zinsneden moesten gewijzigd worden, opdat de eerste beslissing der provinciale censuur, welke uit het pros pectus bereids bekend was geworden, niet gecompro mitteerd werd. Men wijzigde alzoo werkelijk twee woorden: „tranen" werden veranderd in „druppelen der smarte" en „paard" in „ros". In een anderen „histo- rischen terugblik" op den Franschen oorlog, heette het: „De Oostenrijkers weken terug." Daarvoor kwam in de plaats: „De Franschen rukten vooruit." In eene novelle las men „Hij is te Keulen aan den Rijn geboren." De censor schreef in plaats daarvan: „Hij is te Neuren berg geboren." Het was juist in den tijd dat er minder aangename voorvallen hadden plaats gehad ten aanzien van den aartsbisschop van Keulen en toeu wilde men er in Oostenrijk maar volstrekt niet aan, dat iemant te Keulen aan den Rijn kon geboren zijn. Eene wetenschappelijke verhandeling begon met de woor den: „Montesquieu zegt", en daarop voerde men dezen sprekend in: de censuur schrapte zijne woorden en schreef juist het tegenovergestelde, maar „Montes quieu zegt" liet zij dood bedaard staan. In kinder verhalen werd van een meisje gezegd „dat haar hoofdhaar weelderig groeide." Dat werd' wat al te onzedelijk ge acht en er werd gedrecreteerd „dat het hoofdhaar van het meisje „groeide!"" Een schoolboek vertelde de jeugd „dat de kozakken op kleine paardjes reden;" dat woord „kleine" scheen wel wat te ondragelijk voor de waardigheid van den czaar en voor zijne macht; het woord werd geschrapt en aan de scholieren werd voor taan geleerd „dat de kozakken op paarden rijden"! In een blijspel van Castelli liet men een ouden heer zeggen: „haar boezem is blank en golvend." Die schil dering was alweder te kras voor den censor en hij schreef: „Zij is van voren zeer schoon gebouwd"! In Goethes „Egraond" eindelijk moest het volk in plaats van zich over „de vrijheid" verheugen, „de vreugde" doen leven Een brief uit Bucharest deelt het volgend verhaal mede: „De wolven zijn zoo talrijk en ongestoord in de wouden, die de hoofdstad van Wallachije omgeven, dat zij zelfs niet schromen tot in de voorsteden door te dringen. Een nog driester hoop dan de overige was ia de wouden van Moyschol ontdekt, waarop eenige Franschen besloten hen aan te tasten, en in twee sleden gezeten den hun aangeduiden weg derwaarts in te slaan. In de eene slede zaten de heeren Eugène, Husson, Morel en Lamy, in de andere de heeren Bayard en Hary, kanselier en onderkanselier van het Fransche gezantschap. Zij hadden twee jonge zwijnen medegenomen en in een zak gestoken om door hun geknor het roofgedierte te lokken. Na een tocht van ruim een uur bereikten al de jagers den rand des wouds. Nauwlijks hadden de zwijnen hun geluid doen hooren, of een vijftigtal groote wolven kwam daarop af. Een gedeelte der jagers vormde nu een hal ven cirkel, om den vijand den aftocht af te snijden, en dit ware met het beste gevolg bekroond geworden, had niet eene tusschenbeide komende omstandigheid het tooneel nog dramatischer gemaakt. De paarden der sleden van de heeren Bayard en Hary waren schichtig geworden, en hadden hunne razende vaart midden door de velden voort gezet. Ofschoon door den val in de diepe sneeuw slechts weinig bezeerd, geraakten de beide jagers daardoor toch in een zeer gevaarlijken toestand. Te midden van den kring van hongerige wolven, kon de heer Bayard zich van zijn door de sneeuw verstopt geweer niet bedienen. De heer Hary was gelukkiger, legde aan, schoot den voorsten wolf neder, en blies toen met alle kracht in zijn jachthoorn, op welk teeken de overige jagers ter hulp snelden, en met drie schoten even zoo vele wolven dood den. Hiermede eindigde de even stoute als avontuurlijke onderneming. De overige wolven vloden weg, met een gebrul dat het geheele dorp Bonsie op de been bracht." Meteorologische waarnemingen, gedaan op 's rijks werf te Ylissingen, des middags 2 ure. Februari 1865. V/iud. e 1 11 1° e If bu '5 c g a Aanmerkingen. p O 2 j"1 co" 12 NO.t.O 9,5 j 767.8 -2.2 ().92~ 4.34 oo~ bewolkt sneeuw. 13 NO.t.O, 6 17GS.7 -2.4 Ü.S9 4.18 0.2 bewolkt. 3 4- Oost. 5 768.7 -2.1 081 3.87 0.0 bewolkt helder. 35 Z. ZO. 3 '761.7 -2.4 0.85 3.98 0.0 licht bewolkt. 16 z. t. O.l 6 1748 8 +1.2 0.83 4 78 0.0 licht bow.heiig rcg. 17 "West. 9,5 748.2 2.6 0.79 4.98 4.0 licht bew. regen sn. 18 VV.t. Z.