MIDDELBURGSCHE
COURANT.
r 30.
Dinsdag
1865.
21 Februari.
Editie van Maandag avond 8 uren.
middelburg 20 Februari.
De post van Zaturdag is gisteren morgen te half zeven,
die van Zondag beden morgen te half acht aren bier
aangekomen. De vermoedelijke tijd der aankomst van
die van heden is onbekend.
Het ongunstige weder was oorzaak dat het garnizoen
en de schutterij alhier heden, ter gelegenheid der viering
van den acht en veertigsten jaardag van Z. M. den koning,
welke gisteren door Z. M. werd herdacht, niet onder de
wapens zijn gekomen.
Te een ure heeft in een der vertrekken van het koffie
huis de Eendracht een militair assaut plaats gehad.
Overigens werd de jaardag hier herdacht door het
uitsteken der vlaggen uit de openbare en vele particu
liere gebouwen, klokkenspel enz.
Heden avond wordt door het töoneelgezelschap onder
directie van de heeren I. J. Stoet'e en D. W. Jacqui eene
voorstelling in den schouwburg gegeven, bestaande in
het historisch tooneelspel van A.Eraijenstein „de Water
geuzen, of het beleg en ontzet van de stad Middelburg."
Naar we vernemen wordt deze voorstelling door de leden
der sociëteit van onder-officieren en korporaals van de
schutterij en corps bijgewoond.
Uit Vlissingen meldt men ons dat gisteren door het
garnizoen en de schutterij groote parade is gehouden.
Des middags werd op een der daartoe ingerichte zolders
van de marinewerf een militair assaut gehouden, hetwelk
met muziek en zang werd afgewisseld.
Door de Nederlandsche handelmaatschappij zijn be
vracht 17 schepen, waaronder voor Middelburg het schip
Haamstede, gezagv. J. Termarsch.
Bij de kamer van koophandel en fabrieken alhier is ont
vangen en ligt voor belanghebbenden ter inzage een over
zicht van den handel van Lnbeck over hetjaar 1864.
Het ophalen van de „Citadel van Antwerpen" op
eene van de groote hellingen der marine te Vlissingen
is naar wensch geslaagd; het vaartuig staat, nu onder
de kap en zal aldaar gerepareerd worden.
De constitutioneele kiezersvereeniging in het kiesdis
trict Dokkum heeft tot kandidaat voor het lidmaatschap
der tweede kamer gekozen den heer mr. Ph. van Blom,
rechter in de arrondissements rechtbank te Heerenveen.
Tegen hem over zijn gesteld: van den kant der conser
vatieven de heer Jouvvert Andreae, kapitein ter zee, op
non-activiteit te Leeuwarden, en door de anti-revolution-
nairen de heer O. baron van Wassenaar Catwyck.
De kundige en door ieder die hem heeft leeren ken
nen geachte adsistent van het Amsterdamsch scheikundig
laboratorium, dr. F. Seelheim, onlangs benoemd tot leeraar
in de scheikunde en de natuurlijke historie bij de rijks
hoogere burgerschool te Middelburg, ontving Donderdag
bij zijn vertrek uit Amsterdam een streelend bewijs van
vriendschap, zoowel van hen wier oefeningen bij geleid
had, als van den hoogleeraar; de eersten schonken hem
een keurig bewerkten inktkoker en de laatste bood hem
eene vergulde pendule aan. Handelsblad
De Staatscourant van Zaturdag bevat het koninklijk
besluit, waarbij bewilliging wordt verleend op het bij
verzoekschrift overgelegd ontwerp der acte van oprich
ting van de naamlooze vennootschap „de Surinaamsche
bank" te vestigen te Amsterdam. De goedgekeurde acte
wordt in hetzelfde nommer medegedeeld.
Men schrijft ons uit Leiden, 17 Februari:
„De vijfde en zesde voorlezingen in het Remonstrant-
sche kerkgebouw, werden gehouden door de heeren dr.
