MIDDELBÜRGSCHE COURANT. Dinsdag 31 Januari. N°- 18. Editie vaa Maandag avond 8 are.. »i i a a n> r— ll'l a rt De gemeenteraad alhier heeft iu de heden namiddag gehouden zitfang, overeenkomstig het in overleg met burgemeester en wethouders uitgebracht advies van cura toren over het gymnasium, benoemd*tot docent in de nieuwe talen en letterkunde, alsmede gelijktijdig in de wiskunde, den heer lv. F. L. Weber. Vooraf is een amende ment van den heer van Diggelen aangenomen, strekkende om te bepalen dat die beuoeming slechts tijdelijk zal zijn. Een ingekomen adres van den heer P.Leupen, waarin hij eervol ontslag verzoekt uit zijne betrekking yan hoofdonderwijzer met genot van pensioen, geregeld volgens de wet, is gesteld in handen eener commissie, bestaande uit de heeren van Diggelen, Darame en Lants- heer. Aan den deurwaarder bij de belastingen A. J. Eeke- laert is, op zijn verzoek en volgens vroeger daartoe genomen besluit, eene toelage verleend ten bedrage van f 10.13. De begrooting der commissie van bestuur over den Vlissingschen rijweg is voor de leden ter inzage gelegd, en de beraadslaging daarover zijn tot de volgende zitting aangehouden. De voorzitter heeft mededeeling gedaan van de heden plaats gehad hebbende aanbestedingen (in dit nouimer gemeld onder de rubriek: Verkoopingen en aanbeste dingen)*, op zijn, namens burgemeester en wethouders, gedaan voorstel is besloten die aanbestedingen goed te keuren. In ons volgend nommer geven wij van deze zitting het gewoon verslag. Uit Ylissingen schrijft men ons „De „Handig en Vlug," een uit stalen platen samen gesteld vaartuig, dat in Engeland is gebouwd voor reke ning der Ncderlandsche marine, is gisteren middag alhier in de haven aangekomen. „Het is een zonderling maaksel vau een vaartuig, klein, van zeer geringen diepgang, en met geheel over dekte batterij, zoodat men van de equipage niets be speuren kan; het voert twee stukken, twaalfponders, is voorzien van zes geschutpoorten of schietgaten voor het geschut en een menigte kleinere voor kleinvuur. De be weging geschiedt door twee schroeven die van achteren aan beide zijden zijn aangebracht,elk afzonderlijk kunnen gebruikt worden, en zoodanig zijn ingericht dat ze, ora snel te wenden, belangrijke diensten kunnen bewijzen. „Zoo ik verneem moet het de bedoeling zijn om, wan neer dat vaartuig aan de verwachting voldoet, naar dat model andere te bouwen, bestemd voor de dienst in IndièV' In de gehoudene zitting van den gemeenteraad te Leeuwarden van 2G dezer is, overeenkomstig bet voor stel der commissie ad hoc, met 13 tegen 7 stemmen, besloten tot deelneming voor eeu bedrag vau f 100,000 in de geldleening van vijf millioen, ten behoeve vau den Noord-Hollandscb-Frieschen spoorweg. In de raadszitting te Zutphen van donderdag is beslo- j ten tot het aangaan eener geldleening van 230,000 tegen 4pet. met jaarlijksche aflossing, welke leening noodig is voor buitengewone uitgave voor eene vaste stadsbrug; deze zal 1 November a. gereed moeten zijn. Bij gelegenheid der opeuiug van deu staatsspoorweg tusscheu Arnhem en Zutphen op Woensdag 1 Februari e.k. zullen de volgende feestelijkheden plaats hebben. Het gemeentebestuur van Zutphen draagt zorg voor de ver siering van den weg, die van deze stad naar het station leidt. Des morgens te half twaalf vertrekt de feesttrein, met vlaggen enz. getooid, van Zutphen naar Arnhem, waar omstreeks éeu ure de minister vau binnenlandsche zaken met een extra-trein vau den Hij nspoorweg arriveert. Na de aankomst van den minister wordt te Arnhem een collation gebruikt; vervolgens vertrekt de feesttrein met den beer Tkorbecke weder naar Zutphen en zal daar circa half vier zijn. Een uur later vangt het diner aan, door den gemeente raad van Zutphen aangeboden aan den minister en ver dere autoriteiten. Deze feestmaaltijd wordt gehouden in de schouwburgzaal en zal uit ongeveer 130 couverts bestaan. 's Avonds is er concert en bal, zoowel op de groote als op de nieuwe sociëteit. Beider leden hebben hunne localen dien dag wederkeerig voor elkander opengesteld. Voor deze twee concerten zullen het muziekcorps der veldartillerie te Utrecht en dat der dragonders te Deven ter uitgenoodigd worden. De beide Zutphensche muziek corpsen (dat der dragonders en dat der schutterij) zullen den ganschen dag voor het publiek spelen: één op het stationsplein, het andere op den Boompjeswal, eene met zware linden beplante wandelplaats. Men schrijft ons uit UtrecV. 