MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°' 41.
Zondag
1865.
12 Maart.
Editie van Zaturdag avond 8 uren.
Middelburg II Maart.
Op de plans betrekkei ijle de onteigening van den spoor
weg van Goes naar Middelburg is de richting nagenoeg
geheel behouden zooals die thans op de terreinen staat
afgebakend. Voor den dam in het Sloe is thans aange
wezen het nauwste punt, alzoo een weinig noordelijker
dan het tegenwoordig overzetveer. In de nabijheid van
Middelburg is een uitgebreid terrein ter onteigening
aangewezen, waaruit men de gunstigste verwachting
kan afleiden omtrent de inzichten der regeering betref
fende het zeekanaal naar Vlissingen. Voor het sta
tion zou de plaats achter den stoomoliemolen besterad
zijn. Het gedeelte van den buitensingel van de Vlis-
singsche poort tot aan den Vlissingschen straatweg
en de daar langs loopende vest, benevens een gedeelte
van het Wagenplein, zouden voor spoorweg en kanaal
gebezigd worden, terwijl de molen de Koning zou ge
spaard blijven. De ligging van het kanaal zon zijn tus-
schen de stad en den spoorweg.
Gisteren namiddag, te half drie uren, werd het stof
felijk overschot van II. M. de koningin-moeder op plech
tige wijze overgebracht van het paleis Buitenrust naar
de Grieksche kapel op Rustburq. Bij dezen stoet gingen
de lakeien en de verdere bedienden der hofhouding
van wijlen H. M. vooraf, terwijl de lijkkist werd gedra
gen door de officianten van het huis der ontslapen
vorstin. De meeste leden der koninklijke familie volgden
on middel lij kop de dragers, waarachter zich al deheeren en
dames, die aan H. M.'s dieast waren verbonden geweest,
hadden aangesloten. In de kapel, die met rouwfloers,
gedrapeerd met zilver, behangen en door waskaarsen
verlicht is, word deze kleine schaar, dragers en gelei
ders van het lijk, opgewacht door den geestelijke der
kapel, alsmede door de leden van het Russische ge
zantschap en de te 's Hage aanwezige Russen.
Door den minister van justitie werd deze voorloopige
bijzetting op officiëele wijze, bij proces-verbaal, gecon
stateerd.
Op de aanbevelingslijst voor rechter bij de arrondisse-
ments rechtbank te Dordrecht zijn geplaatst mr. A. J.
Duymaer van Twist, kantonrechter te Oud-Beierland,
mr. W. A. 't Hooft, kantonrechter te 's Gravendeel, en
mr. J. de Clercq van Weel, griffier bij het kantongerecht
te Zierikzee.
In de Staatscourant van Dinsdag is, na bekomen
machtiging van Z. M. den koning, opgenomen een rap
port van den minister van binnenlandsche zaken betref
fende het, bij apostille van den 10 Februari jl. aan zijn
departement ter beschikking of om consideratiën en
advies toegezonden adres, geteekend door veertien
honderd vijftig werklieden, volgens hunne opgave werk
zaam in de volgende fabrieken: te Amsterdam van den
beer G. H. Broekman Lz., van dc heeren Johannes Zim
merman en Zonen, en van de heeren Schutte en Zonen;
te Haarlem van den heer W. H. Jacobs, van den heer
H. Figée, en van den heer J. J.Beynes (rijtuigfabrikant);
te 's Gr^venhage van de heeren L. J. Enthoven comp.,
van „dc Prins van Oranje" van de wed. A. Sterkman en
Zoon; e Leiden van „de Nijverheid" van de heeren
D. A. 'Chretien en comp.; te Schiedam van deheeren
Nolet ?n Driessen; te Delft van den heer Hartog Ileys
en „dt Nijverheid".
In bedoeld adres gaven adressanten, zooals wij reeds
vroeger mededeelden, te kennen dat de vrije mededin
ging naar openbare werken, door inlandsche en vreemde
ondernemers, bijna al hetgeen hier te lande in hun vak
wordt aanbesteed aan buitenlanders doet gunnen. In de
meening dat de arbeid aan hunne fabrieken daardoor
vermindert en vreezende niet meer in staat te zullen
zijn hunno gezinnen te onderhouden, verzochten zij
Z. M. paal en perk te willen stellen aan die, zooals zij het
noemen, overdreven concurrentie.
Reeds in het begin van het rapport wijst de minister
op het merkwaardig feit dat hoogstens drie dezer fabrie
ken kunnen geacht worden in den regel bij de aanbe
stedingen voor de staatsspoorwegen mede te dingen.