W. Scheffer en J. II. Maronier, op 2 en 16 Februari li.
„Eerstgenoemde sprak over een zeker niet algemeen
bekend onderwerp, nl. „de Israëlietische wijzen." Onder
de talrijke verschilpunten in denkwijs en levensbeschou
wing tusschen den westerÜDg(den Japhetiet) en de volk
stammen van het Oosten (de Semieten) behoort ook dit,
dat de laatsten meer (even als de vrouw) door onmid
dellijk gevoel bestuurd worden, en in de dingen van het
dagelijksch leven aan een fijne opmerkingsgave een zeer
practischen zin paren. Zoo vinden wij ook bij de Israëlie
ten geen wetenschappelijk gevormde wijsgeeren, maar
wel „wijzen," lieden nl. met eene groote mate van gezond
verstand, bon senspractisch oordeel en vernuft bedeeld,
die in spreuken, raadsels enz. de vrucht eener rijpe
levenservaring neerlegden. Zoodanige spreukverzame
lingen (de eerste dagteekenen waarschijnlijk van Salo-
mo's tijd) hebben wij ook in den bijbel.
„Men moet die wijzen wel onderscheiden van de pries
ters en profeten; deze laatsten zorgden officiéél voor de
godsdienst, 't ceremoniëel in den tempel. De wijzen
daarentegen gingen meer huiselijk te werk. Zij zaten
gewoonlijk in „de poort," een soort van Israëlietische
„beurs" waar allerlei zaken werden behandeld. Zij kwa
men niet aan met: bedreigingen als de profeten, met
„de wet" of „de Heer spreekt;" maar hadden meer eenige
overeenkomst met de latere rationalistenzij zochten
de vele groote en duistere raadsels van het leven zoo
mogelijk practisch op te lossen ot althans hun tijdge-
nooten er meê te verzoenen. Als proeve wees spreker op
het boek Job, geschreven in een tijd van diepe volks-
elende onder de regeering van Manasse. Het thema er
in behandeld is: het raadselachtige van het godsbestuur.
De schrijver komt echter tot geene oplossing. God ver
schijnt op't eind in een wolk. De slotsom is deze:mensch,
gij zijt nietig, vrees God, zwijg en onderwerp u.
„Hetzelfde onderwerp wordt., na dc ballingschap, door
een ander, meer sceptisch schrijver behaudeld, die blijk
baar met die slotsom geen vrede heeft, en de zaak nu
ook eens van 's menschen zijde wil bepleiten. Ook bij
echter vindt geen uitweg. Bekend is zijn sombere ver
zuchting: ijdelhëid der ijdelheden enz. Men vindt in dit
boek, zeide spreker, de lyriek van den twijfel. Na den
„prediker" verstomde van lieverlede de stem der wijzen;
dit boek is in zekeren zin hun lijkzang. In Jezus reikten
profeet en wijze elkander de hand: het nut dat de wij
zen onder Israël hebben gesticht, bestond, volgens spre
ker, vooral hierin, dat zij op moraalop godsdienst in
't leven, aandrongen, en dat zij onder Israël de zelfstan
digheid van het individu hebben bewaard.
„De heer Maronier behandelde: „de Christusleer van
het Nieuwe testament." Op zeer heldere wijze toonde
hij aan, dat er in het Nieuwe testament zeer verschil
lende en uiteenloopende beschouwingen van den persoon
en het werk van den Christus voorkomen. Zocht men
die op een vroeger standpunt met kunstmiddeltjes
zooveel mogelijk tot een geheel te vereenigen; de nieu
were theologie, die waarheid wil en den historischen
weg bewandelt, komt tot een andere, maar daarom niet
minder schoone uitkomst. De vrucht van haar streng
wetenschappelijk onderzoek is dezedat er een geleide
lijke merkwaardige orde van opklimming valt waar te
nemen in de denkbeelden der bijbelschrijvers omtrent.
Jezus' persoon. Aanvankelijk in de drie eerste evangeliën
is hij „waarachtig mensch;" hij lijdt, strijdt, ontwikkelt
zich enz. Wat er bovenmenschelijks en wonderdadigs
aan de verhalen omtrent hem is toegevoegd werd door
spreker aangewezen te zijn van later oorsprong. In de
brieven van Paulns staat Jezus reeds hooger. In het
boek: de „Openbaring"' is hij de alpha en de omega, de
eerste en dc laatste euz., maar èn Panlus èn de schrijver
der Apocalypse staau nog de een half, de andere met
beide voeten in het jodendom. In het vierde evangelie
daarentegen, onder invloed van de Alexandrijnsche
logosleer, in klein Azië, geschreven is Jezus geheel aan
het jodendom ontrukt en ook ten eenemale bovenmen-
schelijk. Geen spoor meer van menschelijke ontwikke
ling, hij is bijkans alwetend, God in het vleesch geopen
baard. Eindelijk in de welbekende geloofsbelijdenis van
Athanasius is Jezus volkomen God,de derde persoon in en
tegelijk éen met het goddelijk wezen. Zoo heeft het dogma,
door Paulus het eerst in het leven geroepen, van de ver
goddelijking van Jezus van Nazareth, in den loop der tijden
zich historisch ontwikkeld. Spreker verzuimde niet aan
't slot van zijn rede op het „leerzame" van dit onderzoek
de aandacht zijner hoorders te vestigen, en aan te toonen
hoe in dit dogma de diepe eerbied spreekt die Jezus'
persoon aan tijdgenooten en nazaat heeft ingeboezemd.
