COURANT.
iV' 4.
Zaturdag
1865.
7 Januari.
Edifeie van Vrijdag avond
ure.
Middelburg (5 •famr.ari.
VERKIEZING
VAN EEN
LID VOOR DE 1WEECE KAMER DER STATEN GENERAAL
IN HET IIOOFDKIESDISTRICT MIDDELBURG
of» 1? Jaaiiari 2 @65.
I.
Dikwijls is het voor de redactie van een dagblad een
moeilijke taak zich tc mengen in den strijd der verkie
zingen, maar toch is die taak eene onvermijdelijke.
Waar men het in den regel tot plicht acht over gewichtige
openbare aangelegenheden een oordeel te vellen, of
althans zijn gevoelen te doen kennen, daar mag men
zich niet onttrekken aan het bespreken der kandidaten
die bij eene verkiezing in aanmerking verdienen te ko
men. Die taak, zeggen we, is vaak eene moeilijke, omdat
men niet altijd in de mogelijkheid is zijne keuze te
vestigen op personen die reeds een openbare loopbaan
achter zich hebben, die aan mondelinge politieke debat
ten hebben deelgenomen, of die in geschriften omtrent
staatsaangelegenheden zich zoo voldoende hebben doen
kennen dat men over hunne gevoelens omtrent belang
rijke quaestiën, over den omvang hunner kennis en
over hunne richting in het staatkundige mot juistheid
kan oordeelen.
Bij de weinige geneigdheid die men over het algemeen
bij ons te lande schijnt te hebben om zich over politieke
aangelegenheden uit te laten, bij den schroom dien velen
schijnen te koestereu om hun gevoelen te doen kennen
en daardoor de afkeuring van deze of gene partij zich
op den hals te halen, ontbreekt het veelal aan genoeg-
zamen grond om de geschiktheid van kandidaten te
toetsen, 't Moest niet zoo zijn, maar het is zoo. Naar onze
meening ware het wcnschelijk dat elk die, op welke wijze
ook, kandidaat gesteld wordt en eene benoeming niet
van de hand wijzen zou (wij spreken hier meer in het
bijzonder van liet lidmaatschap der tweede kamer) door
eene openlijke en duidelijke verklaring zijne politieke
gevoelens kenbaar maakte, 't Zou het bezit van een
zedelijk gevoel aanwijzen, hetwelk men in elk geval zou
moeten waardeeren. Wie zoo handelt verdient reeds
daardoor alleen vertrouwen bij zijne geestverwanten.
Wie dit daarentegen nalaat, geeft zeer licht grond tot
het vermoeden dat hij geen vaste overtuiging heeft, of al
te schroomvallig is om zich voor de toekomst te verbin
den. Een zoodanige laadt dan ook veelal den schijn op
zich dat het licm meer te doen is ora het bezit eener
aanzienlijke betrekking dan om waarlijk, met opoffering
soms van eigen genoegen en rust, het algemeen belang
te dienen. Alleen van hem wiens antecedenten reeds
luide genoeg getuigen vergen wij zulk eene verkla
ring niet.
Plaatsen zich nu lieden op den voorgrond, of worden
zij door anderen aanbevolen, die zich wel geschikt en
geroepen achten over de belangrijkste en moeilijkste
vraagstukken van wetgeving te helpen beslissen, maar
nog nooit behoefte hebben gevoeld ovn over het een of
ander bijzonder punt hunne meening ter overweging te
geven, dan maakt zulks op ons steeds een zeer ougunsti-
gen indruk. Wij hebben dan weinig grond om te ver
wachten dat zij, die bij de beweging van den tegen-
woordigen tijd slechts lijdelijk toeschouwer blijven, die
zich volstrekt niet gedrongen gevoelen om door hunne
kenrt% in ruimen kring invloed uit te oefenen, zich
geheel en van ganschcr harte zullen toewijden aan de
algemeene belangen, zoodra de stembus ten hunnen
gunste heeft uitspraak gedaan.
En toch blijft den kiezers dikwijls niets anders over
dan een keuze te doen tusschen personen die nog zeer
weinig van zich hebben doen hooien. Familieleden of
vrienden bevorderen soms zulk eene keuze met al de
bun ten dienste staande middelen, welke in het maat
schappelijk leven dikwijls vele zijn.
