3crtijïringm. fjanDclsbmgtcn. llMöctïitgljeiii. filosofische zinnespelen, hoe belangrijk ook voor sommige denkende hoofden van zijne dagen, hoe lezenswaard ook uit een historisch en letterkundig oogpunt, behooren tot een tijdperk onzer geschiedenis, dat als een gesloten verleden achter ons ligt. Bruisende en klaterende vol zinnen als de navolgende (ontleend aan een lofzang op Napoleon) «Ik zoek vergeefs vergeefs zoekt zelfs de ondankbre nijd "Één' stervling u gelijk in d'afgcloopen tijd, enz." of (hier is de lof- in een vloekzang herschapen) «Hij komt, bij komt! De slaven knielen; «Hij die (le moederlijke schoot, «Gelijk een Nero dorst vernielen, "En honend glimplacht om haar dood!" of (thans is het de wijsgeer die de snaren tokkelt) «Spreekt, zondt gij schuldig zijn, o Monster dezer aarde! «Wanneer een blind gevalwaaraan gij waart verknocht, «U tot een schrik der deugd en onschuld had gewrocht? Plato's! Zcuo's! Droomt gij nog van eigen waarde?" en dergelijke, hoe effekt-vol zeker in hun tijd, kunnen bezwaarlijk meer een jonger geslacht in vlam zetten. Zij bezitten daartoe te weinig objektieve dichterlijke waarde. Hun gehalte kon den vorm doen over 't hoofd zien in een tijd, toen men hier te lande nog beurtelings blaakte of sidderde voor den korsikaanschen veroveraar, toen men de gouden eeuw van het Kantianisme nog meende te zullen zien aanbreken, die periode van demokratische of absolutistische opwinding, van wijs- geerig enthousiasme is voorbijOok de wijsbegeerte is praktisch geworden. Zij spreekt niet meer in hoog dravende en onverstaanbare bewoordingen „van uit haar wolk," maar keuvelt huisselijk en gezellig over de dingen van dit benedenrond, zij disebt ons hare, niet meer onverteerbare spijze op in i'raai gedreven zilveren scho telen; zijn het daarom altoos gouden appelen? zij streeft er naar zich verstaanbaar cn bemind te maken. Kinker bekreunde zich om dat alles zeer weinig. Hij was „een opgewonden denker." Men moet zich inspannen met een ijzeren wil er zich toe zetten, zich de handen vast tegen het hoofd te drukken, om hem in zijn onstui mig betoog te volgen, om den zin zijner meening te vatten. Hij draaft door dik en dun, en men moet stevig aanstappen en de spatten daarbij niet rekenen, die om de ooren vliegen, wil men zijn forsche vaart behoorlijk bijhouden. Zulke eene steeple-chase nu, met tot prijseen lading kantiaansche wijsbegeerte, heeft zeker voor weinigen veel behoorlijks meer. Ver dient daarom Kinker, als een antikwiteit in een hoekje te worden geschoven Heeft hetgeen hij dacht cn schreef hoegenaamd geen waarde meer voor onzen tijd, dan louter als kuriositeit? Niemand zal dit beweren, die met eenige opmerkzaamheid bovengenoemde prijsverhan deling heeft doorlezen, ofschoon hij zeker in zijn hart ook den schrijver zal danken, die hem, de moeite eener persoonlijke kennismaking met Kinker's papieren kroost besparende, zoodoende in aangenamen vorm het wetens waardigste omtrent de persoon, denkwijze enz. van dezen in zijn tijd gevierden amsterdaraschen wijsgeer te genie ten heeft gegeven. Dat dit genot vaak zuur genoeg is gekocht blijkt o. uit bladzijde 42, waar van KinkcvV. „Essay" (een ge schrift waarin K. een volledige beschrijviug heeft pogen te geven van zijn wijsgeerige iuzigten; daar de dood hem echter verraste, gaf zijn vriend J. D. Cocheret de la Moriuière het later in het licht, schoon het eigenlijk nog niet rijp was om gedrukt te worden) wordt gezegd: „Men zou der waarheid te kort doen, door te zeggen dat de „Essay" moeijclijk verstaan kan worden: het boek is in den volsten zin des woords onleesbaar. Ook durven wij wedden dat niemand, buiten den schrijver dezer regels, rle 650 bladzijden, waaruit het is zaamgcsteld, ten einde toe heeft doorgezwoegd." Toch