Hij gaat vervolgens over tot hét geven van een verslag
van de op nieuw door hem nagegane uitkomsten van het
beginsel van openbare aanbesteding en vrije mededin
ging, waarvan wij hier de hoofdzaak vermelden.
Na aftrek der spoorstaven met eindverbindingen en
haakbouten, welke hier te lande niet vervaardigd wor
den en dus buiten beschouwing kunnen hlijven, zijn in
vier jarèn tijds werken en leveringen ten behoeve van
den aanleg der staatsspoorwegen aanbesteed, waarvoor
de aannemingssommen te zarnen een totaal bedrag be-
loopen van 31,607,902. Daarvan zijn door buitenland
sche ondernemers voor 1,741.512 aangenomen, dat is 51-
tcn honderd van het geheel. Er schijnt geen ander be
wijs noodig om het boven twijfel te verheffen, dat onze
ondernemers in het algemeen zich tegen vreemde mede
dinging wel weten te handhaven.
Omtrent hetgeen in het bijzonder het vak der adres
santen, de ijzerindustrie, betrekking heeft, leeren de
feiten het volgende:
Waar de omstandigheden zulks toelaten of vorderen,
worden de ijzerwerken bij afzonderlijke bestekken, en
voor het overige gelijktijdig met den aanleg der werken,
waarvoor ze benoodigd zijn, aanbesteed. Voor de eerste
is de waarde naar de aannemingsommen gemakkelijk na
te gaan; voor de laatste daarentegen wordt het aan de
aannemers vrijgelaten, onder voorbehoud van 's ministers
goedkeuring, de benoodigdeijzerwerken in de fabrieken
ter hunner keuze te doen vervaardigen: hetgeen daarvoor
aan de fabrikanten wordLbelaid kan slechts bp bena
dering worden gevonden, wanneer men de sommen, voor
die werken op de begrootingen uitgetrokken, herleidt
evenredig aan de aannemingsom van het geheele werk.
De aldus verkregen cijfers kunnen intusscheu niet veel
van de waarheid verschillen, en zijn althans voldoende
voor het vergelijkend onderzoek, waarop het hier aan
komt.
De minister liet twee staten opmaken, waarvan
de een het overzicht aanbiedt van den uitslag der
aanbestedingen van werken van ijzerindustrie in het
bijzonder, de andere eene opgave der voornaamste ijzer
werken, welke gelijktijdig met andere in hetzelfde be
stek waren vervat; en vermeldende zoowel de fabrieken,
alwaar die voorwerpen zijn of worden gemaakt, als de
sommen welke kunnen geacht worden daarvoor te zijn
besteed. Op den eersten staat komen 28 bestedingen
voor tot een gezamenlijk bedrag van ƒ1,787,072. Van
deze werden er 21 tot een gezamenlijk bedrag van
ƒ688,179 door Nedevlandsche en 7 tot een gezamenlijk
bedrag van ƒ1,098,893 door .buitenlandsche fabrikanten
aangenomen; onder welk laatste cijfer begrepen zijn
ongeveer vijf ton voor den bovenbouw der bruggen te
Zutphen en te Venlo, en ongeveer vier ton voor onlangs
ten behoeve van het kanaal door Zuid Beveland aanbe-
steede ijzerwerken. Blijkens den anderen staat kan de
waarde der voornaamste ijzerwerken, gelijktijdig met
andere aanbesteedop 957,355.53 geschat worden
waarvan voor een bedrag van ƒ870,055 in Nederlandsche
en voor een bedrag van ƒ87,300 in buitenlandsche fabrie
ken werd vervaardigd. Telt men de cijfers van beide
staten bijeen, dan vindt men eene waarde van ƒ1,558,235
door Nederlandsche en van ƒ1,186,193 door buitenland
sche fabrieken geleverd. Van het eerstgenoemde bedrag
viel aan eene der fabrieken in het adres genoemd,
ƒ676,536, aan eene tweede ƒ331,283 en aan eene derde
ƒ189,699 ten deel.
Uit deze opgaven blijkt, dat werken van middelraati-
gen omvang schier uitsluitend bij ons te lande zijn of
worden vervaardigd; slechts enkele uitzonderingen
komen daarop voor, hoofdzakelijk ten aanzien vaneenige
voorwerpen, welke in Noord-Brabant of Limburg uit
nabijgelegen Belgische werkplaatsen werden geleverd.
Het aantal werken, door buitenlandsche fabrikanten
aangenomen, bepaalt zich tot een klein aantal van groo-
ter omvang; vooral wanneer men daarbij niet voorbij
ziet, dat sommige, zoo als die welke voor het kanaal door
Zuid-Beveland moeten worden uitgevoerd, te zamen als
een geheel te beschouwen zijn.
