zienlijke hoeveelheden ossenvlecscli naar Engeland ge
zonden, die te Londen gretige koopers vinden. In 1858
bedroeg die hoeveelheid 93,438,000 pond en in 1863
reeds 255,000,000 pond. Het vleesch is in Zuid-Amerika
zoo overvloedig, dat het de bevolking walgt, terwijl het
in Engeland voor velen een voorwerp van weelde is. Om
die reden was men op het denkbeeld gekomen om
scheepsladingen in de zon gedroogd ossenvleesch her
waarts te zenden, dat voor 3 p. per pond verkocht wordt
en gekookt zijnde een overheerlijk voedsel is.
In de 87ste vergadering des hoofdbestunrs van de
Yereeniging tot afschaffing van sterken drank, 15 De
cember 11. gehouden, is, ten gevolge van de aftreding
van mr. A. de Vries Jz., als voorzitter, bij eenparige stem
men het voorzitterschap der vereeniging opgedragen aan
den heer G. A. van Limburg Brouwer.
In Rusland heeft men een zeer eenvoudig middel om
de glasruiten spoedig te doen ontdooien. Men doopt een
spons in water waarin keukenzout opgelost is en vvascht
de ruiten daarmede. In een oogënblik zijn zij vrij van ijs.
Op den spoorweg van Bordeaux naar Cette is op
onderscheiden punten de gemeenschap gestremd, ten
gevolge van de gevallen sneeuw. In Narbonne lag de
sneeuw een el hoog op den weg. De bezetting vau laatst
genoemde stad is gerequireerd om de sneeuw op te rui
men. Tusschen Villefranche en Castelnaudary lag op de
rails de sneeuw 15 duim hoog.
Dezer dagen heeft een soldaat van het garnisoen
te Breda de kleederen van zekere in de Vingerhoedstraat
aldaar wonende vrouw opzettelijk met eenige lucifers in
brand gestoken, naar men vermoedt, ter oorzake eener
tusschen hen ontstane woordenwisseling. Zoodra hare
kleederen in vlam stondeu, heeft de soldaat het huis
verlaten, haar aan de hevigste pijnen ten prooi latende.
Met brandwonden overdekt is zij, meer dood dan levend,
naar het gasthuis vervoerd. De soldaat is onmiddellijk
in verzekerde bewaring gebracht.
Ingevolge advertentiën, aanplakbilletten en een
aantal verspreide programma's en rolverdeelingen, zou
den de tooneel-direeteuren Victor Driessens en Frans
van Doeselaar uit Antwerpen, dezer dagen in de groote
schouwburgzaal te 's Hertogenbosch eene voorstelling
geven. Een half uur voor den bepaalden tijd speelde het
orehest, de zaal was ruim bezet, de tijd van begin was
lang verstreken en nog steeds wachtte men met ongeduld
naar de opbaüng van het scherm, maar noch directeuren,
noch zijne acteurs kwamen opdagen, terwijl niemand iets
van zich had laten hooren. Er ontstond een geraas,
gelach, gejoel en ontevredenheid; de menigte verdrong
zich naar het bureau om haar entrée-geld terug; er
heerschte eene algemeene verontwaardiging, dat een
aanzienlijk publiek de dupe was van de tooneel-direeteu
ren uit Antwerpen. Ieder ging echter naar huis, en ook
den volgenden dag hoorde men niets van de teleurstelling.
Thans loopt het gerucht, dat een grappenmaker, uit naam
van een der heeren commissarissen voor den schouw
burg, een brief zou geschreven hebben aan gemelde
directeuren, waarbij de voorstelling zou zijn opgezegd.
Ofschoon dit laatste slechts wordt medegedeeld onder
het motto: on dit, wordt er echter veel geloof aan gehecht
omdat alleen 's Hertogenbosch kan roemen op zulke
grappenmakers, adres aan een aantal uitgestrooide benoe
mingen en de ridders van Februari 1861.
The rm o meiers tan ft.