wasüeschrijver genoodzaakt, zoo als hij zegt deze „oevres posthumes" als legger te gebruiken tot volledige ontvouwing en be oordeeling van Kinker's identiteitsleer. Kinker aanschouwde 1 januari) 1764 op Meilust onder Nieuwer-Amstel bet levenslicht. Voor een deel zeker moet de overspanning, die zijn schriften meestal eigen is (Hij bezat „een kokend hoofd", zegt de schrijver; „Schier zou men zeggen dat er in zijn hersenen een vuur smeulde, hetwelk bij tijd en wijle in lichtelaaije vlam sloeg") op rekening worden gesteld van den tijd, die hem het levenslicht schonk. „Toen hij in 1781 de akademie betrok, deed Kant het werk verschijnen, dat aan de wijsbegeerte eene nieuwe gedaante zou gqven. Ficlite, Kinker's tijdgenoot, was twee jaar vóór hem geboren. Nog één jaar vroeger had Rousseau zijn „contract social" gegeven, die dreigende komeet aan Europa's politieken hemel. Toen Kinker negen jaren oud was, begon, toen hij negentien telde, eindigde do noord-amerikaansche vrijheidsoorlog. Zijn jonge lingsleeftijd viel in de dagen toen de geniale Voltaire do afgod der beschaafde wereld was. Als man zag hij de revolutie in Frankrijk woeden!" Vermeerdert men de som dezer gegevens met die van de sociale woelingen ook hier te lande: het verzet, vol hruissenden overmoed, van de niet-bevoorregte klassen tegen de regerende fami lie», de ontwakende denkbeelden over meuscheinvaarde cn gelijkheid, dc gloeijendc idealen van hervorming, ver lichting, uitroeijing van alle misbruiken enz. enz. die de edelste geesten ook in ons vaderland het hart van blijde verwachting deden kloppen, dan zeker zal het weinig verwondering baren, dat Kinker, mede tot den burger stand behoorende (zijn vader was een welgesteld fabrie- kant), de studie der medicijnen voor die der „regten" verwisselende, zich, op het voetspoor van zoovelen zijner tijdgenooten, in de armen wierp der politiek. Zijn let terkundige eersteling: een bundel minnezangen, tee- lcent hem reeds als een man van vurig, snel bruisend bloed, die een afkeer heeft van alle konventionele vor men, maar waarin tegelijk een aanleg is te bespeuren tot diepzinnig denken en grondig vorschen. Een vry- heidlievende, onafhankelijke geest bezittende, liet hij zich nooit door eenige partij op het sleeptouw nemen. Al ras bemerkte zijn scherpziend oog, dat liet kokend vocht der demokratie veel schuim en wasem geven zou. Toen werd Bonaparte een tijd lang zijn held. Maar ook van die bedwelming genas hij. Hij vloekt den eens door hem aangebedene. Ilij zingt, terwijl ook de moedigsten zijn vertsaagd, zegezangen op de toe komstige verlossing van zijn vaderland en profeteert een betere toekomst. Men ziet, wij hebben hier met geen droogen, afgetrokkenen denker te doen, die alleen in zijne boeken zat begraven. Kinker was in alles een enthusiast, getuige zijn staatkundige geschriften, de Ilerkaauwer enz.; zijn Eeuwfeest bij den aanvang der negentiende eeuw, en de een jaar Tater door hem zelf geschrevene „Parodie" daarvan; zijn hartstogtelijk ver zet op later leeftijd tegen den franschen tuimelgeest, waarvoor hij toen, naar het schijnt, kinderachtig bang was geworden; zijn warme vriendschap voor Willem I; zijn vurige ingenomenheid met de vereeniging van Noord en Zuid-Nederland op de navolgende gezwollen wijze door hem bezongen «Dus naamt ge uw standpunt iu de rij der volken. "Juich, Neerland, juich! ontspan, verhef uw geest 1 «Uw dankbaar hoogtijdslied dring' door de wolken, "Het hoogtijdslied van uw geboortefeest!" zijn felle polemiek tegen zijn voormaligen vriend Bilder- dijk; zijne doorhakkende methode waar het de beoor deeling van anderer politieke inzigten gold. („Hij is een weinig te hartstogtelijk," zegt o. a. de schrijver blz. 35, om waarachtig liberaal te zijn") eindelijk, en vooral niet te