MIDDELBURGSCHE COURANT. N° 13. Zondag 1865. 22 Januari. Editie van Zaturdag avond 8 ure. Middelburg Januari. Weinige dagen nadat de minister yan financiën, naar aanleiding van eene in het voorloopig verslag der eerste kamer nopens de staatsbegrooting gemaakte opmerking, had geantwoord „dat, indien de postdienst in Zeeland "verbetering eischt, men hem bereid vinden zal daartoe de noodige maatregelen te nemen," onder bijvoeging echter dat het nader zal moeten blijken welke verbete ringen men bepaaldelijk op het oog heeft," eeide de heer Fransen van de Putte in de zitting van de eerste kamer van 9 dezer o. a. het volgende „Ik zal van deze gelegenheid gebruik maken om de verbeteringen, die men in Zeeland wenscht, onder de aandacht van den minister te brengen. Het is tot mijn leedwezen thans voor de derde maal, dat ik diezelfde kwaal aan den dokter moet openbaren. Het is de loop van de posten van Holland en België, die bij elke veran dering in het postwezen ten nadeele van Zeeland uitkomt. Bepaaldelijk is dit weder in dit jaar het geval. De inrich ting was door tusschenbomst van den minister zoodanig, dat de post van Holland, die 's avonds van hier ver trekt, den volgendeu dag tusschen 1 en 2 uur te Goes arriveerde en dus tusschen 4 en 5 te Middelburg was. Als men te Goes over vertraging klaagt, klaagt men natuurlijk te Middelburg des te sterker. Nu is het gevolg van de laatste regeling der treinen of postrid in Noord- Brabaut, dat de Hollandsche post te Goes iu den regel aankomt tusschen 3 en 4 uur, die is dus gemiddeld 1^ vertraagd. Wenschelijk ware het, dat de minister even zeer den loop der posten in het 4de en 5de district van Zeeland liet nagaan, want daar wordt sterk en bij her- baling over geklaagd. Misschien is het minder voegzaam zich op couranten te beroepen; maar ik mag hier toch wel bijvoegen, dat verscheidene van die klagers in de couranten hunne bezwaren bij een adres aan den minis ter van financiën hebben te kennen gegeven." De verdere opmerking van den heer Fransen van de Putto betreft uitsluitend de inrichting van het postkan toor te Goes, welke wij hier als van geheel plaatselijk belang kunnen achterwege laten. Het antwoord van den minister luidde aldus: „De geachte afgevaardigde uit Zeeland heeft in de eerste plaats de verbeteringen besproken, die zouden zijn aan te brengen in de postdienst in Zeeland, vooral in den loop van de posten van Holland en België. Hij beklaagde er zich over, dat elke verandering in de uren voor den loop der spoortreinen ten nadeele is van Zeeland. Dit doet mij leed, maar het is niet te vergen van den minister van financiën, of van de administratie der pos terijen, om te voorzien in de gevolgen die elke verande ring der vertrekuren van de spoortreinen kan te weeg brengen. Men tracht dit zooveel mogelijk te doen, doch men kan aan al de bezwaren niet tegemoet komen, omdat de eene postenloop van den andere afhangt. Nu men eenmaal spoorwegen heeft, dient men die ook te benut tigen in bet belang van het brievenvervoer: en dan moet men zich onderwerpen aan de regeling der vertrekuren van de spoortreinen zooals die worden vastgesteld. Ik zal echter nagaan in hoever aan het zoo even opgenoemde bezwaar zou kunnen worden tegemoet gekomen." Zoowel de vraag als het antwoord geven ons aanlei ding tot enkele opmerkingen. De heer Fransen van de Putte heeft bij het aanwijzen der zoo vaak van onderscheidene zijden geuite klachten zich wellicht wat veel laten beheerschen door zijn vrees of hot wel voegzaam is zich op couranten te beroepen. Ons voegt het allerminst met den geachteu vertegen woordiger daarover te twisten. Al komt het ons voor dat de heer van de Putte zeer goed in de gelegenheid is te beoordeelen welke klachten, in couranten voorkomende, gegrond en welke ongegrond zijn, en al is het naar onze meening niet onvoegzaam zich op gegronde klachten te beroepen, van welke