2 Jan.'s av. 11 u. 28 gr.
.3 :s morg. 7u. 30gr. 's inidd. I u. 34 gr. 's ar, 11 u. 32 gr.
4 's morg. 7 u. 35 'smidd. 1 u. 40 gr.
Staten generaal.
In de zitting der eerste kamer van eergisteren is de
beraadslaging over de staatsbegrooting voor 1865 be
paald op heden te 11 uren.
Suitmlanïr.
Algemeen overzicht.
1864.
in.
In de Deensch-Duitsehe quaestie mengde zich ook,
gelijk wij zeiden, de Italiaansche natie. Deze inmenging
bepaalde zich echter slechts tot het zenden van eenige,
in meetings samengestelde manifesten aan de Deensche
natie. De Italiaansche regeering zelve hield zich vooral
bezig met eene nadere en zeer wenschelijke organisatie
der binnenlandsche aangelegenheden, met het uitroeien
der rooverbenden in de provinciën en met het onder
handelen over eene oplossing der Romeinsche quaestie
met het Fransche hof. Dit laat3te werd intusschen zoo
geheim gehouden dat aan de geruchtenin September
door de dagbladen verspreid, omtrent eene geslotene
conventie tusschen Turijn en Parijs schier geen geloof
werd gehecht. Als een donderslag bij heldere lucht
om het beeld van BettinoRicasoli te gebruiken maakte
dan ook het officieel bericht van het gesloten tractaat
grooten indruk. Een mogelijk non possumus van den
pauselijken stoel verijdelende, verbond Frankrijk zich
om zijne troepen binnen twee jaren de pauselijke staten
te doen ontruimen, terwijl Italië de verplichting op zich
nam om het tegenwoordig grondgebied niet aan te vallen.
Voorts werd bij een aan hettractaat geannexeerd protocol
bepaald datditgeene exeentoire kracht 2ou bezitten dan
nadat de koning van Italië de overbrenging van den
hoofdzetel des bestuurs zou hebben gedecreteerd, naar
eene stad door hem aan te wijzen.
Nauwelijks was de text van dit tractaat bekend ge
worden of iedere partij begon dit document, als ware het
in hieroglyphen-schrift gesteld, uit te leggen, daarop
commentaren te schrijven en de toepassing daarvan met
hot oog op zekere eventualiteiten te bespreken. Er wer
den voorts in depeches zoowel door Frankrijk als door-
Italië, officiëele uitleggingen van hare gevoelens gegeven,
welke de conventie nog onbegrijpelijker maakten. Te
Turijn maakte men reserves omtrent de beteekenis van
sommige uitdrukkingen te Parijs gegeven; te Parijs be
weerde men dan weder niet juist begrepen te zijn;
kortom het bleek vrij duidelijk clat coutracterende par
tijen al het mogelijke hadden in het werk gesteld om
onduidelijk te wezen en van daar de uitgebreide conven
tie-litteratuur, welke zich vofmde. Het doel, door partijen
met al die duisterheid beöogd, was zeker wel voor nie
mand een geheim. De regeeringen te Parijs en te Turijn
wilden daardoor zich zeiven in de mogelijkheid stellen
otn de conventie uit te leggen, gelijk baar dit met het
oog op de verschillende partijen en met het oog op de
verschillende omstandigheden zou behagen.
De Fransche regeering liet dan ook door hare offi-
cieuse dagbladpers een geheel anderen toon aanslaan
dan de opvolgers van het kabinet hetwelk voor de con
ventie verantwoordelijk was, de heeren de la Marmora,
Torelli, Nasoli, Vacca, Lanza, Sella en Jacini zulks deden.
