9 öuitmlanü. het leven te benemen. Bij deze opgaaf bleef hij volharden. Het openbaar ministerie heeft na eene uitvoerige rede de schuldigverklaring van den beschuldigde ge- eischt aan doodslag met voorbedachten rade (moord), en zijne veroordeeliug tot de straf des doods. Vervolgens heeft mr. W. A. van Hoek, een der beide verdedigers van den beschuldigde, na eene uitgewerkte pleitrede gekonkludeerd tot vrijspraak, of subsidiair dat het den hove zal behagen alsnog een geregtelyk genees kundig onderzoek omtrent den beschuldigde te bevelen, voor zooverre dit na een zoo langdurig tijdsverloop nog mogelijk is. De zitting is daarop geschorst tot morgen voormiddag ten 10 uur, wanneer andermaal het woord aan het open baar ministerie zal worden verleend. Gemengde berlgten. Jl. vrijdag is Vlissingen gepasseerd de nederlandsche schoener Johan Hendrik Nassau aan boord hebbende 7 man der ekipage van een engelsche stoomboot van Hull, die in zee gezonken is, terwijl er nog een twintig tal raenschen op een kof moeten zijn opgenomen. De gezagvoerder der stoomboot is verdronken. Op den 3 dezer bespeurde men van den rijks-trans- portschooner Frans Naerebout, van Vlissingen buiten om naar de Maas stooinende, naar gissing Goedereede O.Z. O. tegen de Oosterbank een schooner aan den grond zit tende, waarheen terstond koers werd gesteld om hulp te bieden. Met beleid en zeemanschap te werk gaande, zegt de Staatscourant mogt het den gezagvoerder van genoemden transportschooner E. Verschoor geluk ken, een zwaren kabel op het in gevaar verkeerende schip, zijnde de pruissische schooner Berta, kapitein Nagel, vast te krijgen, waarmede het, met volle kracht stoo- mende, van den grond werd afgesleept. Het getij, wind en weder in aanmerking nemende, is het behoud van schip en lading te danken aan de welberaamde maatre gelen des gezagvoerders van den Frans Naerebout. Bij gelegenheid van de jongste verkiezingen in Noord-Amerika verscheen op het stadhuis te Storesbridge, in Massachusetts, de heer Philips, oud 104 jaren, verge zeld van zijn zoon, kolonel Philips, oud 80jaren. De oude heer, hoewel braaf jichtig, zoo als nu en dan een pijnlijke trek verried, werd in triomf op een stoel in de zaal gedra gen. Al de aanwezigen stonden op, om dcu ouden krijgs man der revolutie te groeten. Bij de eerste presidents verkiezing, voor Washington, bragt hij ook zijne stem uiten zoo had hij altijd zijn burgerpligt vervuld, behalve in 1860, zijn honderdste jaar, toen hij daartoe al te ziek was. De heeren Baum, Sons en Co. hebben bekend ge maakt, dat het bedrag der hun ontstolen geld en andere waarden veel minder is dan de hieromtrent loopende geruchten vermelden, daar hun verlies in specie, bauk- noten, enz. de som van 3000 p. st niet te boven zal gaan. Wat de overige waarden betreft, daarmede zullen de daders zich bedrogen vinden, omdat zij voor het groot ste gedeelte bestaan uit papieren, die niet regtstreeks verhandelbaar zijn. Volgens den Express, een dagblad te Londen, zijn, op een dag, vijf getrouwde vrouwen veroordeeld, ter zake van dronkenschap. Een van harer bragt tot verontschul diging in, dat zij aan eene begrafenis had deelgenomen. L'Echo du Pacifique deelt een zeldzaam voorbeeld van vruchtbaarheid mede. Vrouw Jose Castro, van Mon terey, heeft gedurende haar huwelijk 36 kinderen ter wereld gebragt, die allen nog in leven zijn. De eerste tien keer beviel zij van tweelingen, telkens een jongen en een meisje. De overige tien kinderen zijn afzonder lijk ter wereld gebragt. Des middags gebruikt dit huis gezin een éénjarig kalf met de noodige groenten. Den 8 dezer is te Parijs de behandeling begonnen van een proces, waarbij alle beschuldigden amsterdam- roers zijn. Deze ook op zich zelf beschouwd niet onbe langrijke zaak komt in hoofdtrekken op het volgende neder Gelijk men weet, is de fransche regering er sints lang op bedacht geweest om in konkiirrentie te treden met de hollandsche diamantslijperijen en klovcrijen. Met dat doel werd de