vergeten: (de vóór ons liggende prijsverhan deling toch heeft voornamelijk ten doel Kinker als „wijs geer" te doen kennen) zijn gloeijendc liefde voor de kritisch-wijsgeerige methode van den grooten konings berger: Kant, in merg en been door hem ingezogen, al zijn schriften bezielend, een liefde, waaraan hij tot zijn dood is getrouw gebleven, en die eerst later, na zijne kennismaking ook met de geschriften van Fichte, Schelling en Hegel een weinigje bekoeld en tot bedaren is gekomen. Kinker en zie hier zeker de meest geldige verkla ring van zijne impopulariteit ook tijdens zijn leven, (nooit toch was hij vólks-schrijver noch dichter,) Kinker is onverstaanbaar voor wie niet is ingewijd in de gehei men der kantiaansche filosofie. Hij is kantiaan van top tot teen. Hij en zijn vriend Paulus van llemert waren in 't begin dezer eeuw, de ziel van een vriendenkring in de hoofdstad, die vast geloofde dat alle toekomstige tijden en geslachten zich aan den gloed van het kan tianisme zouden wannen. Die wijsbegeerte was toen de groote kwestie van den dag, even als thans de moderne theologie. Ieder koos vóór of tegen haar partijzeer weinigen echter waren er „achter" en wisten het naadje van de kous, gelijk Kinker, die, zoo als onze schrijver verzekert en ook zijn ganse he boek door staaft, haar niet slechts had aangeleerd, maar ook verteerd. En Kant te verteren, waarde lezer, vereischt een ontzettend zwaren digestie-arbeid en een bijzonder soort van maag en inge wanden. Onloochenbaar nu komt aan Kinker de verdien ste toe van dat te hebben gedaan en tevens die voor velen onverteerbare spijze in smakelijken en genietbaren vorm te hebben opgedischt. Hij heeft Kant in leesbaar wij zeggen niet in vloeijend neêrduitsch ten onzent geïntroduceerd, en diens ideën, toegepast op velerlei ver takkingen van wetenschap, op vrij verstaanbare wijze vertolkt: een arbeid, volgens den schrijver, waarvan de waarde nog niet is voorbijgegaan. Ziju kennis van pro sodie, van algemeene taalkunde, en in 't bijzonder van onze oude hollandscke litteratuur was niet minder groot. In 1817 werd hij op voordragt van zijn vriend Falck, door Willem I tot professor in de hollandsche taal, geschiedenis en welsprekendheid aan de hoogeschool te Luik aangesteld een betrekking tot i830 op eervolle wijze door hem bekleed en vrij algemeen bekend is het hoe, toen de nieuwe professor voor de eerste maal de koliegiekamer binnenkwam, eenige stu denten (zinspelende op zijn koogeu rug) den naam van „Aesopus" lieten hooren. „Pab, mijne heeren! antwoordde Kinker terstond, Aesopus liet dc dieren spreken, maar ik hoop dit te leeren aan beschaafde menschen." De katheder was met banken en tafels gcbarrikadcerd I „Messieurs t zei Kinker, met zijn helder oog half glira- lagchcnd beurtelings zijn leerstoel en de studenten aan ziende: „Messieurs! faut-il prendre la chaire hollandaise a l'assaut?" In een oogenblik waren banken en tafels opgeruimd, en de professor maakte ongestoord een aan vang met zijn lessen, welke sedert met veel belangstel ling en toejuiching werden bijgewoond. Zulke trok ken leeren ons hem kennen als een man ook van geest en fijne gevatheid in de dingen van het dagelijksch leven. Zijne taalbeschouwingen zijn overigens - en te ver wonderen valt dit niet bij het heldere licht dat vooral sinds de laatste jaren op dit, gebied is opgegaan tegen woordig grootendeels verouderd. Zulks is met meerdere, ja met de meeste zijner bespiegelingen, van hoe grooto mate van vernuft en oorspronkelijkheid ze ook mogen getuigen, het geval. Kinker was en deze opmerking vonnist eigenlijk zijn gansehe persoon en werkzaamheid, gemeten naar den maatstaf van onzen tijd (hoewel dat oordeel tevens een vleijende lofspraak in zich bevat) te veel „wijsgeer", te veel