De ware oorzaak dezer ministerie-verandering is nog
steeds in een vrij geheimzinnig waas gehuld. Onjuist
schijnt in allen gevalle de beweering te dier tijde te zijn
geweest dat men deze had toe te schrijven aan de Turijn-
sche onlusten, welke van de conventie het gevolg waren
geweest. De bevolking van Turijn had in dit tractaat de
vernietiging van haren voojflpoed meenen te zien en de
houding van het gemeentebestuur gaf aanleiding tot een
openlijk verzet tegen de gewapende macht, zoodat gedu
rende eenige dagen Turijn het tooneel leverde voor
bloedige straatgevechten. Ontwikkeling van zeer veel
macht maakte daarop aan deze onlusten een einde, welke
zoo niet te rechtvaardigen, wel te verklaren zijn. Plotse
ling aan eene bevolking het grootste deel der middelen
van haar bestaan te ontnemen, zonder daarbij een woord
van schadevergoeding te reppen want daarvan werd
eerst later gesproken was dan ook vrij onhandig.
Het kabinet de la Marmora dan kwam het besluit om
den hoofdzetel des bestuurs van Turijn naar Florence
over te brengen, voor het Italiaansch parlement verdedi
gen, welk besluit natuurlijk ook de September-conventie
ter sprake bracht, welke anders op zich zelve geen onder
werp van debat in het parlement kon uitmaken.
Reeds na de eerste vergaderingen der Italiaansche
kamer van afgevaardigden begon intusschen de vroeger
zoo hartstochtelijke belangstelling te verminderen. Men
kon zich toch reeds spoedig de aanneming van het wets
ontwerp betrekkelijk de hoofdstad al met vrij veel
zekerheid voorspellen. Het oratorisch strijdperk in de
kamer werd dus slechts beschouwd gelijk de opvoering
van een oud drama door nieuwe acteurs. Even als van
dergelij k drama kende men de ontknooping van de debatten
reeds vooraf en de aanzienlijke meerderheid, welke aan
het wetsontwerp ten deei viel van de 390 leden der
kamer stemden slechts 70 tegen - verwonderde dan ook
niemand. Ook in den senaat werd het wetsontwerp met
groote meerderheid aangenomen en niet lang daarna
door koning Victor Emmanuel's bekrachtiging tot wet
verbeven.
Na de voleindiging der debatten over de wenschelijk-
heid om met het oog op de conventie, de daaraan verbon
dene voorwaarde: het overbrengen der hoofdstad naar
Turijn, te vervullen, hield de kamer zich nog gedurende
eenigen tijd bezig met de regeling van het financiewezen.
Hoe men te Rome over de conventie dacht, liet zich
slechts gissen. Paii3 Pius IX bleef daaromtrent een aller
geheimzinnigst stilzwijgen bewaren. Hiermede wordt
echter de conventie tusschen Italië gd Frankrijk geslo
ten, niet krachteloos gemaakt en de pauselijke regeering
zal ditmaal iets moeten zeggen en iets moeten doen.
De klove tusschen het vaticaan en Frankrijk is boven
dien nog verbreed geworden door de encyclica der laatste
dagen. Acht Napoleon het onnoodig om gedurende 1865,
in eigen belang, de geestelijkheid te ontzien, gelijk
dikwijls dat belang vorderde, dan zal die encyclica
zeker niet bijdragen om den keizer terug te houden van
aan Rome min aangename maatregelen.
Bovendien is de encyclica van belangrijken invloed
op de verhouding tot Rome van een groot deel van de
leden der katholieke kerk. Sinds eenigen tijd toch had
zich zoowel in Frankrijk als in België eene partij, of
liever eene school gevormd, welke zich ten taak stelde
om de vrijzinnige denkbeelden van den nieuweren tijd
eenigszins liever schijnbaar te verzoenen met de
leerstellingen der kerk.Welke oratorische kunstgroepen
men ook daarbij in het werk moest stelleu, bij sommigen
was die school daarin geslaagd. Daar kwam nu plotseling
's pausen banbliksem tegen alles wat sedert de middel
eeuwen gedacht, geuit en geschreven was en ontzegde
de hoedanigheid van katholiek aan ieder die trausi-
geeren wilde. Het gevolg moet nu wezen dat de nieuw-
liberaal-katholieke richting het ietwat monsterachtig
product van een tijdperk vau overgang in de katholieke
kerk zal uiteenspatten. Hare volgelingen toch moe
ten nu óf eene schrede vooruit, óf eene schrede achter
uit doen. Geen derde is na de encyclica mogelijk.
