vijf voorafgegane weken, en bedroeg het 1449, welk getal
nagenoeg met het gemiddelde in de zelfde week der tien
vorige jaren gelijk staat. De oudste der gestorvenen was
eene 99jarige weduwe. Het aantal der in de vorige week
geborenen was 1952, namelijk 951 jongens en 1001 meisjes,
zijnde 35 beneden het gemiddelde in de zelfde week der
jaren 1854 tot 1863.
Jl. donderdag heeft een soldaat van het garnizoen
te Hoorn, die onlangs eene erfenis van 11.000 kreeg,
zich, om van de dienst te worden ontslagen, den duim
van de regterhand afgesneden.
Dat men ook in Turkije de kunst van reklame ver
staat, wordt door het volgende geval bewezenIn Pera
zoo verhaalt een reiziger bezigtigde ik het kerk
hof, dat zeer rijk is aan fraaijo en kostbare monumenten.
Een gedenknaald bovenal trok mijne aandacht door den
rijkdom der aangebragte versieringen. „Die hier begra
ven ligt, moet wel een van de aanzienlijkste mannen der
stad geweest zijn," dacht ik en las het opschrift, dat,
gelijk gewoonlijk, in gouden letteren alles goeds en lof
waardigs van den afgestorvene vermeldde. De datum
van zijn overlijden w;fs^chtef niet ingevuld; ik vroeg
de reclen daarvan aan mijn gids en kreeg ten antwoord:
„Wel, dat is eenvoudig, de man leeft nog «n is frisch en
gezond; hij heeft dezen grafsteen vijf jaar geleden, op
den dag dat hij trouwde en zijn winkel opende, laten
maken". „En wie is deze wonderlijke kwastV" vroeg
ik, en mijn gids antwoordde: „Ja, ziet ge, dat is nu juist
het doel, dat de man er meê heeftwanneer de vreemde
lingen ons kerkhof bezoeken en zijn monument zien,
dan vragen zij nieuwsgierig, wie die kwast is, en de gids
of de doodgraver antwoordt dan: het is mijuheer B.inde
straat, die de beste schoensmeer en zeep van geheel
Pera verkoopt. De grafsteen heeft veel geld gekost, maar
op die manier brengt hij ook goede renten op."
Jl. vrijdag had te Delfzijl het volgende voorval
plaats, hetwelk droevige gevolgen had kunnen hebben.
Men had dien dag van de haven op een verren afstand
in zee een groot kofschip in het gezigt, hetwelk trachtte
de haven binnen te loopen, maar door den wind en het
opkomende schuimijs scheen zulks niet te gelukken.
Een viertal wakkere zeelieden besloot nu om, in eene
boot het schip te naderen en de behulpzame hand te bie
den, maar de wind en het ijs deden het zwakke bootje
met die wakkere zeelieden al meer en meer afdrijven, en
op het laatst zaten zij geheel tusschen het ijs, waar
door het bootje al spoedig lek werd. Ofschoon zij dit
gedurig trachtten te stoppen met hunne uitgetrokken
kleederen, werd de zaak echter steeds moeijelijker voor
hen en zouden zij waarschijnlijk een prooi des doods
zijn geworden, zoo een der aanwezigen niet op het denk
beeld ware gekomen om aan een schots ijs, waarop door
hen een zeiltje was vastgemaakt een eind touw te be
vestigen, hetwelk zij zoo doende aan de in nood verkee
renden lieten afdrijven, welke hierdoor eindelijk in de
gelegenheid kwamen om het touw aan hunne boot te be
vestigen. Men mogt het geluk smaken, deze ongehtk-
kigen des avonds laat in behouden haven binnen te lood
sen en aan hunne betrekkingen terug te geven na den
geheelen dag tegen vorst, ijs en wind geworsteld te
hebben.
Thernioisicterstand.
26 dec. 's av. 11 u. 25 gr.
27 'smorg. 7u.28gr.'smidd. 1 u. 32 gr. 'sav. 11 u. 32 gr.
