der grensscheiding tusschen provinciën en gemeenten.
Nadat nog verschillende sprekers hadden gerepliceerd
en de minister had geantwoord, is de algemeene beraad
slaging gesloten en de vergadering tot den volgenden
dag verdaagd.
Zitting van dingsdag 6 december. Beraadslaging
over hoofdstuk V der staatsbegrootiug.
In deze zitting zijn de onderscheidene afdeelingen
van hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1865 (depar
tement van binnenlandsche zaken) behandeld. Verschil
lende punten werden daarbij ter sprake gebragt. De heer
Durnbar bragt op nieuw het denkbeeld te berde, om aan
gedeputeerde staten, voor zoo ver zij buiten de hoofd
plaats der provincie gevestigd zijn, reis en verblijfkosten
voor het bijwonen der vergaderingen te verleenen,
waartoe geenszins, zoo als de regering meende, een wijzi
ging der provinciale wet vereischt werd. Hij vond het
ook vreemd, dat de bezoldiging in Noord-en Zuid-Holland
hooger was dan elders.
De heer van Heemstra was van de zelfde meening.
Voornamelijk achtte spreker liet wenschelijk, dat gedepu
teerde staten zooveel mogelijk uit alle deelen der pro
vincie gekozen zouden worden eh dat hunne deklaratiën
▼oor reiskosten zouden worden berekend van de plaats
van het werkelijk verblijf naar de hoofdplaats. De heer
Idzerda behandelde de jaarwedde der ambtenaren ter
provinciale griffiën. De minister antwoordde, dat de
bezoldigingen in Noord- en Zuid-Holland hooger waren
omdat de levensmanier aldaar duurder is dan elders, en
dat aan den wensch van de vorige sprekers niet voldaan
kan worden zonder wijzigiug der provinciale wet. De
minister was overigens nog niet overtuigd, dat de
bezoldiging te laag was, maar zon de zaak overwegen.
De heer van Asch van Wijck wees op moeijelijkheden,
die bij de toepassing der wet op de nationale milicie
ontstaan betrekkelijk den tijd van aansprakelijkheid
voor den plaatsvervanger. Thans toch kan de lote-
ling, die anders op vrijstelling wegens broederdienst
aanspraak zou kunnen maken, die vrijstelling niet ver
krijgen, als de plaatsvervanger van zijn broeder na het
einde van het eerste dienstjaar en vóór het verstrijken
van den driejarigen termijn, wordt ontslagen. De minis
ter antwoordde, dat hij het punt zou overwegen.
De heer Viruly besprak de klagtder rekenkamer over
de voorschriften betrekkelijk de aanbestedingen, waarbij
door de administratie geene verbindende vormen zouden
worden in acht genomen. De heer van Kerkwijk achtte
het wenschelijk in de onteigeningswet bepalingen op te
nemen over den termijn binnen welken gebouwen moes
ten worden onteigend. De heer van Heemstra behan
delde de voorgenomene organisatie van het korps van
den waterstaat, in verband met het plan om den provin
cialen waterstaat van cleu rijkswaterstaat te scheiden,
waaraan in eenige gewesten reeds gevolg was gegeven.
Hij drong aan om die reorganisatie thans te bewerkstel
lingen en dit niet tot later uit te stellen, en betoogde,
dat die afscheiding een noodlottig beginsel bevatte. Die
regeling toch was te kostbaar, zou tot voortdurende bot
sing aanleiding geven, en was de doodsteek voor het
korps van den waterstaat. De heer Begrain drong aan op
de wet op den waterstaat. Hij wees er op dat ingelanden
door den aanleg van rijkswerken soms benadeeld worden,
zonder dat een beroep op het staatsbesluit van 1805 baat.
De minister lichtte de voorgenomene organisatie van
den waterstaat toe, die èn in het belang van het rijk, èn
in dat der provincie was. De heer Dullert wees op leemte
in de onteigeningswet. De lieer Beyma geloofde, dat de
wet op den waterstaat aan eene reorganisatie van het
korps moest vooraf gaan.
