MIDDELBURGSCIIE COURANT BIJVOEGSEL VAN DB van zaturdag 17 december 1864. Staten generaal. TWEEDE KAMER. Zitting van dingsdag 13 december. Beraadslaging over de staatsbegrooting voor 1865 (Marine). Bij de beraadslaging over hoofdstuk VI der staats begrooting (departement van marine) lichtte de heer van Limburg Brouwer het gevoelen nader toe van hen, die het beheer des ministers afkeuren. De klagten tegen dat bestuur zijn hoofdzakelijk: het telkens benoemen van kommissiën, als eeu gemis van eigen oordeelhet verbou wen van verschillende schepen in strijd met het stelsel des ministers; het weinig verrigte voor de kustverdedi ging, waarvoor thans reeds geld wordt gevraagd, alvorens de plannen der benoemde kommissie bekend zijn; de ondoelmatige aanbouw van schepen; het niet sterker worden der vloot niettegenstaande die toenemende aan bouw; de kostbare etablissementen; en de krachtige aanbouw voor Nederland met de weinige voor Indië. Men miste in één woord een vast stelsel, eene leidende gedachte en zag in de handelingen des ministers slechts een toegeven aan losse indrukken, daaraan voornamelijk te wijten dat de minister zich geenjuist denkbeeld vormt van het doel dat onze marine moet trachten te bereiken. Hij vroeg dus, wat moet de bestemming der marine zijn en zijn de daarvoor aangebouwde schepen geschikt? Van de beantwoording dier vraag zou het afhangen, of vele nog eene afwachtende houding zouden aannemen. De heer van Swieten betoogde, dat de tijd gekomen was om een vast stelsel aan te nemen en trad in beschouwingen over de wijze, hoe dè marine behoorde te zijn ingerigt, om in overeenstemming met hare bestemming te kunnen zijn. De heer Blussé trachtte aan te toonen dat het bestuur des ministers niet is in het belang des lands. Hij mist toch in den minister eene vaste houding en een vast 8telsel,te meer noodig, nu de marine hoofdzakelijk bestemd moet zijn om de koloniën te verdedigen. Bij zijn optreden bovendien keurde de minister het door zijn voorganger verrigte af, maar laat desniettemin al de door dezen op stapel gezette schepen, voltooijen. Zijne konklusie was, dat de minister geene vaste houding aanneemt, en geen stelsel heeft, maar toegankelijk is voor losse indrukken. Hij mist daarom vertrouwen in den minister en zal de begrooting niet goedkeuren. De heer Hugenholtz trad in beschouwingen over de vraag, hoe danig moet de marine, in verband met de behoefte en de financiën des rijks, zijn ingerigt, en kwam daarbij tot de slotsom, dat zij hoofdzakelijk moet strekken tot bescherming der handelsvloot, der binnenlandsche defensie en onzer overzeesche bezittingen, en tot berei king dier drie doeleinden was de marine genoegzaam. In de periode van overgang waarin men omtrent de marine verkeerde en bij de onzekerheid welke daarom trent bij andere natiën bestond, kon het verwijt van gemis van een vast stelsel niet opgaan, ja zelfs zou een krachtige aanbouw nadeelig werken. De heer Storm keurde het beleid des ministers af, hoofdzakelijk wegens gemis van een vast stelsel. Wat de werf te Ylissingen betreft, was hij van oordeel dat ze moest opgeheven worden, want dat bij de voltooijing van de zeeuwsche spoorweglijn, eerst door die opheffinj Ylissingen de konkurrentie van Antwerpen zou kunnen dulden. De heer de Bieberstein vereenigde zich met de beschouwingen van den heer Hugenholtz. De minister van marine verdedigde uitvoerig zijn beleid, waarbij hij deed uitkomen, dat de hoofdgedachte bij zijn optreden aangenomen, steeds door hem is gevolgd; en dat de voornaamste bestemming der marine moet zijn binnenlandsche defensie en verdediging der koloniën. Wat de werven van aanbouw aanging, verklaarde de minister, dat het einddoel moet zijn slechts één werf te hebben maar dat dit niet kan geschieden, voor dat de werf te Amsterdam behoorlij k is ingerigt tot aanbouw van de noodige schepen. Na repliek van eenige sprekers en den minister, werd de algemeene diskussie gesloten. Bij de behandeling der onderdeelen betoogde de heer Blussé de noodzakelijkheid van eene afzonderlijke begrooting van de loodsdienst. De heer Wintgens vestigde de aandacht op de plaatsing van een vuur- of lichtschip op den Banjaard. De minister antwoordde, dat daartegen bezwaar bestaat, maar dat alles zal gedaan worden om aan de bezwaren der scheepvaart