28 's morg. 7 u. 33 's midd. 1 u. 38 gr.
dagbladen door verschillende oratorische kunstgrepen
en sofismen hun nooit te bereiken doel ten minste schijn
baar eenigzins te naderen. Onder deze dagbladen
behoort La France, welke in een artikel over de ency-
clica het vervloeken van sommige beginselen der vrijheid
aan misverstand en verwarring van denkbeelden toe
schrijft. Le Monde verklaarde gisteren het stuk nog niet
te hebben ontvangen; met zekere belaugstelling ziet
men de beoordeeling van dit orgaan te gemoet. L'indé-
pendance beige eindigt zijn artikel over de encyclica
aldus: Wat ons aangaat, hoeveel antipathie ons de lee
ringen inboezemen, waarvan Pius IX met zwakke stem
te vergeefs nogmaals de onfeilbaarheid tracht te ver
kondigen, erkennen wij toch dat er zekere majesteit ligt
in deze hoogmoedige verklaring van het wereldlijk paus
dom, op het oogenblik waarin het doodsgelui daarvoor
reeds is aangevangen. Deze grijze, welke nog zijn abso
luut gezag op natiën en vorsten terugeischt, tersvijl hij
slechts aan een vreemden soeverein de schaduw van
raagt dankt, door hem op zijn eigen volk uitgeoefend,
is voorzeker eene majestucuse figuur. Het is echter de
majesteit der bouwvallen. Geen stormwind is noodig om
dezen geheel en al te vernietigen. De tijd is daartoe
reeds voldoende.
De kwestie der ontwapening van Italië op groote schaal,
welke sedert de september-konventie zoo dikwijls op den
voorgrond is getreden, schijnt thans hare oplossing nabij
te zijn. Volgens mededeelingen uit Parijs zou men te
Turijn tot dusverre daartoe nog niet zijn overgegaan,
omdat men wachtte tot dat Oostenrijk dergelijken ont
wapeningsmaatregel zou hebben genomen. Te Weenen
wachtte men echter op Turijn en zoo werd van dit
vraagstuk, waarvan de oplossing door het finantiewezen
van beide staten dringend gewenscht werd, tot een punt
van nationaal eergevoel gemaakt. Thans is de fransche
regering bemiddelend tussclienbeide getreden en mag
men de ontwapening weldra te gclijker tijd in Italië en
Oostenrijk te gemoet zien.
In Duitschland houdt men zich steeds bezig met de
toenadering, welke in den laatsten tijd tusschen de kleine
staten tot stand zou zijn gekomen. In verband daarmede
spreekt men van eene hervorming der duitsche bonds-
konstitntie, waarbij de bond voortaan zou bestaan uit
drie statengroepen, vereenigd door eene alliantie, waarin
de konfederatie, uitsluitend bestaande uit de staten van
den tweeden en derden rang, zou treden als derde kon-
traktant. Dit plan bestaat echter nog slechts voor het
oogenblik in eene zeer ruwe schets. De waarschijnlijk
heid dat het ooit tot stand zou komen achten wij boven
dien al zeer gering. Inmiddels heeft dit alles te Berlijn
eenige sensatie gemaakt.
Uit Madrid wordt gemeld dat het stilzwijgen over de
expeditie van St. Domingo, inde troonrede der koningin
in acht genomen, verkeerdelijk zou worden uitgelegd,
indien men meende daaruit te moeten opmaken dat het
plan om dat eiland te verlaten was opgegeven. Men ver
zekert integendeel dat de regering weldra aan de ver
tegenwoordiging een wetsontwerp zal aanbieden strek
kende om geheel het eiland te verlaten.
Het dagblad La France verzekert dat tot opvolger van
den heer Dayton, vertegenwoordiger der „Vereenigde
Staten" aan het fransche hof, onlangs, gelijk men weet
overleden, zal worden benoemd de generaal Fremont.