Vervolgens ontstond eene vrij langdurige diskussie
over de vraag, of eene vaste bouwkommissie, hoofdzake
lijk belast met het toezigt over de rijks gebouwen buiten
de residentie, al dan niet noodzakelijk was, welke vraag
ten vorige jare door de kamer ontkennend was beslist,
terwijl niettegenstaande die beslissing, de minister in
liet belang van toezigt en beheer, op zoodanige kommis
sie bleef aanhouden. De heer van Bosse bestreed de in-
rigting eener vaste kommissie en stelde een amendement
voor, om het bedrag voor die kommissie gevraagd te
weigeren, en de heer Storm achtte insgelijks dergelijke
kommissie onnoodig.
De minister daarentegen verklaarde dat zijne over
tuiging sinds voorleden jaar niet veranderd was. Hij
bleef van oordeel dat zoodanige kommissie in bet
belang van toezigt en beheer der talrijke landsgebonwen
vooral buiten de residentie onmisbaar was, en dat zijne
verantwoordelijkheid niet zou gedekt zijn, bijaldien hij
daarop niet bleef aandringen. Ten slotte werd de voor
gestelde wijziging goedgekeurd met 49 tegen25 stemmen
en de vergadering tot den volgenden dag verdaagd.
Cremeenteraad van middelburg.
Zitting van heden 7 december. Missive gedeputeerde
staten, goedkeuring raadsbesluiten; ontslag hulponder
wijzer beschikking op adressen van E. G'olijn en P.
de Wachter; mededeeling ingekomen stukken; idem
opbrengst verkoop hoornen en verpachting tollen; betaling
onkosten drinkwater en gasexpertise; uitgifte grond
gedempt spui in erfpachtstaat belastingwezen nu en
hij aanname van het wetsontwerp tot afschaffing van
belastingen; voorstel tot wijziging verordeningen enz.
schoolwezen; voordragten vervulling vakatures bij ver
schillende instellingengoedkeuring rekeningen enz.
Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke.
Afwezig de heeren van de Graft, Damme, Lambrecht-
«en van Ritthem en van Diggelen.
Na goedkeuring der voorgelezen notulen worden voor
kennisgeving aangenomen een zestal missives van gede
puteerde staten, allen strekkende tot goedkeuring van
raadsbesluiten, betreffende den onderhandschen verkoop
van een lokaal, behoorende aan het voormalig oude
mannen en vrouwenhuis; de rekening der gemeente voor
1868; de begrooting der schutterijhet subsidie aan het
burgerlijk armbestuur voor 1865; het suppletoir kohier
van den hoofdelijken omslag voor het loopende jaar, en
de gemeentebegrooting voor 1865. Aan een en ander
is door burgemeester en wethouders de noodige uitvoe
ring gegeven.
Voorts is door den voorzitter mededeeling gedaan van
de magtiging van gedeputeerde staten tot opheffing van
het beurtveer op Gouda, van welke opheffing de bekend
making heeft plaat3 gehad, zijnde dien ten gevolge de
kommissaris en bestelmeester voor dat beurtveer van die
betrekking ontheven.
Aan den heer K. E. Scheld, tweede hulponderwijzer
op de school A, voor gewoon en meer uitgebreid lager
onderwijs voor jongens alhier, is opzijn verzoek eervol
ontslag uit zijne betrekking verleend, ingaande met
l januarij, zijnde hij als tweede hulponderwijzer benoemd
aan de school voor gewoon en meer uitgebreid lager on
derwijs le klasse voor jongens te Leiden. De vervul
ling dier betrekking is voor alsnog aangehouden.
Is ingekomen een verzoek van mejufvrouw E. Colijn,
tot aanstelling barer dochter mejnfvronw C. J. Loénen,
huisvrouw van A. J. de Lange, als assistent vroedvrouw,
zonder eenige bezoldiging van wege de gemeente. Vol
gens advies van het burgerlijk armbestuur wordt door
twee vroedvrouwen op voldoende wijze in de dieust
voorzien en bestaat er geen behoefte aan de benoeming
eener assistent. Evenwel in aanmerking nemende den
1 gevorderden leeftijd van de adressante, haar laugdnrigen
diensttijd en betoonden ijver, ondersteunt het haar ver
zoek in zoo verre dat haar vrijheid zal worden gegeven,
om zich bij ziekte of verhindering door hare dochter te
doen vervangen, zonder dat deze evenwel bij eene even-
tuële vakature daarom aanspraak zal kunnen maken om
als gemeente-vroedvrouw te worden aangesteld. Over
eenkomstig dit advies is besloten de bedoelde vergun
ning te verleenen, zonder titel evenwel van assistent
vroedvrouw.
