griffie en een brigadier van Dordrecht zich bevonden. Aldaar werd hem te kennen gegeven dat de door hem gegeven antwoorden het vermoeden hadden doen ont staan dat zich nog eene kwitantie onder hem bevond en de heeren waren gekomen om die te zoeken, tenzij hij haar vrijwillig overgaf. Daar de zoon van niets wist, werd het huis der moeder omstreeks 12 ure door de drie genoemde heeren en de beide brigadiers binnengetreden. Na mondelinge mededeeling aan de weduwe Kluifhoofd (die met hare dochter en drie vrouwelijke bedienden zich in huis bevond), dat zij door de regtbank tot het doen eener huiszoeking waren gelast, werd deze aangevangen in de kamer van haar zoon en voortgezet in die barer dochter en in de overige vertrekken. „Zy hebben zegt de heer Kluifhoofd zich de gesloten kasten, laden en meubelen doen openen, en allen, d. i. regter-kommissaris, officier, klerk en beide brigadiers, hebben de daarin aan wezige boeken, pakketten, famieljepapieren, financiële geschriften, aanteekeningen en brieven geopend, door zocht en doorkeken. Alleen de brandkast en, op ver zoek mijner zuster, de brieven van haar verloofde vonden genade." Na herhaalde aanvraag kreeg de heer Kluifhoofd eindelijk vergunning binnen te gaan. Hij vond zijne moeder in zoodanigen toestand van ge schokte zenuwen dat de raad en hulp van den geneesheer moest worden ingeroepen. Ongeveer ten twee ure heeft het vijftal het huis verlaten en is de bezetting opgetrok ken, terwijl de heer Kluifhoofd de voor het huis ver zamelde en geërgerde menigte moest verzoeken bedaard te blijven, waaraan tot zijn genoegen is voldaan, zoo dat de heeren zonder overlast het dorp hebben kunnen ver laten. Tegen deze handeling, hetzij met of zonder uitdruk kelijke magtiging der regtbank geschied, (hoewel die magtiging in allen gevalle niet is vertoond), in een huis welks bewoners van geenerlei overtreding werden ver dacht, brengt de heer Kluifhoofd zijne grieven in. Hij heeft aan regtsgeleerden de vraag voorgelegd, of de wet zulk een inbreuk op de vrijheid der ingezetenen gedoogt? Het antwoord was, volgens het gevoelen van verschil lende schrijvers, ontkennend. Huisselijke geschriften en papieren zijn het heiligste eigendom van personen en huisgezinnen, hetwelk de zamenleving oplevert, en de hand van het gezag mag daaraan niet tasten, tenzij zij zich bevinden onder hetn die van misdrijf is verdacht. Buiten het geval van ontdekking op heeter daad mag een onderzoek zelfs bij den verdachte door den regter-kom missaris niet plaats hebben, al heeft hij verlof tot buis- zoeking van de regtbank verkregen, zoo hij tevens niet uitdrukkelijk door haar is gemagtigd tot het on derzoek van geschriften, boeken en papieren. Houdt de wet het verbod van zulk onderzoek bij derden niet uitdrukkelijk in, dan is dit omdat zij niet kan onder stellen dat de regter zelf, wiens uitdrukkelijke roeping juist is de veiligheid van de personen en eigendommen der ingezetenen ie beschermenmet eigen hand de personen in hunne diepste geheimnissende woningen in hun heiligste schuilhoeken zal aantasten en verstoren, en omdat, zou daartoe bevoegd beid bestaan, deze uitdrukkelijk moet zijn gegeven. De heer Kluifhoofd verklaart echter dat het hem vrij onverschillig is of de wet zulk een inbreuk al of niet gedoogt. Ziju grieve is dat zulk feit plaats vindt in een vrij land tegen vrije burgers. Gedoogt de wet het, dan 1 is zijn grieve ook evenzeer tegen de wet gerigt, en de burgerpligt gebiedt zijns inziens de openbaarmaking van hetgeen is gebeurd als het beste middel om anderen en hem in de toekom.st voor zulk eene ondervinding te vrijwaren. Tegen genoemde handeling ten huize van mejufvrouw de wed. M. L. Kluifhoofd, grondeigenaresse te Numans- dorp, wordt mede openlijk protest gedaan door de heeren mr. H. C. J. Hoog, grondeigenaar, lid