eenzijdig „bespiegelend" den ker, om in den waren zin van het woord dichter, taal kundige of regtsgeleerde te zijn. Van daar dat bij al het vernuft, al de diepzinnigheid, al de grondige uitgebreide kennis in zijne werken doorstralend, die werken nog- tan8 zoo ras in vergetelheid zijn geraakt en, op enkele uitzonderingen na, geen ander dan louter een historisch belang hebben voor onzen tijd. Gaarne brengen wij den schrijver onze hulde voor de niet geringe mate van geduld en den taaijen arbeid, door hem aan de restanrering van deze belangwekkende nederlandsche figuur ten koste gelegd. De sporen er van zijn in den frisscben en geanimeerde» stijl niet te ont dekken. In enthusiasme geeft bij soms Kinker weinig toe, al steekt hij niet de vaan der bespiegelingen, maar die der empirie omhoog. Op rekening van dat enthu siasme stellen wij o. a. de fantazierijke voorstelling, blz. 288, van alle wijsgeeren der bespiegeling Fichte, Schelling, Ilegel als tijdelijk vereenigd in een Bed lam-galerij!! Zoomaar wij willen liever onze lezers uitnoodigen, wanneer zij er belang in mogteu stellen, het boek zelf in handen te nemen, van welks degelijkcn, hier en daar amusanten inhoud, wij in voorgaande regelen slechts een zeer dor en vlngtig overzigt hebben kunnen geven, en waaruit in tal van opzigten wij spreken hier mede „empirisch" heel wat goeds en nuttigs, ook voor gewone menschen te leeren valt. In de haven te Vlissingen zijn gekomen om te over winteren de nederlandsche brik Jan en Jacob gezagv. J. Burghardt met hout van Riga naar Amsterdamroet lekkage de engelsche kof fidilh Maria gezagv. T. Hall, met spoorijzers van Antwerpen naar Engeland. CnraiuiBiiaikten c»z. Amsterdam 27 december. Raapolie op zes weken f 42$. Lijnolie op zes weken f 36j. Prjjr.en vaas eSïeSitfeïi. Amsterdam 28 december. Nederland. Certifik. Werkelijke schuld 2$ pet. 61f$ dito dito dito 3 12'i dito dito dito 4 95$ Aand. Handelmaatschappij 4$ België. Certifikaten bij Rothschild 2^ Rusland. Obligatiën 1798/1816 5 94$ Certifik. Hope co4 Oblig. dito 1855,6e serie 5 80 dito dito Leening 1860 4$ 83 Certifikaten6 44 Aand. spoorweg185$ Polen. Schatkistobligatiën4 Oostenrijk. Obligatiën metalliek5 57f$ dito 1847/1852 2$ 29$ dito rente Amsterdam5 8l|- dito nationale5 63 Bank alctien3 782 Italië. Leening 18615 Spanje. Obligatiën (binncnlandsche) 3 42$ dito3 thans 2$ 40$ Amortisable schuld Portugal. Obligatiën 1853 3 45$ dito 1856 -1862 3 45| Griekenl. dito (blaauwe) 5 21 Turkije. Obligatiën (binnenl.)6 46$ Vereen.Stat. dito (1882) 6 45§ Illinois. dito7 481 Mexiko. dito3 27$ Grenada. dito afgestempeld4$ Venezuela, dito2 174$- Middelburg, 28 December 1864. De Vereeniging tot het bezoeken der armen maakt dankbare melding van de ontvangst der volgende giften den Sisten van M. zes stellen soepkaarten, den 23sten van E. J. 20 dekens, den 24sten van N. N. een muntbiljet no. 245 V., groot f 50. Voor de Nieuwjaars-collecte den 24sten 2 en een muntbiljet no. 36, L. V., groot 10; den 25sten uit de i collecte bij de godsdienstoefening in de Doopsgezinde kerk 2,50. De directie der Vereeniging, J. J. DE KANTER. Voorzitter. J. C. E. Baron VAN LIJNDEN, Secretaris. N. VERHULST Wz., Penningmeester. DIAKENEN der nederduitsche hervormde gemeente alhier berigten met hartelijke dankzegging de ontvangst van een bankbiljet groot 60, no. 232, dd. 18 september 1861, gewikkeld in een omslag en gevonden in de kol- lekte der namiddag godsdienstoefening in de Nieuwe kerk zondag 25 dezer, alsmede van een pakje met liet opschrift „diaconie," inhoudende een gulden, gevonden in de kfltletete der avond godsdienstoefening. ilHTldolbiibg, 27 december 1864. 0r; Diakenen voornoemd, DIRK JE RAS, Voorzitter, x JAC. DE KANTER, Secret,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 3