©n;c Ceestafel.
tot lid der kommissie van bestuur over de bank van
leening, herkozen de heer J. P. W. Boddaert;
tot gemeente geneesheer, herkozen dr. J. P. Berdenis
vau Berlekom
tot gemeente heel- en verloskundigeherkozen de heer
J. B. Haringman
tot voorzitter der kommissie tot het examineren van
varenslieden, jhr. W. H. de Jonge, en tot leden dier kom
missie herkozen de heeren C. J. Boogaert en J. Luteyn
tot leden der kommissie om met burgemeester en wet
houders het kohier van den hoofdelijken omslag op te
maken: de heeren H. Rekker, H. J. van Deinse en mr.
N. C. Lambrecbtsen van liitthem, en als plaatsvervan
gers de heeren J. P. van Visvliet, J. J. van Uije en jhr.
mr. A. W. Snouck Hurgronje;
tot leden van het stembureau voor de op den 17
januarij a. te houden verkiezing van een lid voor de
tweede kamer der staten-generaal in het hoofdkiesdistrikt
Middelburg, in de plaats van wijlen den heer mr. S. baron
van Heemstrade heeren H. Rekker, A. Caland en II. J.
vau Deinse; en als plaatsvervangers de heeren mr. A. F.
Sifflë en dr. M. II. Damme.
In ons volgend nommer geven wij van een en ander
een meer uitvoerig verslag.
Het in ons vorig nommer vermelde berigt van het
Utrechtsch dagblad, volgens hetwelk de minister van
koloniën het voornemen zou hebben zijn portefeuille
neder te leggen, kunnen wij op goeden grond tegen
spreken.
Bij de tweede kamer der staten generaal zijn aanhan
gig gebleven de volgende wetsontwerpen:
1. vaststelling van de reglementen op het beleid dei-
regering in de koloniën Suriname en Curasao;
2. nadere regeling van het gebruik van het koloniaal
batig slot van 1862
3. regeling der schutterijen;
4. regeling van het geneeskundig staatstoezigt;
5. vaststelling der tarieven van in-, uit- en doorvoer
in Nederlandscli-Indië;
6. bepalingen betrekkelijk de inkwartieringen en het
onderhoud van het krijgsvolk en de transporten en
leverantiën, voor 's konings legers of versterkte plaatsen
gevorderd
7. personele belasting;
8. wijziging der gemeentewet voor zooveel de plaatse
lijke belastingen betreft;
9. nadere bepalingen nopens den akcijns op het gedis
tilleerd;
10. wetboek van strafvordering;
11. regt van zegel.
Z. M. de koning heeft zaturdag in een plegtig gehoor
ontvangen den heer d'Alvareda, nieuw benoemd buiten
gewoon gezant en gevolmagtigd minister van H. M. de
koningin van Spanje bij het nederlandsch hof. De gezant
werd tot dat einde door 's koning ceremoniemeester met
eene hofkoets van het Hotel de VEurope afgehaald en na
afloop der plegtigheid derwaarts teruggeleid.
SJesJoemiiagen en besluiten.
eervolle vermeldingen. Bij afzonderlijke dagor
ders, zoo in Indië als in Nederland, eervol vermeld:
de majoor der infanterie L. G. Fritzen (thans met verlof
in Nederland); de officier van gezondheid le klasse bij
de militaire geneeskundige dienst E. F. M. Helmkamp
de kapiteins der infanterie E. R. Goteling Vennis, J. S.
Roels (thans met verlof in Nederland) en W. J. J. Docters
van Leeuwen, adjudant bij den goeverneur-generaal; de
le luitenants der infanterie G. D. Hoek, W. Pordon en
C. J. G. de Bruin; de magazijnmeester der artillerie 2e
klasse E. Matthijzen; de le luitenant der genie en
sappenrs G. E. V. L. van Zuijlen; de sergeant der artil
lerie J. Koeken; de sergeant der sappenrs T. ten Brink;
de fourier der infanterie J. Stebber; de kanonnier le
klasse J.Coppijn en de fuseliers F. Petrijns, F. A.W. Kegel
en L. J. van der Bruggen, allen van het leger in Oost-Indië,
en zulks ter zake zij zich bij de 2e expeditie naar Nias
in 1863 hebben onderscheiden.