der provinciale staten van Zuid-Holland, dijkgraaf van het hoogheem raadschap Rijnland, te Leiden; P. Blussé van Zuidland, grondeigenaar tn lid van den raad, te DordrechtH. J. Knottenbelt, te Dordrecht; J. W. Hein, grondeigenaar, lid der provinciale staten van Zuid-Holland, te Brielle; J. G. de Man, oud zee-officier, te Amsterdam; J. G. W. Fijnje, hoofd-ingenieur, te 's HageP. L. F. Blussé, advo- kaat bij den hoogen raad der Nederlanden, hoofd-inge- land, waarnemend hoogheemraad van Rijnland, te 's Hage. Reoeitiingen en besluiten. marine. Op verzoek eervol ontslag verleend aan den ingenieur 2e klasse van de marine S. Meihuizen, thans gedetacheerd in Indië, ten einde te kunnen overgaan bij het vak van scheepsbouw in Nederlandscb Indië. Op verzoek eervol uit de zeedienst ontslagen de adjunkt-administrateur J. F. J. van Son. legkr. Op verzoek eervol ontslag uit Zr .Ms. militaire dienst verleend, met toekenning van pensioen, aan den luitenant-kolonel van den generalen staf van het leger in Nederlandsch Indië G. S. J. J. D. Bijl de Vroe, thans met verlof hier te lande. Benoemd tot len luitenant bij bet le regement van het wapen der infanterie, naar ouderdom van rang, de 2e luitenant L. Houwink, van het korps. provinciale griffie. Pensioen verleend ten laste van den staat, ten bedrage van ƒ290 'sjaars, aan P. J. le Marchand, zich noemende en schrijvende P. J. J.le Mar- chand, gewezen eersten klerk ter provinciale griffie van Zeeland. belasting f.n enz. Op verzoek eervol ontslag verleend, met aanspraak op pensioen, aan den heer J. G. J. Rie- mersma, uit zijne betrekking van ontvanger der direkte belastingen en akcijnsen te Alkemade c. a., en in zijne plaats benoemd de heer W. C. Verseput, thans in de zelfde betrekking te Aalsmeer c. a. Kerknieuws. Woensdag heeft de kerkeraad der nederduitsche hervormde gemeente te Zierikzee, het volgende twaalf tal van predikanten (alfabetisch) opgemaakt, en zulks ter vervulling der te ontstane vakature door het emeritaat aan den heer J. II. Dumans verleend: te weten, de heeren J. G. R. Acquoi, te Zalt-Bommel; A. Barenbrugh, te Tholen; C. P. Biiyze, te Hulst; M. Corstius, te Ouwer- kerk; A. C. Li W. VoMenhove van Daalen, te Heino; H. Damsté, te Nieuwerkerk; Drost, te Hazerswonde; F. L. ten Hove, te Maartensdijk; H. de Jager, te Brielle; A. van der Meij, te Kerkwerve; C. P. de Meijer, te Warder; W. Snellen, te Neede; terwijl met het lot is afgevallen de heer H. C. Wesseling, te Tiel. Hlarinc en leger. Onder den datum van 13 november jl., is bij het depar tement van marine van den luitenant ter zee le klasse W.K. van Gennep, kommanderende Zr. Ms. schroefstoom- schip Prinses Marie, het berigt ontvangen van zijne aan komst te Funchal (eiland Madera) op den 12 dier maand, zoo mede dat hij den volgenden dag weder vertrokken is ter voortzetting zijner reis naar de kust van Guinea. Alles wel aan boord. Staatscour Gemengde berigten. Dingsdag avond zijn te Scheveningen brieven ontvan gen, waarin de tijding wordt medegedeeld dat de pink Pieternella Johanna, schipper Arie Pronk Az., bemand met 8 koppen, in den nacht van 24 op 25 november op de engelsche kust met man en muis is vergaan. Schipper Arend van der Toorn heeft de schuit het onderst boven in zee drijvende gevonden; zijne pogingen om haar in de haven binnen te slepen mislukten door het breken der touwen. De meeste der verongelukte visschers laten weduwen en kinderen na. Omtrent den in ons vorig nommer gemelden brand in Bermondsey in de magazijnen der firma Barry brothers te Londen, wordt verder medegedeeld, dat men het vuur maandag morgen ten 6 ure in zoover meester was ge worden, dat de spuiten qiet meer behoefden te werken, ofschoon de jute en andere brandbare stoffen overal in de gebouwen nog bleven smeulen. Ruim 60 personen waren nu voorloopig