zijde die ook zijn opgegaan, zoo willen wij de beschroomdheid van den heer van de Putte in deze gaarne yolkomen eerbiedigen. Maar bij behoefde ook tot de couranten niet zijn toevlucht te nemen. Er zijn klagers van meer gezag, waarop hij zich beroepen kon. Onder anderen in een adres door de kamer van koophandel en fabrieken alhier in Julij van 't vorige jaar aan den minister van financiën ingezonden, en met welks inhoud de heer Fransen van (ïe Putte kou bekend zijn, worden vele der gebreken van het postverkeer in deze provincie opgesomd. Van hetgeen daarin omtrent den tegemvoordigen toestand van de postdienst gezegd wordt, neemt de heer van de Putte slechts ten deele notitie. Ook over de communicatie met het 4e district wordt daarin breedvoerig gesproken. Omtrent bet antwoord des ministers kunnen wij kort zijn. Alleen de toezegging dat de minister zal nagaan hoever het bezwaar betrekkelijk de correspondentie ge grond is, geeft ons eenigen, hoewel geringen, grond tot blijdschap. Met betrekking tot het andere punt zegt de minister geen woord. Zal de toestand waarover reeds zoo lang geklaagd is steeds blijven voortduren? Wij hopen dat de kamer van koophandel en fabrieken alhier deze zaak niet zal laten rusten, maar den minis ter op nieuw hare bezwaren in herinnering brengen en ook de leden der staten generaal nauwkeurig inlichten zal. Blijkens het Provinciaal blad no. 1 zullen over het dienstjaar 1865 op de grondbelasting worden geheven 21£ opcenten voor het rijk en 7 opcenten yoor de pro vincie, en voor de gemeenten dezelfde opcenten als, blijkens mededeeling bij Provinciaal no. 1 van 1864, over het dienstjaar 1864 beeft plaats gehad, met uitzondering dat alsnu voor de gemeenten Zuidzande, Aagtekerke en Clinge 15 opcenten op de gebouwde en 10 op de onge bouwde eigendommen moeten worden geheven. De Staatscourant van gisteren bevat de wetten van den 9 Januari 1865, houdende vaststelling van de hoofd stukken V en VI der staatsbegrooting voor het dienst jaar 1865. Uit Dordrecht schrijft, men ons „In de zitting van den gemeenteraad van 14 Januari 11. heeft o. a. de burgemeester, namens het collegie van dagelijksch bestuur, eenige mededeelingen gedaan om trent. de spoorweg-aangelegenheid, waaruit gebleken is dat na herhaalde aanvraag van hunne zijde, de minister burgemeester en wethouders in de gelegenheid gesteld heeft kennis te maken met de voorloopige planuen om trent de plaatsing van het station enz. Er had dezer dagen een samenkomst plaats met den hoofdingenieur en den sectie-ingenieur, waarin de plannen en tracés der spoorweglijnen en van het stationgebouw enz. op het eiland van Dordrecht zijn overgelegd en besproken. Iloewel burgemeester en wethouders erkennen moesten dat bij de ontworpen werken op de gewichtige han delsbelangen onzer gemeente is gelet, zoo was naar hunne meening de plaats voor het station aangewezen, zoowel om den afstand van als de toegangen tot de stad niet boven bedenking verheven en leverde bezwaren van verschillenden aard op, die zij na meer nauwgezet onder zoek van de door hen ingewacht wordende stukken nader nauwkeurig zullen overwegen.Voorloopig hadden zij den minister kennis gegeven, dat zij later hunne beschou wingen zouden mededeelen. Om het hoog gewicht der zaak stelde de burgemeester voor drie leden uit den ge meenteraad hen toe te voegen om hen ter zijde te staan. Dat voorstel werd aangenomen en tot leden dezer com missie werden benoemd de heereu Deking Dura, presi dent, Bltissé van Oud-Alblas, vice-president, en Schot mans, lid, allen van de lcamcr van koophandel. „Nu de gewone middelen van vervoer hersteld zijn, komen wij weer wat op onze dreef. Maar gerust durf ik verklaren dat wij geen winter zooveel last hebben gehad van de stremming der communicatie als in dezen laat- stcn. De nieuwsbladen hebben er van gewaagd, hoe op een clag dc post in 's Hage 16 uren te laat arriveerde