Gemengde foerlgten.
Uit Hoorn schrijft men, dat sedert het vertrek naar
Utrecht van een der groote voorstanders van bet matig
heidsgenootschap, de afdeeling van dat genootschap aldaar
na een zeer hoogen bloei te hebben bereikt, doodgebloeid
is. Voorlezingen worden niet meer gehouden en de leden
hebben zich onttrokken. Opmerkelijk echter is het,
schrijft de korrespondent, dat, sedert de „afschaffing"
niet meer bestaat, de voorbeelden van dronkenschap
veel zeldzamer zijn geworden.
In de 11. zaturdag geëindigde week was het cijfer
der sterfgevallen te Londen niet zoo hoog als in een der
öuitmlanö.
Algemeen overzfgt.
Bij het gebrek aan feitelijk politiek nieuws, gelijk
meestal in de allerlaatste dagen des jaars het geval is,
houden de dagbladen zich in de eerste plaats bezig met
het bespreken van den door pans Pius uitgegeven ency
clica, waarvan wij reeds in een vorig nommer melding
maakten. Met zekere verbazing merken sommige dagbla
den op hoe de paus aan iedereen de hoedanigheid van
katholiek ontzegt, die eene der volgende beginselen
goedkeurt: de afscheiding van kerk en staat, de onaf
hankelijkheid van het burgerlijk bestuur, de vrijheid van
godsdienst en godSvcreering, de vrijheid van onderwijs,
de vrijheid van drukpers, het regt van vereeniging en
vergadering enz. Wij zien echter in dit vervloeken van
al deze stellingen, sedert de middeleeuwen tot op lieden
gedacht en geuit, gelijk wij reeds in ons vorig overzigt
opmerkten, niet3 vreemds of verwonderlijks. Rome moet
zoo spreken. Merkwaardig is thans echter de houding
van die dagbladen, welke zich steeds beijveren om de
stellingen en beginselen der roomsch-katholielce kerk
eenigzins te verzoenen met de stellingen en beginselen
van den nieuweren tijd. Daar men nu even goed kan
zoeken naar de kwadratuur van den cirkel, trachten deze
Mr. Johannes Kinker, door jhr. u. h. c. k. van der
wijck, hoogleeraar in de faculteit der letteren en be
spiegelende wijsbegeerte te Groningen. (Met goud
bekroond door de Ilollandscbe maatschappij van fraaije
kunsten en wetenschappen.) Tweede vermeerderde
druk. Groningen, J. B. Wolters, 1864.
Een bekroonde prijsverhandeling over Kinker!
„Eilieve; wie was tocli ook weer die Kinker?"...
„Sic transit gloria mundi." Nog geen volle vierde van
een eeuw is het geleden, dat de nsch van dezen scherp-
zinnigen denker, die, achtereenvolgens patriot, bonapar-
tist, monarchaalsgezinde, vriend en tegenstander van
Bilderdijk, „bij zijn leven door velen was gekanoniseerd,
als een god op den altaar geplaatst, als een zon bewon
derd, die nimmer zou ondergaan," naar de laatste rust
plaats werd henen gedrageu en ziet, reeds kent het
tegenwoordig geslacht hem niet dan bij name, en verla
ten „zijne met stof overladen boeken de planken dei-
bibliotheek alleen bij een voorjaarsschoonmaak, bij een
openbare veiling, enz."
Van waar dat spoedig vergeten zijn Hoe komt het
dat, in spijt van dc profetie zijner vrienden en bewon
deraars, die schitterende zon zoo ras ter kimme is
gedaald; die lijvige boekdeelen schier door niemand
meer worden ter hand genomen?
De doorwerkte verhandeling van den jeugdigen
groningschen hoogleeraar van der Wijck laat ons omtrent
de oorzaken van dit verschijnsel niet in 't onzekere.
Kinker is uit den tijd! Zijn metafysische bespiege
lingen, zijn dichterlijk-wijsgeerige ontboezemingen, zijn