O U R A N T.
N°- 208.
Zaturdag
1864.
31 December.
Editie van vrijdag avond S ure.
Middelburg 30 december.
Dat de regelen van spelling, door de redaktie van het
Woordenboek der Nedcrlandsche taal aangenomen, ieder
een bevredigen zullen kon wel niet worden verwacht.
Een enkele moge het betreuren dat van de spelling
van Siegenbeck in sommige opzigten aanmerkelijk wordt
afgeweken, velen daarentegen doet het leed dat de
redaktie zoo vaak tot halve maatregelen haar toevlngt
heeft genomen. Ons ware het zeer wenschelijk voorge
komen zoo de redaktie de „Grondbeginselen der Neder-
landsche spelling" eenigen tijd langer aan de openbare
diskussie had onderworpen gelaten, alvorens met de
uitgave van het Woordenboek der Nederlandsche taal
een aanvang te maken.
Aan sommige opmerkingen heeft de redaktie reeds
toegegeven; mogelijk ware zij tot nog meerdere kon-
cessiën bereid geweest, indien bezwaren, zoo als bv.door
dr. B. Huydecoper zijn ingebragt, ook van andere zijden
krachtiger waren gesteund geworden.
Van die opmerkingen willen we hier een paar voor
beelden geven. Op bl. 29 en vervolgens van dr. Huyde-
coper's boekje „Aanteekeningen op het ontwerp der
•peiling" enz. leest men
„De Redaktie acht éen k, t en m voldoende in woorden
als botterikenmonnikenkievitenG or kamer, DokkumerBer-
gumer. „Want," zegt zij, „de schrijfwijze botterikken
Gorkummerstaat gelijk met die van engellenverb eter ren,
zondiggenterwijl het niet verdubbelen der consonant
voor den lezer juist een teeken is, dat hij de lettergreep
als toonloos moet beschouwen." Zoo overtuigend deze
redeneering is, even weinig overtuigend is de uitzonde
ring, die onmiddelijk op dezen regel volgt. „Het gezegde
is natuurlijk niet toepasselijk op ArnhemmerHaarlemmer
enz., waarin de tweede lettergreep, hoewel zwak van toon,
toch niet toonloos wordt uitgesproken, en de ehoe kort
ook, toch den scherpen è-klank behoudt." Dat is juist
zeer de vraag. De samenstelling is toch Arnhem-er, Haar
lem-er en daar zou Arnhem-mer, Haarlem-mer uit volgen,
wanneer de naam der steden met den è-klank, Arnhemt
Haarlemuitgesproken werd. Dit is echter het geval
niet. In de samenleving (ook in de beschaafde) is
ondanks de spelling de naam Arnhem samengesmolten
tot Aarnem en Haarlem luidt overal als Haarlem. Zelfs de
minst „plebejische" reiziger, die nooit anders dan per
eerste klasse reist en „beschaafd" spreekt, vraagt om
een plaatsbiljet naar Aarnem en wanneer hij „zeer be
schaafd" is roept hij Aagneml Wat Haarlem betreft, Dr.
de vries zal dikwijls genoeg hebben gehoord van den
haarlemer Hout of van de bekende haarlemer halletjes.
Neen, ik geloof dat een Haarlemer en een Arnhemer
arnemerwat den klank betreft van den uitgang, niets
voor heeft boven een Dokkumer of een Gorkumer. Waar
de stadsnaam een a in de laatste lettergreep heeft, zooals
in Amsterdam, is het natuurlijk een ander geval, want de
spelling Amsterdamer zou leiden tot de uitspraak Amster-
da-mer, hetgeen terug zou wijzen op een stad Amsterdaam
Verder leest men:
„De Redaktie geeft de voorkeur aan de revolutionaire
s^eWing juffrouw boven jufvrouw. Hare argumentatie komt
mij vrij merkwaardig voor. Zij zegt: „dat de wezenlijke
vorming des woords in het bewustzijn der natie niet
meer leeft, blijkt overtuigend hieruit, dat zelfs een taal
kenner als bilderdijk het eerste deel volstrekt niet
verstond en jufvrouic als verbastering van hofvrouio be
schouwde." Dit blijkt daaruit geenszins zoo overtuigend.