| 12 1755.2 3.4 0.81 5.36 15.0 bewolkt. Tlicrmonieterstaml lSFebr.'s av. 11 u. 43 gr. 19 '■morg.7u.4Igr.'smidd.l u.42 gr.'sar. 11 u.36 gr. 20 's morg.7 u. 36 's midd. 1 u. 36 gr. Staten generaal. TWEKDB KAMEIt. Bepalingen omtrent den accijns op de suiker. Dit uitvoerige wetsontwerp strekt tot volledige her ziening van de bepalingen nopens den suikeraccijns, in verband met het verdrag betreffende de heffing der suiker-belasting en hare teruggave of afschrijving bij den uitvoer, hetwelk den 8 November 1864 tusschen Neder land, België, Frankrijk en Engeland is gesloten. Bij dit nieuwe ontwerp heeft de regeering gemeend het vaststellen van een minimum van opbrengst van den accijns niet meer te moeten voordragen, evenmin als het behouden van de verplichting voor de raffinadeurs om minstens 5 percent van hun debet in contanten aan te zuiveren. De regeering gelooft dit alles door minder belemmerende bepalingen te kunnen vervangen, die de schatkist genoegzaam tegen vermindering van de op brengst van den accijns waarborgen. De accijns wordt bepaald op f 26 per 100 pond drooge witte broodsuiker. Andere suiker wordt belast naar hare soort en hoedanigheid in percentsgewijze verhou ding tot de genoemde broodsuiker. Aan de handelaars, en raffinadeurs blijft krediet ver leend, terwijl ook afschrijving van accijns bij uitvoer van geraffineerde suiker blijft toegekend, alles echter met bepalingen die de belangen der schatkist tegen ont duikingen waarborgen. Er worden te Rotterdam en te Amsterdam commissiën van deskundigen ingesteld om in geschillen tusschen de administratie en den accijnsplichtige, over de hoe danigheid van de suiker en derhalve over den verschul- digden accijns, uitspraak te doen. Ten gevolge dezer wijziging van de snikerwet wordt te gelijk eene wijziging van het tarief voorgesteld en het invoerrecht op bewerkte suikers, op 46 per 100pond bepaald. föuitmlcmü. Algemeen overzicht. De Duifcsche dagbladen erkennen even als de En- gelsche dat de troonrede van keizer Napoleon in zeer vredelievendeu zin gesteld is. Sommige dagbladen maken voorts eene vergelijking tusschen de te Weenen en te Berlijn uitgesprokene troonredes en dit niet ten voor- deele van deze laatste. In het Oostenrijksch huis van afgevaardigden is door de regeering de begrooting voor 1866 op nieuw ingediend. Het deficit bedraagt ten gevolge van verschillende bezui nigingen dertig millioen florijnen. Deze bezuinigingen bedragen alleen op het budget van oorlog vijf en een half millioen florijnen. Bovendien heeft de regeeriug eindelijk de interpellatie betrekkelijk de quaestie der hertogdommen beantwoord met de beweering dat zij daaromtrent geene inlichtingen kan geven, terwijl de onderhandelingen met Pruisen nog niet zijn afgeloopen. De heer von Mensdorff verklaarde voorts dat het vredestraktaat met Denemarken gesloten niet bij het buis zou worden overgelegd omdat aan Oos tenrijk daarbij geene financieele lasten worden opgelegd en het geene wijziging van het Oostenrijksch grondgebied bevat. Dc regeering verklaarde overigens de tot dusverre gevolgde politieke gedragslijn te zullen volgen en eene gunstige oplossing der quaestie te hopen. Of de meerder heid van het huis van afgevaardigden met deze inlich tingen in het algemeen en met de laatste verklaring in het bijzonder, zich tevreden zal stellen, valt te betwij felen. Ofschoon de onderhandelingen tusschen de regeeriugen te Washington en te Richmond voor het oogenblik volgens de meest geloofwaardige berichten en ondanks enkele geruchten omtrent het tegendeel als mislukt, immers als tot geen resultaat hebbende geleid, kunnen beschouwd worden, is het niet onbelangrijk eene meer volledige opgave te vernemen van de vredesvoorwaar den door de regeering van den heer Lincoln gesteld. Nu eenmaal toch reeds zoovele pogingen officieus en officiëel zijn gedaan om den vrede te herstellen, mag men hopen dat thans het begin van het einde des Amerikaanschen oorlogs is aangevangen. De boven bedoelde vredesvoorwaarden dan luiden aldus: 1. De afschaffing der slavernij zal door de wetgevende ver gaderingen der verschillende staten in beginsel wor den aangenomen en hare feitelijke opheffing geregeld naar de omstandigheden2. De geconfedereerde staten zullen weder in de Unie treden met dezelfde rechten en privilegiën, welke zij vroeger bezaten; 3. Het leger der geconfedereerden zal niet worden ontbonden, maar ingedeeld in het leger der Vcreenigde Staten, om den oorlog in het buitenland te voeren4. In de her stelde unie zal het verleden worden vergeten. Wat men te verstaan hebbe onder den in het buiten land te voeren oorlog, zal zoowel te Mexico als in de Engelsche koloniën van