iu bet werk gesteld tot de eerste oprui mingen. Tot de geheel afgebrande panden behooren de volgende: een pakhuis, ter lengte van 100 en ter diepte van 50 voet, zes verdiepingen hoog; een van 80 en 40 voet, insgelijks van zes verdiepingen; een van 40 en 50 voet, van drie verdiepingen. Van al deze gebouwen is tevens al wat er in was een prooi der vlammen geworden. Voorts is een magazijn nagenoeg geheel en van een ander de voorgevel vernield, terwijl evenzoo onderschei dene andere magazijnen en woonhuizen zware schaden hebben geleden. De oorzaak van den brand is tot nog toe onbekend. De Gazette de France maakt het volgende opmer kelijke artikel openbaar: „Wij stonden zaturdag op het punt aan een mirakel te gelooven, toen wij voor de eerste maal, wie weet sedert hoevele maanden, weder al onze italiaansche dagbladen ontvingen. Zondag is ons alleen de Diritto toegekomen, hetgeen onze geestdrift op nieuw bekoelt." Eene dame die lang aan ondragelijke hoofdpijn geleden had kreeg een bezoek van haren geneesheer. Ik weet nu een middel zeide hij, om u te genezen. En dat is? vroeg zij. Dat ik u het hoofd afsnij. De ljjderes be merkte dat de arts plotseling kraukzinnig was geworden; zij was alleen met hem en hij had reeds een snijdend werktuig voor den dag gehaald. Bedaard zeide zij, ik onderwerp mij, maar laat mij eerst mijn toilet verande ren. De krankzinnige vond dat goed. 'De beangste vrouw ging naar een ander vertrek en riep om hulpzij ont kwam zoo aan dc operatic, maar was zoodanig geschokt, dat zij waarschijnlijk haar leven lang de gevolgen daarvan dragen zal. Dingsdag avond hebben eenige voorname handels huizen te Arasterdam eene serenade gebragt aan de heeren Heshuijsen, Jitta en van den Ilonert, voor hetgeen zij gedaan hebben tot het wèlgelukken der leening voor de kanaalmaatschappij. De Delftsche courant meldt dat, ten gevolge van een verzoek der fransche regering, aan de heeren mr. J. L. dc Bruijn Kops en mr. S. Vissering, hoogleer aren te Delft en te Leiden, de taak is opgedragen om haar voor te lichten omtrent de resultaten, die hier te landen verkregen zijn door het afschaffen der straffen op het bedingen van woekerwinst. Beide die heeren hebben zich te dien einde naar Parijs begeven. Verkoopingen en aanbestedingen. Woensdag is alhier ten verkoop aangeboden een huis en erve, genaamd de Robijn, staande in de Brakstraat, wijk 0 no. 258. Verkocht voor/1775. Heden heeft aan het lokaal van het provinciaal bestuur de aanbesteding plaats gehad van het maken en leveren van schoolmeubelen enz. voor de rijks hoogere burgerschool alhier, waarvan aannemer is geworden de heer M. Tuijter alhier, voor eene som van/1600. Gisteren heeft op het raadhuis alhier de openbare ver pachting plaats gehad van het gedurende het jaar 1865 te heffen tolgeld op den straatweg tusschen Middelburg en Vlissingen, welke verpachting voor beide tollen heeft opgebragt/1615, zijnde/785 minder dan voor 1864. Thermometerstand. 30nov.'sav. 11 u. 40 gr. 1 dec. 's morg. 7 u. 37 gr.'s midd. 1 u. 41 gr.'s av. 11 u. 39 gr. 2 's morg. 7 u. 39 's midd. 1 u. 40 gr. Staten generaal. tweede kamer. Zitting van woensdag 30 november. Beraadslaging over de staatsbegrooting voor 1865. Bij de beraadslaging over de hoofdstukken III B en en IV B (departementen van roouisch katholieke en hervormde eeredienst] voerde de heer Heidenrijck het eerst het woord. Hij vroeg in hoever sommige bepalingen van het besluit van 16 augustus 1824, op den bouw van kerken, vervallen waren door de wet op de kerkgenoot schappen. en of eene regeling der pensioenen van de roomsch katholieke geestelijken spoedig te wachten was De minister van justitie betoogde, dat het voornemen der regering is alle inmenging van den staat in zuiver kerkelijke aangelegenheden voortaan te doen ophouden, maar dat een