Van grooten invloed zal alzoo o. a. de encyclica wezen
op de debatten in de Belgische kamer, dat strijdperk,
alwaar liberalen en clericalen hunne worsteling steeds
voeren. Ware de encyclica bekend geweest toen in het
afgeloopen jaar de regterzijde met een liberaal gekleurd
programma optrad, men zou nog heftiger woorden van
den heer Bars hebben vernomen dan thans reeds het geval
was. Nadat de verkiezingen te Brugge de clericale „staats
lieden" Soeuens, Visart en Declercq in de kamer had
den gebracht,wasóf eene aftreding van het kabinet Frère-
Orban óf eene ontbinding der kamer onvermijdelijk ge
worden. Nadat het ontslag van het ministerie door koning
Leopold niet was aangenomen, daar het programma der
clericalen niet aannemelijk en een overgangsministerie
niet gevonden geworden was, scheen het kabinet echter
nog niet dadelijk tot de ontbinding te willen overgaan.
Een voorstel van den heer Orts om het aantal leden der
kamer in verhouding te brengeu met de bevolkingde
hierop gevolgde zeer weinig parlementaire weigering
der rechterzijde om ter vergadering te verschijnen en het
overlijden van den heer Curaont, kon eindelijk de ont
binding niet langer doen uitstellen. De nieuwe verkie
zingen brachten daarop vier en zestig liberalen in de
kamer, terwijl de rechterzijde, onthoofd door de niet
herkiezing van haren leider, den heer Dechamps, twee
en vijftig strijders onder hare banier vereenigde. En
zoo werd de wereldstrijd in miniatuur weder in de verga
derzaal te Brussel voortgezet. Diezelfde groote strijd,
tusschen oud en nieuw, welke thans schier op elk gebied
heerscht, is bij velen een gruwel. Dat wijzigen of ver
nietigen van verouderde niet oude beginselen,
gedachten, meeningen, „waarmede het zoo lang is goed
gegaan," is stuitend voor niet weinigen. Maar is het dan
een ij dele klank, het voortdurend streven naar eene niet
te bereiken volmaking? Is bet niet met de menschheid
als met het opgroeiend kind, hetwelk het vroeger voor hem
zoo belangwekkend speelgoed wegwerpt om voor ander
te doen plaats maken, voor iets, wat meer aan zijne ver
standelijke behoefte voldoet? Is dat niet ook voor de
menschheid een feit, hetwelk slechts behoeft geconsta
teerd te worden, al blijft altijd de waarheid onbetwist
baar dat in het heden het verleden ligt en in het nu wat
worden zal? Al die verouderde gedachten, meeniugen
en stellingen der menschheid, hebben eenmaal veel
goeds, zeer veel goeds, gehad en uitgewerkt: vroeger of
later worden zij echter door den geest des tijds en wij
nemen dat woord hier in zijne reinste en zuiverste be
teekenis gewijzigd, gelouterd, veranderd. De locomo
tief waaraan het laatste nommer van den Spectator
ons herinnerde is niet in zijn vaart te stuiten.
Amerika.
De laatste berichten uit New-York hebben het bericht
der inneming van Savannah niet bevestigd; de stad
werd echter met alle kracht belegerd. De president Lin
coln heeft eene nieuwe lichting uitgeschreven van drie
honderd duizend man en eene nieuwe leening zal worden
uitgeschreven van honderd millioen dollars. Men ziet
hieruit dat het Noorden nog altijd opofferingen wil doen
tot voortzetting van den oorlog.
Pruisen.
Koning Wilhelm van Pruisen heeft, als nieuwjaarsge
schenk aan de natie, het bewijs geleverd dat hij ditmaal
wat de bijeenroeping der beide huizen betreft, aan de
bepalingen der constitutie wil getrouw blijven. Het offi
ciéél orgaan toch bevat het koninklijk besluit, waarbij de