Canada wel worden begrepen. Pruisen. Het Pruisisch huis van afgevaardigden heeft zich in de laatste dagen bezig gehouden met beraadslagingen over het wetsontwerp tot afschaffing der wettelijke bepa lingen omtrent de vereenigingen van werklieden. De feodale partij heeft daarbij nog vrijzinniger willen zijn dan de liberalen en niet alleen op de afschaffing van alle wets bepalingen aangedrongen, welke het recht van vereeni- ging der arbeidende klasse zouden kunnen verkorten, maar bovendien de bescherming van den staat en finan cieele ondersteuning voor dergelijke werkheden-veree- nigingen verlangd. Deze theorie vau de feodale partij is echter volstrekt niet nieuw. Wij bespraken het reeds dikwijls dat de Pruisische aristocratie haren steun zoekt bij de ultra-democratische lagere volksklasse. „De zoogenaamde liberalen zoo kunnen zij dau der onna denkende massa toeroepen gewagen van de onder drukking en tirannie van onze partij, welke het vader land, den koning en de godsdienst zoo oprecht bemint. Gij ziet nu hoe men de goedgeloovige bevolking misleidt wij willen den werklieden niet alleen volledige vrijheid geven om zich te vereenigen, maar bovendien de be scherming en de financiëele ondersteuning der regeering Dit willen echter de liberalen niet. Duur welke partij worden nu uwe belangen verdedigd? Door die partij immers welke men zoo dikwijls als u vijaudig voorstelt!" Op deze of dergelijke wijze tracht de feodale par tij door geld en beloften de ondersteuning der lagere volks klasse te erlangen en doet het voorkomen alsof dau eerst voor Pruisen de gouden eeuw voor het volk zou aanbreken als zij, de godvruchtige, vaderlandslievende en koningsgezinde mannen bij uitnemendheid, alléén heeren en meesters waren. In het huis van afgevaardigden betoogde de heer Schultze-Dclitzsch dat men slechts voor de vereenigin gen van de arbeidende klassen het gemeene recht ver langde, waarop de regeering het voorstel deed om omtrent deze quaestie nog eerst eene nadere enquête te doen plaats hebben. Hoewel het huis, door haar votum over de motie van deu heer Schultze, de noodzakelijk heid van dergelijke enquête niet verklaarde in te zien, zal de regeering toch waarschijnlijk aan haar voornemen gevolg geven. Frankrijk. Onder de quaestiën, welke door Napoleons's troonrede en door de uitgifte van het zoogenaamd Liorejaune weder het onderwerp'uitmaken van dc beschouwingen der Fransche en Italiaansche dagbladen behoort ook die der September-conventie. Deze beschouwingen lei den echter tot niets. De troonrede bezigt tocü dezelfde bewoordingen omtrent het tusschen Italië en Frankrijk gesloten tractaat als dit tractaat zelf. Eene depeche van den heer Drouyn do Lhuys aan den baron de Malarette Turijn, dd. 15 November geeft insgelijks weinig toelich ting. „Wij begrijpen zeer goed zegt daariu de Fran sche minister van buitenlandsche zaken dat de heer generaal La Marmora zich heeft beijverd om aan te toonen dat de conventie van 15 September eene sanctie bevatte voor het beginsel der Italiaansche eenheid en een nieuwe schrede was op den weg, welken de Itali aansche regeering bewandelt." Eenige regelen verder lezen wij„Naar onze meening mijnheer de baron zijn Rome en het patrimonium van Sc.Petrus voorde Italiaansche eenheid volstrekt niet onmisbaar." Het zoogenaamd Livre-bleubet jaarlijksch verslag van den toestand des keizerrijks, bevat eindelijk omtrent de conventie slechts de bekende rollende zinsneden en uitsprakeu, welke men in de verschillende Fransche conventie-depêches reeds aantrof. Zoo is de conventie-litteratuur wederom vermeeiderd zonder nadere opheldering te brengen omtrent bet Septcmber-tractaat. Nog kan ieder op dit stuk zijne gimstige of ongunstige voorspelliugeu voor de wereld lijke macht van het vatikaan blijven bouwen. Omtrent de Deensek-Duitsclie quaestie bevat voorts het Livre-bleu eene meer uitvoerige verklaring der door Frankrijk gevolgde neutraliteit, dan onzen lezers reeds uit de troonrede bekend is. Na eene betuiging van leed wezen over de omstandigheid dat de aan de Deensche regeeriug opgedrongene oplossing der quaestie niet in overeenstemming is geweest met de door de keizerlijke regeering uitgedrukto wenschen, gaat de regeering aldus voort: „Dc bevolkingen zijn niet geraadpleegd over haar toekomstig lot; liet Scandinavisch gedeelte van Sleeswijk is niet aan Denemarken gelaten, waaraan het toch door zeden en gewoonten, door afkomst en taal

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 3