te gemoet te komen. De heer Godefroi wees op den zonderlingen toesiand, waarin men ten opzigte der quarantaine verkeert. De heer van der Linden betoogde, dat de regering had voor gesteld de publikatie van 1805 iu te trekken, maar dat het hare schuld niet is, dat de kamer dit voorstel ver worpen heeft. De heer Wintgens antwoordde, dat de kamer de publikatie niet wilde intrekken, zonder dat andere regelen met betrekking tot quarantaine in de plaats daarvan gesteld werden. De heer van Kerkwijk stelde voor de post tot onderhoud der quarantaine gebouwen met f 12.000 te verminderen. De heer Wintgens stelde de navolgende motie van orde voor: „De kamer, van oordeel dat de quarantaine bij de wet moet worden geregeld, gaat overtot de orde van den dag." Het amendement van den heer van Kerkwijk werd verworpen met 39 tegen 27 stemmenhet artikel zelf goedgekeurd en de motie van den heer Wintgens aan genomen met 44 tegen 23 ste^nmen. Het hoofdstuk marine werd goedgekeurd met 47 tegen 19 stemmen. Tegen stemden de heeren van Asch van Wijck, van Lynden, van Foreest, Kappeyne van de Coppello, van der Veen, van Bosse, Blussé van Oud-Alblas, Guljé, Dirks, Lycklama a Nyeholt, IJssel de Schepper, Simons, Wes- terhoff, Wintgens, Storm van'sGravesande, Hoekwater, van Delden, lleinders en van Nispen van Sevenaer. Gemeenteraad van Ylissingen. Zitting van woensdag 14 december. Benoeming lid kollegie regenten arm-gast- en weeshuis; goedkeuring verpachting tollen; gratifikatie kommiezen plaatselijke belastingen; ontslag J. Kleineeder; vaststelling veror dening vaste kommissiën. Voorzitter de heer Callenfels. Afwezig de heeren Schmidt, Hector, de Groof, Thierens en Tideman. De notulen der vorige zitting worden gelezen en na enkele wijzigingen goedgekeurd. De voorzitter deelt mede dat is ingekomen eene aan beveling van regenten over het arm-gast- en weeshuis tot benoeming van een lid in dat kollegie in de plaats van het aan de beurt van aftreding zijnde lid den heer K. Blonk. Op het voorgedragen dubbeltal zijn geplaatst de heeren K. Blonk en C. J. van Reyn. Tot de dade lijke benoeming overgegaan zijnde, is de heer K. Blonk herkozen, met 9 stemmen, zijnde 1 stem op den heer C. J. van Reyn uitgebragt. Voorts doet de voorzitter mededeeling van het resul taat der plaats gehad hebbende verpachting van de tollen op den rijweg van Middelburg naar Vlissingen, ten be drage van ƒ1.615. Hoewel dit cijfer belangrijk lager is dan dat van het vorige jaar wordt tot goedkeuring der verpachting geadviseerd, omdat de gemiddelde opbrengst der laatste jaren met het tegenwoordige cijfer overeen komt en het hooge bedrag van het vorige jaar slechts een gevolg was van groote konkurrentie, zoo dat de aan nemer over 1864 daarbij schade heeft geleden. In over eenstemming met het advies is de verpachting goed gekeurd. Hierna is eene langdurige gesloten zitting gehouden. Na de heropening is een adres voorgelezen van de kommiezen bij de plaatselijke belastingen, houdende vernieuwd verzoek, met verwijzing naar de vroeger opgegeven motieven, tot het verkrijgen eener gratifikatie. Reeds vroeger werd gelijk verzoek voorgedragen, doch bij besluit van den raad van 8 augustus jl. van de hand gewezen uithoofde het dienstjaar gesloten was. Bij het besluit werd evenwel aan adressanten te kennen gege ven dat zij vrijheid hadden hun verzoek later te herha len, van welke vrijheid alsnu door hen gebruik wordt gemaakt. Omtrent dit adres is eene missive van den kontroleur ontvangen, waarin deze tot de inwilliging van het ver zoek adviseert. Hij acht het evenwel billijk dat die te verleenen gratifikatie niet voor allen even groot zij maar naar de mate van ieders ijver en werkzaamheid worde verdeeld, om welke reden hij eene voordragt doet voor ieder der kommiezen die daarmede billijkerwijs zal kunnen worden begunstigd en het hen toe te kennen bedrag, en tevens voorstelt om den kommies als chef van dienst werkzaam met ingang van januari) 1865 eene personele toelage te verleenen. Naar aanleiding van een en ander worden de volgende punten in omvraag gebragtc. Zal de gratifikatie worden verleend Hiertoe is met algemeene stemmen besloten, b. Zal de door den kontroleur aangegeven verdeeling worden gevolgd? c. Zal den chef van dienst eene personele toelage geschonken worden? Deze