog uiccrdere waarborgen aan de ingezete
nen te geven.