en de overtocht, hetzij hier of te Botterdam, soms allerbe- zwaarlijkst was. Niemand die dan ook niet noodzakelijk naar het vaste land oversteken moest, deed het. Meer dan eens is het gebeurd, dat men te Katendrecht aan kwam en de veerlieden bepaald weigerden over te zetten. Gelukkig dat men dan te weten kwam, dat men met een uur loopens, door slijk en modder, verder op gelegenheid had den wal van Rotterdam te bereiken, door een sleuf, die opengehouden was, en langs welke men in de Boompjes aankwam. Voor reizigers die goederen bij zich hadden, viel het echter moeilijk hun bagage in de steek te laten. Men zegt dat de Fransche heeren, die met den prins van Oranje uit Parijs medekwamen, op liun terugreis met allerlei moeilijkheden hebben moeten kampen. Hoe het zij, de laatste dagen hebben meer dan ooit het vurige verlangen doen ontwaken naar bet bezit van een spoorweg die ons aan Rotterdam en dus aan het vasteland verbond. "Wanneer zal die wensch vervuld worden? Rotterdam delibereert; Dordrecht delibe reert nu ook; de minister delibereert; de staatscommissie delibereert. Och! delibereerde men wat minder en begon maar de regeering met handen uit de mouw te steken. Metal dat delibereerenzijn we sinds 1856, toen het eerst de spoorwegzaak bij ons (ontwerp Bredius) aan de orde kwam, niets gevorderd!" Woensdag heeft te Amsterdam de aangekondigde vergadering plaats gehad van aandeelhouders in de kanaalmaatschappij. Eerst werd kennis gegeven van den brief der heeren Heshuijzen c. s. De storting op de tien millioen, waarvoor de aannemer in het kapitaal deel neemt, zal niet geschieden; daar nu de regeering hierop aandringt, moet er een middel gevonden worden om in deze moeilijkheid te voorzien. De directie stelt voor de benoeming eener commissie, aan welke bet beramen van zoodanig middel zal worden opgedragen. Na discussie is het voorstel aangenomen en vervolgens stelde de directie voor de bedoelde commissie samen te stellen uit een vijftal leden. Diensvolgens is besloten. De benoemde commissie moet vóór 13 Februari rapport uit brengen. liet Handelsblad schrijft uit Velzen 17 dezer: „Naar wij vernemen wordt de heer Dirks, hoofd-inge- nieur der Amsterdamsche kanaalmaatschappij, heden of morgen hier verwacht, om met twee of drie der nevens hem benoemde sectie-ingenieurs der maatschappij de juiste bepalingen vast te stellen, waar de werkzaamhe den voor het kanaal in de duinen zullen aanvangen. De werkzaamheden aan den Nijmeegschen spoorweg worden met den meesten ijver voortgezet. Men is tevens druk bezig aan het inheien der palen voor de bazaltkade aan de Nieuwe kade. Zondag heeft de raad van bestuur van de Internati onale vereeniging tot bevordering van sociale weten schappen te Brussel, eene vergadering gehouden, voor namelijk om te bepalen waar het 4de congres zal bijeen komen. Er is bepaald dat Zwitserland verkieslijk is; de stad die het meest geschikt is, zal nader worden aange wezen, waartoe eene commissie naar Bern, Zurich, Lau sanne en Genève zal gaan. De kas der vereeniging is in goeden staat; over het loopendejaar zal men op 20,000 franken kunnen rekenen. Eenstemmig is door den raad bepaald, het bestuur van Amsterdam, het comité en den secretaris-generaal, den heer Asser aldaar, dank te betuig'en voor de in 1864 genoten ontvangst. Men leest in de Tijd„Den vorigen zomer hebben wij onze lezers reeds bericht dat zich in België eenige voor name mannen, onder het voorzitterschap van den baron de Gerlache, hadden vereenigd, ten einde de reis naar Rome voor velen gemakkelijk, aangenaam en min kost baar te maken. Ofschoon een christelijk denkbeeld aan deze vereeni ging ten grondslag ligt, zijn het geeue pelgrimstochten die zij onderneemt. In September 11. had reeds eene derde reis onder de leiding dezer vereeniging plaats, waaraan door vele

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1865 | | pagina 1