beide laatste punten zijn mede aangeno men; alleen de heer van der Hijden verklaarde zich daartegen. Vervolgens zegt de voorzitter dat hij ten aanzien der kommiezen nog eene onaangename mededeeling heeft te doen. Burgemeester en wethouders hebben nameljjk kennis gekregen dat de kommies der 2e klasse bij de plaatselijke belastingen J. Kleineeder zich herhaaldelijk en op onderscheidene wijzen aan verregaand pligtver- zuim heeft schuldig gemaakt. Dien ten gevolge heeft de kontroleur gemeend eene voordragt te moeten doen om dien kommies exemplair te straften en wel door zijn ont slag uit de dienst, omdat anders zoodanig pligtverzuim op anderen een nadeeligen invloed zou uitoefenen. Over eenkomstig het advies van den kontroleur hebben bur gemeester en wethouders een koncept besluit tot ontslag van den genoemden J. Kleineeder doen opmaken, het welk door den sekretaris wordt voorgelezen en daarna met algemeene stemmen is goedgekeurd. Aan de orde wordt gesteld de beraadslaging omtrent de in de vorige zitting voorgedragen en bij de leden inmiddels rondgezonden koncept-verordening voor de benoeming van vaste kommissiën, waarbij als nieuwe kommissiën zijn opgenomen die voor de financiën en voor de fabrikage. Zonder bedenkingen zijn de verorde ningen voor de verschillende kommissiën goedgekeurd. De heer van Uije Pieterse stelt voor alsnu over te gaan tot de benoeming van leden voor die vaste kommis siën, welke met januari) e. k. in werking zullen treden. Nadat de heeren Ruysch en Winkelman te kennen had den gegeven dat zij het wenschelijker achtten die benoe ming in de volgende zitting te doen plaats hebben, vooral daar er thans vijf leden afwezig zijn, is de benoe ming uitgesteld en daarna de zitting gesloten. V E E S L A G gedaan door burgemeester en wethonders aan den gemeenteraad Tan Middelburg, NAAR AANLEIDING VAN ART. 182 DER GEMEENTEWET. (Vervolg.) De inventarisering van het oud archief wordt voort gezet. Onder de menigte van rekeningen, kohieren, pakket ten enz., die alsnu het onderwerp van des archivaris, onderzoek hebben uitgemaakt, worden vermeld de reke ningen van het geschot der landen van Middelburgs poorters, der zoogenaamde poorters-er ven, wier betaling door de stad voor hare rekening werd genomen en uit de akcijnsen voldaan, en welke voorhanden zijn over de jaren 1447, 1452, 1453, 1456, 1502, 1511 enz. Verder die der water- en dijkpenningen van het eiland Walcheren over de verschillende wateringen; die der rentmeesters van Zeeland, zoo bewester- als beooster- Schelde enz. Ook verdienen de aandacht: eene keure van het Lieve Vrouwe gildebroeders-ambacht van het jaar 1449, de rekening van het schip „Onbehouwen," van 1470, door Middelburg, Tholen, Reimerswaal en Goes te zamen bekostigd, die van dei-gelijk schip, „de Marquine" ge naamd, in 1477, door Middelburg alléén ten oorlog uit gerust enz. De verzameling van boekwerken, handschriften, kaar ten, platen of portretten op Middelburg betrekking heb bende, thans aan de oudheidskamer verbonden, is door verschillende giften verrijkt. Aan het reeds sedert lang bestaan hebbende voor nemen om de beplanting der algemeene begraafplaats door eene betere en meer sierlijke te vervangen is gedu rende het najaar uitvoering gegeven. Betrekkelijk de gemeente belastingen lezen we in het verslag het volgende „Even als in vorige jaren was ook dit jaar de opbrengst der belastingen op voorwerpen van verbruik gunstig. Zij bedroeg ƒ162.724,76 of 10.249,681 boven het op de ge- meentebegrooting uitgetrokken cijfer. „In mindering van het hooger bedrag der opbrengst komt echter eene som van 3484,95 wegens meerdere teruggaaf dan die op de begrooting, zoo voor uitvoer als vrijdom was uitgetrokken. Het meerdere bedroeg dus zuiver ƒ6767,731. „Genoemde opbrengst was als volgt: VOORWERPEN VAN VERBRUIK. BEG ROOTING. OPBRENGST over i860. Verschil in opbrengst. Meerder. I Minder. Dranken. Gemaal Geslagt. Brandstoffen Bouwmaterialen Boteren kaas. Droogeen zoute- visch enz. Zoete olie Totaal 47919,48* 45000, 8905,05 32566,35 1748,55: 15071,19 992,37 542,07 835,32 375,45 ƒ152475,07* ƒ162724,76 51553,59 4S7S1,07 8861,00* 54443,6S) 5003,59 14871,45 5633,90* 5781,07 1877,35* 1254,83*.! I44,04* 55,37$ I 199,74 87,05 ƒ10580,52 ƒ530,83*

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 5