26. Januari 1865: „Wordt eiken winter aan Utrecht's ingezetenen de ge legenheid aangeboden, meermalen een litterarisch kunst genot te smaken, ook thans is dit het geval; maar vooral iu de tegenwoordige week. Maandag avond werd iu den schouwburg het tooneelstnk „De bruid daar boven," van den beer Douwes Dekker, den genialen Multatuli, met grooten bijval opgevoerd, en des Dinsdags hadden wij het voorrecht, dr. A.Rêville zijne onbeschrijfelijk schoone lezing over den Fransc.heu dichter Alfred de Musset op meesterlijke wijze te hooren voordragen. Gisteren sprak dr. Schneither, de reetor van het Rotterdamsche gym nasium, iu eene vergadering van het Nut, over beeldende kunsten; heden dr.A. Pierson in het Leesmuseum over Macaulay; en morgen zal de heer Chantepie de la Saus- saye, even als de drie laatstgenoemde sprekers uit Bot terdam overgekomen, de eerste eener reeks van vier voorlezingen houden over onderwerpen van kerkelijk- godsdienstigon aard. „Ben ik verhinderd, van al hetgeen op deze verschil lende avonden te hooren was of zal zijn, hier verslag te geven, met een enkel woord wil ik terugkomen op hetgeen dr. Pierson ons heden avond te genieten gaf. Te genieten, zeg ik; want waarlijk, schooner lezing dan j de zijne werd, althans in de laatste jarenin het Utrcchtsch leesmuseum niet gehoord. Het onderwerp noemde ik reeds: Macaulay, na Edmond Burke Enge- land's grootste schrijver. Wie Engelsch leest, zeide de spreker, en Macaulay niet leest die doet zonde. En wie nog mocht getwijfeld hebben aan het recht tot die uitspraak, en heden onder Pierson's gehoor mocht zijn, j hij kan thans onmogelijk anders dan haar van harte toestemmen. „De 8p "er begon met eene schets van Macaulay's eerste o ikkeling. Zijn vader, lid van hef parlement, was de vriend en geestverwant van den grooten Wilber- force, den man die meer dan ieraant geijverd heeft voor de vrijmaking der slaven. Onder dezen invloed ontving de jeugdige Macaulay krachtige indrukken, en in zijne borst ontwaakte eene liefde tot vrijheid en onafhanke lijkheid die hem altijd zou bijblijven. De kring, waarin hij zich overigeus bewoog, was die der zoogenaamde „evangelische partij" in Engeland, eene partij die boven de vele secten van het sectarische Engeland stond, niet hechtte aan kerkelijke vormen maar aan een innig ge moedsleven, en voor wie de orthodoxe dogma's slechts waarde hadden voor zooverre zij den grondslag uit maakten van waarachtige vroomheid. Ook deze piëtis tische omgeving bracht zeer veel toe tot de vorming van Macaulay's hart en karakter. Maar waren de bijbel en Bunjan's pelgrimsreis bijna de eenige boeken, in dezen kring toegelaten, het ontbrak onzen Macaulay toch niet aan andere lectuur, en de duizend en éen nacht behoorde tot de werken die een diepen indruk op hem maakten, lfeeds vroegtijdig werd hij om zijne talenten bekend. Zijn maidenspeech was voor de vrijheid der slaven. Weldra werd hij iu het parlement gekozen. Daar trad hij op in een tijd toen Europa in groote beroering was. De troon der Bourbons was omvergestooten, België had zich van Nederland losgescheurd, en ook tot Engeland drong de revolutiekoorts door. John Russel had zijne reform-bill in gediend; door de Whigs toegejuicht, door de Torys hef tig bestreden, bracht zij alle gemoederen in Engeland in beweging. Het huis der gemeenten, samengesteld naar oude behoeften en toestanden, was geen ware vertegen woordiging der natie meer; liet volk riep dringend naar her vorming. Onder de eerstest rijders voor haar bevond zich weldra Macaulay. Met meesterlijke trekken schilderde de spreker ons zijn optreden als redenaar in het parlement. Zijne talenten hadden reeds dc aandacht op hem doen vestigen, toen hij het woord zou voeren voor de vurig begeerde hervorming. Daar stond hij op, de man, onaan zienlijk van gestalte, met het hoofd op de schouders gedrongen en niet schoon van gelaat; daar stond hij, de linkerhand bestendig op den rug houdende, en de rechter eentoonigopenneer bewegende, meteen schrille weinig welluidende stem, weldra zoo snel sprekende dat de steuographen hem moeilijk konden volgen. Maar nauwlijks luid hij eenige volzinnen gesproken, of het gansche parlement hing aan zijne lippen. De tijding: „Macaulay is aan het woord," deed de banken en tribunes volstroomom. Twee uren lang sprak hij, met geestdrift, met wegslepende overtuigingskracht, argu ment op argument stapielende, met een vloed van beelden dien slechts de rijkste)fantasie kon schenken krachtig als eene der breede rivieren van Amerika stroomde zijne bezielde rede. Toen hij geëindigd had, was de triomf der zaak die bij voorstond beslist; en zoowel Whigs als Torys hadden slechts woorden van lof voor zooveel talent. Prachtig waren de stukken, die dr. Pierson ons uit deze redevoering mededeelde; overtuigend