„Met nog een en ander behartigingswaardig woord
voor onze dagen, besloot hij zijn belangwekkende rede."
Men schrijft uit Drenthe aan deArnhemschecourant:
„Op het congres dat hier in dezen zomer wordt gehou
den zal, naar men hoopt, de hout-cultuur ernstig ter
sprake komen; trouwens het is een onderwerp dat overal
wel aan de orde mag worden gesteld en vooral in Drenthe,
met zijne honderd duizend bunders oubebouwden grond,
aller aandacht verdient.
„Westelijk Europa zeide een der geaebtste Fransche
staatshuishoudkundigen heeft gebrek aan hout. En
geland en Frankrijk, de twee rijken, die het meeste hout
invoeren, weten bijkans niet, waar zij zich daarvan zullen
voorzien. Engeland is reeds lang ontboscht en Frankrijk
heeft bijkans niets meer dan kreupelbosch. Laatstge
noemd rijk heeft jaarlijks noodig voor 320 millioen francs
aan hout, waarvan 200 millioen voor brandhout en 120
millioen voor den scheepsbouw en de industrie. De in
voer vertegenwoordigt eene waarde van 70 millioen
francs.
„Engeland zet den houthak met ijver voort.
„Griekenland, eertijds zoo boschrijk, heeft geen wou
den meer."
„De grootste grief die bedoelde staathuishoudkundige
in dit opzicht tegen Frankrijk heeft, is daarin gelegen,
dat men er hoofdzakelijk kreupelhout teelt en geen op
gaande boomen plant, terwijl hij, volgens berekeningen
wier juistheid hij aan het scherpste onderzoek prijsgeeft,
het voordeelige van de opgaande boomen betoogt. Een
houthak elke eeuw acht hij meer winstgevend dan het
elke 25 jaren vellen van kreupelbosch zelfs met interest
van interest.
„Maar die raadgeving is gemakkelijker te geven dan te
volgen. Welk geslacht belooft zich een bestaan van een
of twee eeuwen? De mobiliteit van den grond en van
de bijzondere fortuinen gedoogt een gemis van inkom
sten op zoo langen termijn niet. Het eikenbout, de aris
tocratie der wouden, verdween met het kollossale grond
bezit. Het maakte plaats voor bet burgerlijk kreupelbosch
en dit zal weggaan voor het democratisch struikgewas.
De tegenwoordige eigenaar haast zich om geld te maken.
Laat die na hem komt voor zichzelven zorgen. En bo
vendien, industriëele specialiteiten hebben voor kapita
listen een geheel andere aantrekkingskracht dan aan
plantingen waarvan zij, bij hun leven, geen vruchten
zullen trekken.
„De econoom, die hier spreekt, achtte het een moeilijk
te herstellen fout van het»Fransche gouvernement, dat
het zich in de eerste helft van deze eeuw van meer dan
300,000 bunders boschgrond ontdeed, en hij zal dan ook
zijne stem wel verheffen tegen het plan van het tegen
woordig gouvernement, om bosschen, thans staatsdomein
en eene waarde van 100 millioen gulden vertegenwoor
digende, publiek te verkoopen.
„Het is te wenschen wij herhalen het dat de
boschteelt, die door Drentsche gemeenten, of door markt-
genooten, in het bezit van zoo groote uitgestrektheden
gronds, op vrij groote schaal is te ondernemen, uitvoerig
en duidelijk op het congres worde behandeld en daarvan
door de dagbladen, al is bet bij wijze van korte mede-
deelingen, gewag worde gemaakt."
Benoemingen» en besluiten.
juddekokden. Benoemd tot Uommandeur der orde
van den Nederlandschen leeuw Zr. Ms. adjudant in bui
tengewone dienst, de vice-admiraal J. May, laatst kom-
mandant van Zr. Ms. zeemacht in Oost-Indië en inspec
teur der marine aldaar.