Het is van algemeene bekendheid, dat de scherpzinnig
heid van bilderdijk op etymologiesch gebied zeer
dikwijls ontaard is in spitsvondigheid, vooral wanneer
het hem aan bronnen ontbrak, in welk geval hij terstond
gereed was ze te dichten. Men denke aan de potsierlijke
afleiding van nog uit no-ig nu-ig, e. a. De vernuftige
woordspelingen van B. zijn derhalve een zeer bedriege-
lijk kriterium voor het taalbewustzijn des volks. Omtrend
jufvrouw moge het taalbewustzijn verduisterd zijn, zóo
geheel is de beteekenis des woords noch niet uit het
bewustzijn der natie verdwenen, dat het niet in elk geval
begrijpt te doen te hebben met een samenstelling met
vrouw. „De ware geschiedenis des woords," gaat de
Redaktie voort, „was deze. Het oude joncvrouwe,joncvrouw,
als joncfrouw uitgesproken, verliep allengs tot jon/rouw,
joffrouwjuffrouw. De f ontstond derhalve uit de v door
den verscherpenden invloed der keelletter c of k, en
vervolgens werd het woord zoodanig ingekort, dat
zoowel de c of k als de n wegvielen, waardoor nu de f
verdubbeld moet worden. Zal men nu de tweede weder
terugbrengen tot de oude v, door jufvrouw te schrijven?
Maar dan hangt die eerste geheel in de lucht en wordt
door niets gerechtvaardigdJufvrouw zou aan eene
zamenstelling uit juf en vrouw doen denken, geheel in
strijd met de waarheid." Bij juffrouw hebben we voor
zeker het voordeel, dat de eerste niet meer alleen, maar
in gezelschap der tweede „in de lucht hangt," en dat de
samenstelling niet meer doet denken aan het onverstaan
bare juf met het verstaanbare vrouw, maar aan het onver
staanbare juf met het even onverstaanbare ten minste
zeer germanistische frouw. De substantie van de bewijs
voering der Redaktie schijnt mij deze te zijnhet woord
jufvrouw is ontstaan uit eene schromelijke verbaste
ring ten gevolge eener slordige uitspraak; die verbas
tering heeft de lettergreep juf doen ontstaan, een
syllabe, zoo onverstaanbaar, dat zelfs een bilderdijk
er hof uit maakte. Ter wille van dat onverstaanbare juf
zullen we nu voor het vervolg ook de lettergreep vrouw
onkenbaar maken, dan is de verbastering van het woord
voltooid. In der daad, aan die juffrouw zouden zich heel
aardige stelsels van „speldinghe" laten vastmaken."
Hoe veel grond er voor zulke en nog veel andere be
zwaren nu ook mogen bestaan, moeten we toch in aan
merking nemen dat de wensch naar eenheid in spelling
zoo vaak en van zoo vele zijden is uitgesproken en boven
dien een zoo billijke is, dat het niet te betwijfelen valt
of ook zij die zich met de aangenomen regelen niet
vereenigen kunnen zullen zich toch aan den drang der
omstandigheden onderwerpen. Wij van onze zijde wen-
schen aan de algemeene invoering zoo veel mogelijk
bevorderlijk te zijn en zullen ons derhalve bij den aan
vang van het volgend jaar mede naar de aanbevolen
regels schikken.
Voor de verkiezing van een lid voor de tweede kamer
der staten generaal hebben vele kiezers reeds hunne
aandacht gevestigd op den beer rar. G. A. Fokker alhier.
Ook de kiezersvereeniging De grondwet benoemde hem
gisteren avond met algemeene stemmen tot haren kan
didaat. Hoewel wij die keuze in vele opzigten een zeer
gelukkige noemen, is onze vreugde daarover niet onver
mengd. De heer Fokker vervult eene allezins waardige
plaats in het kollegie van gedeputeerde staten, waar we
hem ongaarne zullen missen.
De overtuiging van de billijkheid dat ook hier het
algemeen belang van ons vaderland boven het meer bij
zonder belang van ons gewest behoort gesteld te worden»
moet ons echter nopen een offer te brengen dat ons
zwaar valt.
De redenen waarom de verkiezing van deu heer Fokker
ons wenschelijk voorkomt zullen wij later ontvouwen.
Gisteren heeft de opening plaats gehad van de inschrij
vingsbiljetten voor het tweede gedeelte ad f 82.000 der
provinciale geldleening van f 525.000. Er was ingeschre
ven voor een gezamenlijk bedrag van f 140.000, t. w.
door den heer T. Akkerman ƒ3000, te betalen met ƒ1000;
door de heeren van den Broecke Luteyn en Schouten
f 6000, te betalen met f 985,15door den heer J. A. Tak
f 20.000, te betalen met 981,33; door den heer W. M.