de bewijzen die hij aanvoerde van het onbetwistbaar recht op den roem, dien Macaulay zich op zijne verdere par lementaire loopbaan verwierf. Deze duurde echter niet lang. Toen de quaestie van de ondersteuning van het Boomsch-lvatholieke seminarie van Ierland aan de orde was, verdedigde hij het verleenen der subsidiedaaraan zou hij zijne stem geven, al moest dit hem zijn zetel in het huis kosten. Die trouw aan zijne overtuiging was werkelijk oorzaak, dat de kiezers van Edinburg hem niet herkozen. Ouderal de lauweren, waarmede zijn hoofd is versierd geworden, heeft dus ook de martelaarskroou niet geheel ontbroken. „Als voorstander der ware vrijheid, als verheven boven alle bekrompen partij- en sectegeest, had Macauly zich reeds doen kennen door zijne welsprekende rede in het parlement voor de toelating van Israëlieten in het huis der gemeenten. Ook daarvan liet de spreker ons schoone proeven hooren. Hoe verheven zijn standpunt, hoe edel zijne beschouwing was,waar het de oude Puriteinen gold die Puriteinen, welke zooveel kleingeestigs met zooveel waarachtige grootheid en zeldzame krachtsontwikke ling vertoonden dit bleek overtuigend uit hetgeen Macaulay over hen geschreven heeft in zijn Essay over Milton. Zijne verhouding'tot en zijne houding tegenover deRoomschekerk is duidelijk uit zijne bekende verhande ling van Ranke en uit hetgeen straks gezegd werd om trent de oorzaak, die hem zijn plaats in het parlement deed verliezen. Als uitmuntend litterarisch criticus heeft hij zich verder doen kenuen door de wijze waarop hij Bunjan's Pelgrimsreis, die men vroeger in beschaafde kringen nauwlijks durfde noemen, in eere heeft gebracht, door aan te toonen welk een onovertroffen meester in de allo- gorie de eenvoudige ketellapper was geweest en welk een waarachtig kunstwerk deze had voortgebracht. „Bovenal als geschiedschrijver was Macaulay groot. Niet als parlementair redenaar mocht hij zijne schoonste lau weren plukken; niet als raadsman der kroon (hij was lid van het iniuisterie Melbourne) mocht hij de zegepalm wegdragen; niet als wetgever (naar Indië gezonden, stelde hij een nieuw wetboek \*oor Engeland's bezittingen aldaar samen) was hij boven allen uitstekend. Maar van hem kan gezegd worden wat van niemant vóór hem gold: dat de muze der geschiedenis op éen man al hare gaven bad uitgestort. Gelijk Demosthenes de redenaar, Shakes peare de dramaticus, Goethe de lyrische dichter was, zoo was Macaulay de historicus. Hij vereenigde in zich het groote talent, waarmede Thucydides (men denke aan zijne schildering vau den terugtocht der Atheners van Syracuse) gebeurde feiten wist te schetsen, en de zeld zame gave waarmede Tacitus karakters (van Tiberius b. v.) wist te schilderen. Macaulay's meesterwerk, zijne Geschiedenis van Engeland, is echter helaas! verre vau voltooid. In plaats van haar, volgens zijn voornemen, tot op ouzeu tijd voort te zetten, heeft hij niet eenmaal de laatste hand mogen leggen aan het beeld van Willem den derde. Wel stelde eene benijdenswaardige rust in zijne laatste levensjaren hem in staat, bijna al zijn tijd aan zijne taak te wijden; doch hij had haar eerst aan gevangen op zijn aebt-en-veertigste jaar, en tien jaren later overviel hem de dood. „Toch, zeide de spreker, is het gedeelte, dat wij bezitten, veel te groot, om er thans een overzicht van te geven. Maar gelijk wij, aau de bezichtiging eener rijke expositie van schilderijen slechtséen enkel uur kunnende besteden ons dan liefst door een vriend, die de verzameling kent, naar eenige der nitstekeudste werken laten geleiden om aan deze al onze aandacht te wijden, zoo wilde de spre ker ons voor drie onovertroffen tafereelen plaatsen, drie schilderijen doen aanschouwen, klein maar fijn éene die hij een kunstwerk van Gallait zou noemen, éene die hem aan Langendijk deed deuken, eu éen van Israels. Het waren: de beschrijving ran den dood van Karei den tweede, die van den intocht van Willen den derde te 's Gravenhage, en die van het sterven van Maria, Willem's geliefde gemalin. Door zijne voordracht en zijne opmer kingen beide deed dr. Pierson ons al het schoone dezer stukken gevoelen. „Aan het einde zijner rede verhaalde ons de spreker hoe hij, weinige jaren geleden, op een Septeraber-morgen ronddoolde onder de statige gewelven van de Westmin- ster-abdij te Londen. Daar betrad zijn voet een steen, waarop hij den naam van Macaulay las. Geroerd bleef hij staan, en voor zijne verbeelding verrees de abdij zooals zij zich vertoonde, toen op een der dagen van Januari 1851) het lijk van dien grooten man hier ter

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 1