Taillerie Impériale (keizerlijke diamant slijperij en kloverij) gevestigd. Toen dit eenmaal geschied was, bleek het dat er nergens arbeiders te vinden waren dan in Nederland en besloot men door voordcelige aan biedingen een aantal werklieden naar Parijs te lokken. Men slaagde hierin naar wensch en hoopte hun nu de kunst af te leeren. Dit ging echter minder gemakkelijk dan men zich had voorgesteld. In de eerste plaats bele den al die werklieden de israëlitische godsdienst en wa ren het, gelijk gezegd, allen nederlanders, die geen woord fransch verstonden; daaruit sproot voort, dat zij zich slechts met elkander ophielden eu geen verkeer met fransche arbeiders konden of wilden hebben. Het bleek echter a 1 spoedigzoobegeerlijkniettezijn van hen dekunst van diaraantslijpen en kloven af te leeren, daar de resul taten van hunnen arbeid zeer bedroevend waren, zoo dat alhoewel de keizerlijke diamentslijperij ruwe diaman ten van prima kwaliteit insloeg, door "de werklieden slecht geslepen diamanten van zeer gemeene kwaliteit werden opgeleverd. Dit had eindelijk het wantrouwen van den heer Bernard, direkteur der inrigting, gaande gemaakt, daar het hem toch al te zonderling begon voor te komen dat meest alle stccuen, hoe kostbaar zij ook in den ruwen toestand schenen, na geslepen te zijn, als het ware, in gewoon glas veranderd waren. Weldra bleef er voor hem geen twijfel meer over dat hier aan misdadige manoeuvres moest gedacht worden, daar hij door middel van anonymc brieven gewaarschuwd werd op zijne hoede te zijn. Er werd alsnu een streng onderzoek 'ingesteld, dat zeer vergemakkelijkt werd doordien een der arbei ders, Abraham Diamant genaamd, dien men, omdat men hem verdacht, ontslagen had, den direkteur een bezoek bragt en hein beleed dat er diefstal had plaats gehad, met aanduiding van zijne medepligtigen. Het bleek nu dat Michiel Peuha, een reeds vroeger wegens wangedrag weggejaagd arbeider der keizerlijke diamantslijperij, zich met een zekeren Zwaab had geassocieerd, en dat zij zich in de wijk de Chaussée-du-Mainc, in de onmiddellijke nabijheid der keizerlijke diamantslijperij hadden geves tigd als juweliers, waarbij hun de schoonbroeder van Penha, Machiel genaamd, behulpzaam was. Dat drietal opende nu ouderhandelingen met arbeiders uit de kei zerlijke diamantslijperij, ten einde hen te bewegen om de kostbare ruwe diamanten die hun in de fabriek ter bewerking werden toevertrouwd, te verwisselen met diamanten van zeer gemeene kwaliteit. Twee arbeiders, van Bever en Bénédict genaamd, weigerdendrie anderen lieten zich verleiden en wel Abraham Diamant, Emanuel Moppes en Levi Snoek. Zij verwisselden telkens de kost bare steenen met slechte of valsche, ontvingen daarvoor eene geldelijke beloouing van Penha en Michael, die de diamanten dan onmiddellijk voor eigen rekening naar Nederland zonden om daar te gelde gemaakt te worden. Zoodra de policie van een en ander kennis droeg, wer den al de beschuldigden gearresteerd, behalve Machiel, die zich door de vlugfc heeft weten te redden. De be schuldigden ontkennen hardnekkig de hun ten laste ge legde feiten, met uitzondering van Diamant, die zichzelf en hen allen beschuldigt en zich in een genadig regt aanbeveelt. Meteorologische waarnemingen, gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 2 ure. December 1864. i Wind. B s 7^2 g e ■3 5 1 f O 6 I" bo a Aanmerkingen. 1 !k -«is" S g i Ut ca H C/J cS 4;Z. ZW. 9.5 772.4 4.2 0.81 5.68 0.0 bewolkt. 5Zw.t.Z, 7 766.6 7.0 0.70 5.70 0.0 bewolkt helder. 6 Zw.t.Z. 9 1763 7 5.4- 0.76 5.66 00 ligt bew. betrokk. 7|Z.t.W. 13 '762.7 8.0 0.76 6 60 0.0 ligt bew. helder. 8|Z. t. O. 9 1 757-1 6.6 0.77 6 14 0.0 ligt bew. betr. reg. fl Zw.t.Z. 759.8 6.8 0.88 7.1-2 0.5 betr.regen.bewolkt. 10 O.t.Z. 7 1 760.5 6.5 0.83 6.70 0.0 held. heij. ligt bew. Thermometerstand. 10 dec. 's av. 11 u. 38 gr. 11 'a morg. 7 u. 36 gr. 's m idd. 1 u. 44 gr. 's a v. 11 u. 42 gr. 12 'smorg. 