Engelberts f 4000, te betalen met /"981,25; doorde heeren
de Kanter Hordijk 4000, te betalen met f 980; door
den heer N. G. Bos 2000, te betalen met f 980; door de
heeren van den Broecke Luteyn en Schouten 29.000,
te betalen met/1965,15; door de heeren van der Leyé
co. 10.000, te betalen met ƒ962door den heer J. A. Tak
62.000, te betalen met 956,33.
Hiervan zijn de acht eerstgenoemde inschrijvingen
voor het geheel en alzoo voor 78 aandeelen, en van de
laatstgenoemde inschrijving slechts de 4 aan het ver-
eischte getal ontbrekende aandeelen aangenomen.
De post van gisteren is eerst heden morgen te half 5
uren hier aangekomen. Die van heden was bij het ter
perse leggen der courant nog niet aan.
Op den 27 december 1864 heeft te 's Gravenhage de
uitwisseling plaats gehad der akten van bekrachtiging
op de overeenkomst, den 16 november 1864 tusschen
Nederland en Hannover gesloten nopens de aansluiting
van den staatsspoorweg van Groningen langs Winschoten
aan de hannoversche Westbaan.
Uit Enschede wordt aan het Handelsblad geschreven:
„In onze fabrieken heerscht groote lusteloosheid. Drie
of vier weverijen zullen eerstdaags de werkzaamheden
staken."
Benoemingen en besluiten.
konsijl aten. Erkend als vice-konsul van Oostenrijk
te Ylissingen, de heer L. de Groof.
Koloniën.
Omtrent het voorgevallene in de residentie Tagal vin
den we in het algemeen overzigt van het Bataviaasch
handelsblad het volgende vermeld.
„Onder de rubriek: laatste berigten werden in het vorig
noramer van dit blad eenige per telegraaf van Tagal
ontvangen tijdingen medegedeeld, die in Nederland
ongetwijfeld tot groote ongerustheid hebben aanleiding
gegeven. Het verheugt ons deze ongerustheid thans te
kunnen doen ophouden door de mededeeling dat de
opstand geheel is gedempt, en dat de een oogenblik be
dreigde rust en orde in de residentie Tagal volkomen
hersteld zijn. Het gebeurde komt hierop neder
„Zekere Singo Troeno, een suikerkoker van ambacht,
zich ook noemende Maas Tjilik, alias Radhen Hadji,
heeft om welke redenen en met welke uitzigten is
nog niet bekend getracht de bevolking in het tagal-
sclie in opstand te brengen tegen het europeesch en
inlandsch bestuur. Hij scheen het, behalve op de euro-
peanen, voornamelijk op den regent en den djaksa ge
munt te hebben, die beiden tot een in Tagal vreemde
famielje behooren; welligt was dug Singo Troeno slechts
het werktuig eener partikuliere wraakneming. De leus
echter, waardoor bij op de bevolking trachtte te werken,
was niet die eener famielje-wraak, maar het drukkende
der kuituurdienstenhij beloofde afschaffing der dwang-
kultuur na verjaging der europeanen en van de met hen
bevriende inlandsche hoofden. Ook het fanatisme schijnt
hij als hulpmiddel te hebben gebezigd. Voorwaar brand
stof genoeg voor een gevaarlijken brand, indien de
energieke maatregelen van deu resident vau Tagal de
ontstoken vlam niet ten spoedigste hadden uitgedoofd.
„In den vroegen ochtend van den 28 oktober begon
Singo Troeno den opstand door met een zestigtal aan
hangers de kazerne der pradjoerits aan te vallen, en
daaruit eenige geweren te rooven. Een aanval op de
woningen van den regent en den djaksa mislukte, eenige
inlanders verloren daarbij het leven. Het plan der mui
telingen was daarop de fabriek Pangka af te loopen,
maar hierin werden zij verhinderd door de vervolging
van den resident Jellinghaus, die, aan 't hoofd der prad
joerits, hun digt op de hielen zat. Een werkbaas bij den
waterstaat, de heer Doen, bragten zij om het leventwee
europesche opzieners werden zwaar gewond. De muite
lingen trokken steeds verder terug, en werden geheel
verspreid, toen eene magt van 100 militairen en 5 officie
ren van Samarang te Tagal aangekomen was, om op deze
laatste plaats de orde tq handhaven en de vervolging
krachtig voort te zetten. Meer dan 100 kwaadwilligen
vielen in handen der onzen, eenigen werden afgemaakt
en daaronder ongelukkig ook de hoofdaanlegger Singo
Troeno zelf, toen hij, slechts door twee volgelingen ver
gezeld, naar Cheribon trachtte te ontvlugten. Ilad men
hem levend kunnen in handen krijgen, dan zou de ware
oorzaak van het gebeurde gevonden zijn, die nu welligt