overgangsmaatregel noodzakelijk was ten einde tot dit doel te komen. Wanneer de tijd gekomen zal zijn dat alle banden tusschen staat en kerk losge maakt zullen kunnen worden, zal het toezigt van den staat zich bepalen tot een policie en financiëel toezigt. De minister voegde er bij dat, naar zijne overtuiging, die tijd spoedig aanbreken zal, maar dat in deze omstan digheden de staat zijne rekening met de kerk nog niet kan sluiten en van elkander gaan. Hoofdstuk III B departement van roomsch katholieke eeredienst) werd hierop aangenomen met 43 tegen 23 stemmen. Tegen stemden de heeren: Jonckbloet, W. van Golt- steiu, van Heemstra, Godefroi, Kien, van Zuylen, Wes- terhoff, Simons, Hoffman, van Amerongen, Mij er, van Goltstein, van Lijnden, de Brauw, van Heiden, Hoekwa ter, Rochussen, Wintgens, van Asch van Wijck, Begram, van Voorthuysen, Reinders en van Kerkwijk. Hoofdstuk IV B (departement van hervormde en andere eerediensten) werd goedgekeurd met 45 tegen 22 stemmen. Tegen verklaarden zich de heerenvan Asch van Wijck, Begram, van Voorthuysen, Reinders, van Kerkwijk, Jonckbloet, W. van Goltstein, van Heemstra, Kien, van Zuylen, Westerhoff, Simons, Hoffman, van Amerongen, Mijer, van Goltstein, van Lijnden, de Brauw, van Heiden, Hoekwater, Rochussen en Wintgens. Daarna is de beraadslaging aangevangen over hoofd stuk IV A (departement van justitie). De heer Godefroi wees er op, dat hij meermalen den minister verdedigd heeft tegen het verwijt dat het werk der judiciële hervorming niet spoedig genoeg voortging, maar erkent dat de klagt thans gegrond is. Immers de weder indiening van het wetboek van strafvordering is onverantwoordelijk vertraagd, waardoor een onderzoek in de afdeelingen in deze zitting bijna onmogelijk is geworden. Ook de herziening van het wetboek van bur gerlijke regtsvordering vorderde traag. Hij vond dus aanleiding om op spoed aan te dringen. De heer Wintgens betoogde, dat de heer Godefroi de eenige persoon was die de regterlijke organisatie had moeten uitvoeren. Nu dit niet geschied is, wordt op judiciëel gebied niets verrigt en vordert het werk der organisatie zelf traag. De heer Kien verklaarde zich tegen dit hoofdstuk om de zamenkoppeling van het departement van hervormde eeredienst. De heer de Lom de Berg drong aan op herziening der wet op het notarisambt, vooral met het oog op den staat van verval waarin het notarisambt verkeert. De heer de Brauw behandelde de vraag van de regts- persoonlijkheid van vreemde naamlooze maatschappijen hier te lande en gaf in overweging om over dat voor den handel belangrijk punt met België een traktaat te sluiten. De heer van Nierop drong aan op streng toezigt der regering bij de oprigting van naamlooze maatschappijen, en zulks in het belang van het openbaar krediet en wees voorts op de kunstmatige proselietenmakerij in sommige gevangenissen, speciaal te Amsterdam, waarbij zedelijke dwang was uitgeoefend. De heer van Lijnden betoogde dat de regterlijke uit spraken lijden door du doorgaande niet-uitvoering der doodstraf. Men schafte die straf, als men ze niet wil, af, maar eene konstante niet-toepassing is schadelijk. De heer v. d. Liuden antwoordde, dat het verleenen van gratie een prnerogatief van de kroon was, en be treurde dat belangrijke wetten moesten achterwege blij ven- door de invoering van de regterlijke organisatie. De minister van justitie wees op den omvang der werk zaamheden, die de spoedige invoering der organisatie vertraagden. De minister beloofde echter die wet getrouw te zullen uitvoeren. Wat de toepassing der doodstraf aangaat, verklaarde de minister dat zijue voordragten tot gratie steunden op adviezen van regterlijke autoriteiten, maar dat dé tijd nog niet daar was om over de afschaffing te beslissen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 2