Nog'is ingekomen een adres van P. de Wachter, touw
slager op den singel buiten de veersche barrière, aan
wien in der tijd vergunning is verleend tot gebruik van
een terrein buiten de havenbarrière ter uitoefening van
zijn bedrijf. Het adres bevat het verzoek om dat terrein
voor 25 jaren tegen betaling van cijns te mogen behou
den. Het advies van den geraeentebouwmeester strekt
tot inwilliging van het verzoek, onder nader omschreven
bepalingen. De beslissing is tot eene volgende vergade
ring aangehouden.
Ter inzage voor de leden is gelegd eene missive van
de bestuurders der onlangs'hier opgerigte Nijverheids-
vereeniging, houdende kennisgeving van de beginselen
en het doel dier vereeniging en aanbieding van een
reglement.
De voorzitter deelt mede dat bij hem is ontvangen en
in de gemeentekas is gestort een bedrag van f 62^96
zijnde volgens eene uaamlooze begeleidende missive van
een ingezeten dezer gemeente dit bedrag een tekort van
betaalden hoofdelijken omslag van dit jaar. Deze mede
deeling is voor kennisgeving aangenomen, even als die
van het ter vergadering ingekomen berigt van den beer
van Diggelen, dat hij door ambtsbezigheden is verhin
derd deze zitting bij te wonen, en dat de verkooping van
boomen f 922,55 en de verpachting der tollen op den
rijweg van Middelburg naar Vlissingen f 1615 hebben
opgebragt.
Ten gevolge van de droogte in den afgeloopen zomer
heeft de burgemeester maatregelen genomen tot den aan
voer van drinkwater, waarvan de kosten hebben bedragen
ƒ33,60. Op zijn voorstel is besloten aan gedeputeerde
staten magtiging te vragen tot betaling van die som uit
de onvoorziene uitgaven.
Aan de orde wordt gesteld de deliberatie bij resumtie
over de deklaratie betreffende de expertise van het gas
iu deze gemeente, bedragende voor de gasfabriek 93,05
en voor de gemeente ƒ267,85, totaal ƒ360,90. De heer
Lantsheer vestigde de aandacht op de groote som welke
door den heer Th. van Doesburgh in rekening is
gebragt voor wat de reiskosten betreft. Op zijn vraag of
burgemeester en wethouders die rekening met het tarief
hebben vergeleken, antwoordt de voorzitter toestemmend,
terwijl uit de verder gegeven inlichtingen blijkt dat
door dien heer alleen als reiskosten 60 cent per uur is
berekend voor 21 uren, waarop bij volgende gelegen
heden misschien zal kunnen worden gelet. Hierna is
besloten de magtiging van gedeputeerde staten te vragen
tot betaling dier deklaratiën.
De voorzitter deelt mede dat het spuikanaal van het
Molenwater tot het provoosthuis op den Dam is gedempt
en dat burgemeester en wethouders hebben onderzocht
of de eigenaars der aan het spui grenzende perceelen
ook genegen zijn tot erfpacht van dien grond, waartoe
eenigen zich bereid hebben verklaard. Er is een staat
met afteekeningen opgemaakt, doch de aan ieder uit te
geven boeveelheid is nog niet met juistheid te bepalen.
Aan het middelste perceel bij bet Spuibrug zal een muur
worden geplaatst ter vervanging van het nu daar staande
ijzeren bek, welke plaatsing zal geschieden voor rekening
van de aangrenzende bewoners, terwijl die muur door de
onmiddellijk belanghebbenden zal moeten worden onder
houden. Burgemeesters en wethouders stellen voor te
bepalen dat die grond, onder nader vast te stellen voor
waarden, in erfpacht zal worden uitgegeven tegen 1 cent
per vierk. el 'sjaars voor den tijd van 50 jaren, met welk
voorstel de raad zich met algemeene stemmen heeft ver-
eenigd. Bij dit voorstel was gevoegd een rapport van den
gemeente-bouwmeester, waarop later bij de vaststelling-
der voorwaarden zal worden gelet.