7 u. 40 'smidd. lu. 48 gr. Staten generaal. TWEEDE KAMER. Zitting van zatnrdag 10 december. Beraadslaging over de staatshegrooting voor .IS65 (armwezen, nijverheid, telegrafie)idem over de begrootïng voor staatsspoorwegen. De heer Beyma behandelde bij de afdeeling „armwezen" het toezigt over de gestichten van liefdadigheid, bedoeld »bij litt. c van art. 2 der armenwet, meer bepaald wat be treft de benoeming van regenten over die gestichten. De heer Heydenrijck besprak in de eerste plaats art. 20 der armenwet, en beweerde dat dit artikel gewijzigd behoorde te worden of dat er een middel behoorde ge vonden te worden om door de burgerlijke besturen te doen teruggeven de fondsen, door kerkelijke en bijzon dere liefdadigheid bijeengebragt. Hij vestigde voorts de aandacht op het gebrekkige der vereischte opgaven, om tot eene wijziging der wet, wat betreft het restitutiestel sel en het domicilie van onderstand, over te gaan. Ein delijk vroeg hij hoever het voornemen gevorderd was om de kosten voor geneeskundige verpleging niet meer onder de restitutiekosten te begrijpen. De heer Pijpers wenschtc het wettig burgerlijk domicilie als domicilie van onderstand te zien aanwijzen. De heer IJssel de Schepper drong op eene geheele herziening der armenwet aan. De heer van Heiden besprak de kosten van restitutie voor geneeskundige verplegi ng.De minister vanbinnen- landsche zaken, de verschillende punten nagaande, ver klaarde geen uitzigt te durven geven, dat nog in deze zitting eene herziening der armenwet zon worden aan geboden, hoe wenschelijk dit in verschillende opzigten zou kunnen zijn. De heer Heydenrijck gaf in overwe ging den prijs van het Bijblad te verminderen. Bij de afdeeling „nijverheid" besprak de lieerWintgens den arbeid van jeugdige kinderen in fabrieken en drong aan op eene spoedige regeling vau dit onderwerp, zoo als dit in andere landen plaats had. De minister ant woordde, dat de voor deze aangelegenheid benoemde kommissie hare veelomvattende taak ijverig voortzet, en dat na de indiening van het rapport, eene beslissing genomen zal worden. De heer Wintgens wenschte ook intrekking der bestaande wetgeving op de oktrooijen. De minister autwoordde, dat hij het onderzoek dat daaromtrent plaats heeft, zal bespoedigen en daarna eene beslissing nemen. De heer van Kerkwijk drong aan op uitbreiding van het toezigt op de stoomwerktuigen. De heer Rochussen vroeg of de groote internationale tentoonstelling van kunst en nijverheid in het paleis van volksvlijt in 1865 zal kunnen plaats hebben, door het geven van een subsidie van regeringswege? De mi nister antwoordde, dat op de begrooting van het volgende jaar een subsidie, tot het nemen van voorbereidende maatregelen, zou worden uitgetrokken, j Bij de afdeeling „telegrafie" betoogde de heer Blom het wenschelijlce der vereeniging van de post- en de tele graafdienst en van eene vermeerdering van telegraaf kantoren zelve. De heer Godefroi drong aan op uniformport met het buitenland en op eene telegraafverbinding van Terschel ling en het Vlie met den vasten wal. De heeren van Nierop en van Delden betoogden insgelijks het nut eener vermeerdering vau telegraafkantoren. De minister antwoordde, dat de zaak der vereeniging van den post met de telegraaf voor eene beslissing nog niet rijp is. Het hoofdstuk „binnenlaudsche zaken" werd daarna aangenomen met 55 tegen 19 stemmen. Tegen verklaarden zich de heeren: Hoekwater, "Wint gens, van Heemstra, Simons, Schimmelpenninck, van Zuylen, van Goltstein, Dirks, Meijer, van Amerongen, Lycklama, Rochussen, van Lijnden, van Asch van Wijck, Begram, Hoffman, de Brauw, van Lith de Jeude en van Foreest. Vervolgens is beraadslaagd over het wetsontwerp tot vaststelling der begrooting van uitgaven voor de staats spoorwegen, dienst 1865. De heer Blussé vioeg hoe het stond met de aange vraagde koncessie van Nijmegen naar Paj^endrecht. De heer van Heiden besprak de aansluiting van de noord- sche lijn met de hannoversche Westbaan. De heer W.van Goltstein drong aan op het zoo spoedig mogelijk verlee- nen