Deze beschouwing rechtvaardigt's ministers overtui
ging dat de ijzeriqdustrie hier te lande zich tegen den
vreemden mededinger kan staande houden. De fabri
kant kan dan ook niet ontkennen dat hij tegenover den
buitenlander in den meest gunstigen toestand is ge-
geplaatst: Door het nog bestaande invoerrecht ad 5 per
cent der waarde van ijzerwerk beschermd, heeft hij
boven vele zijner buitenlandsche mededingers het voor
recht van volkomen vrije toelating zijner grondstof, het
ijzer, en nu ook een volkomen onbezwaard gebruik van
steenkolen. De Nederlandsche ijzerwerker kan zieh
steeds op eene ruime markt tegen den natuurlijken
prijs voorzien. Van daar ook, juist onder de heerschappij
van vrije mededinging, de gestadige, krachtige toene
ming onzer fabrieken; tusschen 185063 zien wij het
getal der fabrieken van stoom- en andere werktuigen,
die tot 1850 met een beschermend recht van 6 percent
begunstigd waren, van 16 tot 31, de ijzergieterijen van
15 tot 32, de spij kerfabrieken van 13 tot 25 klimmen en
het verbruik van ruw ijzer in gelijke mate vermeerderd.
Het beginsel, door den staat bij uitbesteding van
publieke werken gevolgd, is dat van de nijverheid zelve.
Of schaft de fabrikant de werktuigen, welke hij behoeft,
uitsluitend bij inlandsche fabrikanten aan, wanneer hij
die even goed doch tegen lager prijs van elders kan he
komen'? De namen van zoovele buitenlandsche machine
fabrikanten, die men, bij het bezoeken onzer fabrieken,
nevens die van Nederlandsche firma's op de werktuigen
aantreft, zijn even zoovele sprekende getuigenissen van
de-Waldaden, welke de .toelating van vreemd fabrikaat
reeds voor onze nijverheid, en daardoor ook voor onze
werklieden, heeft te weeg gebracht.
De minister wil niet spreken van het belang, dat de
staat met de bijzondere nijverheid gemeen heeft om zich
bij wege van vrije mededinging het meest deugdelijke
werk tot den laagsten prijs te verschaffen; noch ook
betoogen, hetgeen geen betoog behoeft, dat uitsluiting
van mededinging voor éenen tak van industrie aan andere
gelijke aanspraak zou gevenhij veroorlooft zich enkel
de aandacht van uwe majesteit hierop te vestigen, dat
zoodanige uitsluiting aan onzen fabriekvlijt de sterkste
drijfveer tot ontwikkeling en vooruitgang, die thans zoo
schoone vruchten beloven, zon ontnemen. Met de wor
steling zou tevens de inspanning, die alleen gestadigen
wasdom verzekert, ophouden.
Ten slotte, het belang, schoon dat van de industrie
tegelijk het zijne is, van den arbeider op zich zei ven
Zou hij door de beperking, die men vraagt, gebaat wor
den? Hij zelf zal, bij eenig nadenken, neen moeten zeggen.
Het voorrecht toch, dat het adres aan de Nederlandsche
fabrieken wenscht geschonken te zien, zou voorzeker,
iudien de maatregel doel trof, toeneming der binnen
landsche concurrentie ten gevolge moeten hebben. En
voor den werkman en zijn gezin zou het weinig verschil
maken, of hij in zijne broodwinning door den inlandschen,
dan wel, zoo als hel adres meent, door den buitenland-
schen mededinger benadeeld werd.
Aanzienlijke fabriekondernemingen hebben*nu eens
meer,en dan wederom minder arbeid: aan deze en gene
berokkent binnen- of buitenlandsche concurrentie van
tijd tot tijd eene voorbijgaande teleurstelling: het is
niet mogelijk, het minst voor den staat, haar steeds ge
lijken toevloed te waarborgen; doch wanneer zij blijkbaar
op zóo goeden weg zijn als onze industrie, wordt eene
oogenblikkelijke, gedeeltelijke vertraging spoedig door
verdubbelde werkzaamheid vervangen.
Op deze gronden geeft de minister den koning in
overweging hem te machtigen om dit rapport in de
Staatscourant te plaatsen,en daardoor aan de adressanten
kenbaar te maken, dat hunne belangen door zijner majes-
teits regeering met zorg zijn overwogen.
Blijkens kabinetsbrief van den 6 Maart jl-, no. 50,
heeft zijne majesteit zich met dit rapport vereenigd en
de ten slotte daarvan gevraagde machtiging verleend.