Ter beantwoording der vraag, welke zou kunnen wor
den gedaan naaf den stand der gemeente-financiën in geval
het wetsontwerp tot wijziging der gemeentewet voor
zoo veel de plaatselijke belasting betreft mogt worden
aangenomen, hebben burgemeester en wethouders een
staat doen opmaken vau de belastingen welke alsdan
zullen afgeschaft en nu geheven worden. Volgens dien
staat, waarvan voorlezing geschiedt en aan de leden
afschriften worden uitgereikt, zijn de cijfers aldus:
Af te schaffen:
Voorwerpen van verbruik, volgens 1863
zuiverf 132.700
Verlies perceptiekosten voor heffing rijks
akcijns geslagt.250
Opbrengst 25 gemeente opcenten personele
belasting na aftrek der kwade posten13.230
V
Totaal f 146.180
waarvan zal moeten worden afgetrokkken de
kosten op de invordering van belastingen op
voorwerpen van verbruik, volgens 1863 n 11.520
Blijft f 134.660
Te heffen belastingen:
De rijks kohieren der personele belasting
voor 1863/64 bedroegen in hoofdsom en rijks
opcentenf 68.000
Af voor kwade posten3.100
Blijft f 64.900
De helft der rijks personele belasting vol
gens hierboven bedraagtf 32.450
(Daarentegen worden de 21.j opcenten v. h.
rijk afgeschaft.)
25 meerdere opcenten grondbelasting op ge
bouwde eigendommen7.600
Hoofdelyken omslag van f 23.000 te verhoo-
gen metf 26.325.
(Hiervan wordt thans geheven f 13.230).
76 opcenten personele belasting49.325.
Gedistilleerd a f 14 per vat volgens 1863 20.300.
Belasting hondenmemorie.
Totaalf 136.000.
Waarvan moeten afgetrokken worden: de
.meerdere uitgaven voor de verhoogde eigen
direkte belastingmemorie.
Perceptiekosten van het rijk voor gemeente-
opcenten personele belasting1.240.
Blijft totaalf 134.760.
Er zal dus volgens het wetsontwerp aan direkte
belastingen meer worden geheven
a. Grondbelasting, opcentenf 1.060.
b. Hoofdelijke omslag26.325.
c. Personele belasting, opcenten36.095.
Totaal63.480.
zonder dat daardoor voorzien wordt in het lot der uit
vallende ambtenaren.
Burgemeester en wethouders zullen, in overleg met
de financiële kommissie, later hieromtrent aan den raad
voorstellen doen. Hunne tegenwoordige mededeelingen
worden voor kennisgeving aangenomen.
Ter inzage voor de leden zijn gelegd eenige door
burgemeester en wethouders voorgedragen wijzigingen
in de verordeningen en tarieven voor het onderwijs in
deze gemeente, ten gevolge van de aanstaande in ver
band brenging van het lager met het middelbaar onder
wijs noodzakelijk te achten.
Geschiedt mededeeling van de volgende ingekomen
voordragten voor de vervulling van te ontstane vaka
tures
tot kommissaris van de wisselbank in de plaats van
den heer J. Luteyn, de heeren: mr. W. C. Borsius, J. O.
Luteyn en P. van de Graft;
tot leden van het bestuur der godshuizen in de plaats
van de heeren J. van der Leijéen mr. D. A.B.van Berle-
kom (die verzocht heeft niet meer in aanmerking te
komen) de heeren J. van der Leijé en J. lak Brouwer,
alsmede jbr. mr. J. W. M. Scliorer enjhr. mr. A. van
Reigersberg Versluijs;
tot leden der kommissie tot het examineren van
varenslieden in de plaats van de heeren J. Luteyn en
C. J. Boogaert, de heeren: J. Luteijn en mr. W. C. Bor
sius, benevens C. J. Bogaert en B. A. Fokker.
De verschillende benoemingen zijn aangehouden.
Namens de financiële kommissie wordt rapport uit-
gebragt omtrent a de begrootiug der uitgaven van 1865
van de bank van leening, en 6 de rekening van het burger
lijk armbestuur over 1863, groot in ontvang ƒ52.368,981,
in uitgaaf 52.366,89*, goed slot 2,09, behoudens
615,15i welke nog van vorige jaren te ontvangen zijn.—
Het advies der kommissie strekt tot goedkeuring van
beide stukken, waartoe met algemeene stemmen is be
sloten, terwijl maatregelen zullen worden genomen (om
meerdere regelmatigheid te bevorderen) dat de achter-