Wat is in zulk een geval de plicht van den journalist?
Wc deden ons meermalen die vraag. Moet hij zich laten
leiden door hetgeen hem van deze of gene zijde wordt
in het oor geblazen? Mogen alleen de min of meer
gunstige eigenschappen van den kandidaat, voor zoo veel
hij die bij toevallige persoonlijke ontmoeting heeft leeren
kennen, hem tot richtsnoer verstrakken Of moot hij,
omdat hij slechts een zwakken grondslag tot beoordee
ling heeft, van alle bemoeiing ten aanzien der verkie
zing zich onthouden
Terwijl ons antwoord op de eerste dezer vragen reeds
dadelijk ontkennend zijn kan, meenen wij dat een abso
luut antwoord op de beide andere geenszins passen zou.
Het komt ons voor dat voor elk bijzonder geval de om
standigheden moeten in aanmerking worden genomen.
Een enkele maal kan het maatschappelijk gedrag van
iemand zoozeer bekend zijn, zooveel stof tot gerustheid
of ongerustheid inboezemen dat men daarop alleen zonder
aarzelen een gunstig of ongunstig oordeel vestigen kan.
Een andermaal kunnen die gegevens zoo onvoldoende
zijn dat het beter is $ch van alle oordeel te onthouden,
en in dat geval moet het dagblad de verantwoording
geheel overlaten aan hen die meer met den betrokken
persoon bekend zijn en die verantwoording op zich laden
durven. Dit laatste kan meer nog bij de verkiezing van
leden voor de provinciale staten en gemeenteraden dan
bij die voor de staten generaal het geval zijn.
Van al de opgenoemde bezwaren gevoelen wij echter
thans, nu de verkiezing van een lid voordetweede kamer
der staten generaal op handen is, niet deu minsten
zweem. En wanneer wij ze heden ter sprake brengen,
dan geschiedt dit alleen omdat wij slechts zelden bij eene
verkiezing in de gelegenheid zijn ons gevoelen omtrent
dit punt te ontwikkeleu en wij er prijs op stellen dat
onze lezers het standpunt kennén dat wij verlangen in
te nemen.
Zoo wij nu voor de aanstaande verkiezing de aandacht
vestigen op den heer mr. G. A. Fokker, achten wij ons
gelukkig dat wij voor een groot deel onze taak kunnen
bepalen tot den anders niet aangenamen cn vrij dorren
arbeid van een kronykschrijver. Tot opgesmukte aanbe
velingen,die trouwens nooit in onzen smaak vallen,zullen
wij ook ditmaal onze toevlucht niet nemen. Geen beteren
maatstaf kennen wij tot beoordeeling van wat iemand in
de toekomst wezen zaldan de aanschouwing van hetgeen
hij tot dusverre heeft verricht. De nasporing daarvan
leidde ons tot de vaste overtuiging dat de verkiezing
van den heer Fokker in het belang van het vaderland is
te achten.
Wij willen in een volgend artikel den loop van ons
onderzoek aan onze lezers mededeelcn, met geen ander
doel echter dan om een zelfstandig oordeel zooveel moge
lijk te bevorderen. Mochten er ouder de kiezers zijn die
tot een ander resultaat komen dan wij verkregen heb
ben, wij zullen het eerbiedigen mocht dit hen verder
leiden tot het doen van een andere keuze, wij zullen het
ter wille van het algemeen belang betreuren, doch wij
zullen ons kunnen troosten roet het denkbeeld van naar
ons vermogen te hebben medegewerkt om een noodlot-
tigen uitslag te verhoeden.
keuring van hun besluit van 29 Mei 1863 hebben geleid,
zullen hebben te letten."
De brieven en dagbladen van gisteren werden eerst
heden avond te halfzes uren door den post bier aange
bracht.
De eerste kamer heeft gisteren, meest met algemeene
stemmen, aangenomen de hoofdstukkenhooge collegiën,
buitenlandsche zaken, eeredienst en justitie. Heden
voortzetting.