van eene koncessie tot aansluiting der residentie aan het europeesch spoorwegnet. Nadat de minister van binnenlandsche zaken de ver schillende punten had beantwoord, is de verdere beraad slaging tot maandag verdaagd. Algemeen overzigt. Koning Christiaan van Denemarken is te Koldïng een adres van bewoners van noordelijk Sleeswijk aangebo den die hem de verzekering van hun toegenegenheid gaven en hun leedwezen uitdrukteu over de omstandigheden die hen van het vaderland had afgescheiden. Het heeft de opmerkzaamheid getrokken dat de koning in zijn antwoord aan de deputatie die hem het adres overbragt, geen enkele toespeling maakte op de kansen voor eene betere toekomst; hij vergenoegde zich met den wensch uit te drukken dat de bevolking haar lot met gelaten heid en geduld zou dragen. De kwestie der erfopvolging in de door Denemarken afgestane hertogdommen is thans sedert de ontruiming dier gewesten door de bondstroepen weder meer dan vroeger aan de orde gekomen. Terwijl Oostenrijk echter op eene spoedige regeling van het vraagstuk aandringt, wil Pruissen daarentegen zoo lang mogelijk den voorloo- pigen toestand handhaven om alzoo eene verwezenlijking zijner geheime inlijvingsplannen beter te kunnen voor bereiden. De oostenrijksche regering heeft met het oog op deze houding, naar men verzekert, het voornemen om eene beslissing van de bondsvergadering uit te lokken en alzoo in de eerste plaats daardoor de eerzuchtige plannen van den heer von Bismarck, zoo mogelijk, te verijdelen, en voorts zich weder eenige genegenheid te verwerven van Duitschland's kleinere staten, welke den pretendent Frederik van Augustenburg tot soeverein van Sleeswij k- Holstein willen verheffen. Het is nu slechts de vraag of dit ministerie von Mens- dorff-Pouilly zich niet door politieke intriges of konces- siën zal laten overhalen om de rol van werktuig ten dienste van den heer von Bismarck te blijven spelen en des noods de openlijke vijandschap van Pruissen zal durven trotseren. Intusschcn hebben de officieuse dagbladen te Berlijn in den laatsten tijd eene allerbelangrijkste ontdekking gedaan. Zij bevatten namelijk nasporingen omtrent de genealogische regten van het pruissisch koningshuis der Hohenzollern op de kroon van de hertogdommen. Het zonderlingste en merkwaardigste van dit alles is dat de geschiedvorschers in Pruissen, die reeds zoo lang in den stapel dokumenten en oorkonden omtrent Slees wijk en Holstein hebben rondgedoold, eerst nu tot die ontdek king zijn gekomen, nadat men meer en meer van de inlijvingsplannen des heeren von Bismarck begint over tuigd te worden. Genoemde aanspraken worden ont leend aan bepalingen voorkomende in de huwelijksvoor waarden van prinses Elizabeth, dochter van koning Jan van Denemarken, die in het jaar 1500 in den echt trad met Joachim 1 keurvorst van Brandenburg, welke als den grondlegger der pruissische dynastie moet worden aangemerkt. Omtrent de vraag of men de artikelen der officieuse dagbladpers meer als ballons d'essai hebbe te beschouwen, dan wel of het pruissisch vorstenhuis die oude titels wil doen gelden, verkeert men echter in het onzekere. De Norddeutsche Zeitung acht het noodig de gemoe deren in Pruissen gerust te stellen omtrent de gezind heid van Frankrijk, die men op het oogenblik niet als zeer vredelievend schijnt te beschouwen. Dit oficieuse blad deelt tot dat einde het volgende berigt mede: „Wij meenen ons niet te vergissen met de verzekering te geven dat het kabinet te Parijs zich niet meer met het vraagstuk der hertogdommen heeft bezig gehouden en dat de heer von Bismarck in dc gelegenheid is geweest geruststellende verklaringen te dien opzigte te geven. „De beweringen betrekkelijkeróprigtcn van een steenkolen-depot door Frankrijk itf'de Noordzee, en die omtrent een door die mogendheid" gedaan, verzoek om haar steenkolenmijnen in de nabfiheid van-*Saarbrii,ck af te staan zijn evenzeer louter verzinsels:"- -•!

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 3