In het regeeringsantwoord op het verslag der eerste
kamer over hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1865
leest men onder anderen: „Op het adres der staten van
Zeeland, van den A November 1864, is van wege den
koning te kennen gegevendat het aan de staten is, het
initiatief eener nieuwe regeling van het beheer der
I calaraiteuse polders, ouder 's konings goedkeuring, te
j nemen, waarbij zij op de gronden, welke tot niet-goed-
Bij het verslag over hoofdstuk VII B (departement
van financiën) is door de eerste kamer de wensch te
kennen gegeven dat in 1865 de bestelbonen geheel en
overal mochten worden afgeschaft, en de nog zoo noodige
verbeteringen in de postdienst in Zeeland mochten plaats
vinden.
De minister van financien antwoordt met de nagenoeg
stellige verzekering dat de afschaffing der bestelbonen
in het jaar 1865 geheel zal afioopen.
Indien de postdienst in de provincie Zeeland verbe
tering vereischt, 'zal men den minister bereid vinden
daartoe de noodige maatregelen te nemen. Het zal ech
ter nader moeten blijken, welke verbeteringen men
bepaaldelijk op het oog heeft.
Men schrijft uit Kruiningen aan de Goesche courant,
onder dagteekening van Woensdag, dat, naar verno
men wordt, ook door de directie en de ingelanden van
den Molen- en van den Nieuwlandschen polder besloten
is, met 1 dezer hun polder voor eigen rekening te behee-
ren, welk besluit ter goedkeuring opgezonden, doch nog
niet terug ontvangen is.
In verschillende gemeenten van Zuid-Beveland doen
zich meerdere gevallen van kinderziekte voor.
Naar wij vernemen, zullen de gemeentebesturen in
Zuid-Beveland worden uitgenoodigd tot bijwoning eener
vergadering, om, ingeval het middel van straten en
wegen mocht ophouden te bestaan, een middel te bera
men en eenheid te bevorderen in het onderhouden en
verkrijgen van goede zand- en grindwegen door het
gansche eiland. Bij de veel uiteenloopende belangen
ware het wcnschelijk dat eene onderlinge goede regeling
kon plaats hebben. Goesche courant-.)
Tot secretaris der kamer van koophandel en fabrieken
te Zierikzee is benoemd de heer J. C. Pilaar en zulks
ter vervanging van den heer C. van der Vliet Dz.,onlangs
tot lid dier kamer gekozen.
Men schrijft ons uit 's Gravenhage van 31 December:
„In weerwil dat het voorstel van den heer van Beeck
Vollenhoven verworpen is, strekkende dat de eerste
kamer de begrootingswetten onafgedaan zou laten liggen
tot in Januari, is nu toch door den loop der omstandig
heden feitelijk aan zijn wensch voldaan: de kamer heeft
gisteren de wet op de middelen goedgekeurd, en al het
andere blijft tot de volgende week of nog later liggen,
daar zij ten eenemale den tijd gemist heeft om de ont
werpen der begrooting èu te onderzoeken èn te behan
delen. De eer der kamer is nu echter ongeschonden
gebleven, want zij heeft het werk niet moedwillig onaf
gedaan gelaten, hetgeen het gevolg van de aanneming
van het genoemde voorstel zou zijn geweest; maar zij is
op haar post gebleven zoo lang baar plicht het eischte
en bukt nu alleen voor den onvertnijdelijken dwang der
omstandigheden.
„Desniettemin is het betreurenswaardig dat liet oude
jaar afloopt zonder dat de begrooting ook door de eerste
kamer is vastgesteld, want nu ontstaat er, reeds van
morgen af, stremming in het staatsbestuur. De ministers
mogen van 1 Januari af geen penning uitgeven totdat
hunne begrootingen zijn aangenomen, en ieder zal
gevoelen dat er bij een bestuur over een geheel land en
zijne koloniën geen enkele dag voorbijgaat, zonder dat
er aanzienlijke uitgaven moeten gedaan worden. Ver
schijnt de volgende Zaturdag, zonder dat de begrootin
gen in werking zijn getreden, dan ontvangen de werk
lieden der werven en constructiewinkels, de militairen,
enz. geen loon of soldij; termijnen van betaling, welke
in dien tusschentijd vervallen, mogen niet voldaan
worden, waaruit later geschillen kunnen voortspruiten
ja zelfs geen briefport of telegram kan betaald worden,
zonder dat degeen, die wel zoo goed is dit voor te