MIDDELBURGSCHE
COURANT.
Zaturdag
3 December.
N° 192.
1864.
Editie van vrijdag avond 8 ure.
DE GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND,
In aanmerking nemende dat de uitslag der volgens
hun besluit van 16 september 1864, no. 55, opengestelde
geldleening van f 110.000, (het tweede gedeelte der lee
ning van f 525.000) ten laste van de provincie Zeeland,
eene nadere openstelling dier leening ten gevolge moet
hebben.
Besluiten:
1. liet tweede gedeelte der bovengenoemde geldlee-
ning op nieuw open te stellen, doch slechts ten beloope
van twee en tachtig aandeelen, elk aandeel van duizend
gulden, tegen eene jaarlijksche rente van vier en een
half ten honderd, in te gaan met den eersten januarij 1865,
en verder overeenkomstig het bij koninklijk besluit van
den 13 februarij 1863, no. 51, goedgekeurd plan, opgeno
men in het Provinciaal blad van 1863, onder no. 24;
2. hun besluit van den 16 september 1864, no. 55,
Provinciaal blad no. 72, voor zoo veel de daarbij aange
geven termijnen of dagen voor het inleveren en openen
der inschrij vings-billetten en voor de te doene overstor-
tingen betreft te wijzigen, en alsnu voor de bedoelde
verrigtingen vast te stellen:
a. voor het inleveren der inschrij vings-billetten het
tijdvak van donderdag den 22 tot en met donderdag
den 29 december 1864 (zon- en feestdagen uitgezon
derd) telken dage van 10 tot 12 en van 1 tot 3 ure;
h. voor het openen der bovenbedoelde inschrij vings-
billetten donderdag den 29 december 1864, onmid
dellijk na den afloop van den onder a gestelden ter
mijn van inschrijving;
c. voor de overstorting van de ingeschreven sommen
der aangenomen en toegewezen aandeelen de ge-
heele maand januarij 1865; onder bepaling, dat de
daarvoor door den betaalmeester te Middelburg
afgegeven quitantiën van storting, vóór of uiterlijk
"op déu laats ten dag dier maand moeten overgebragt
worden ter provinciale griffie in handen van den
commies D. Jeras, belast met de comptabiliteit, die
daarvoor de vereischte renversalen zal afgeven.
Dit besluit zal in het Provinciaal blad van Zeeland
worden opgenomen, en buitendien bij wijze van openbare
aankondiging geplaatst worden in de Staats-, Middel-
burgsclie-, Goessche- en Zierikzeesche couranten, in het
Sluissche weekblad en in het Algemeen nieuws- en
advertentieblad van Zeeuwsch-Vlaanderen.
Middelburg, den 30 november 1864.
De gedeputeerde staten voornoemd,
R. W. VAN LIJNDEN, voorzitter.
S. VAN DER SWALME, griffier.
'partij goed koolzaad; het overige is aan de vorige ge-
bruikers tot den volgenden zomer ter beweiding ver
pacht."
Uit Zierikzee schrijft men ons
„Nadat woensdag avond 30 jl. eenige bewe
ging was bespeurd in de palen van het Westhavenhoofd
aan den mond der haven alhier; had heden nacht aldaar
een val plaats, ter weerszijde van den scheepstrap bij
dit hoofd zich uitstrekkende over ongeveer 25 el lengte
en tot 9 el breedte binnen het hoofd. Van onderen staan
een 40tal palen geheel vrij, die zich met eiken golfslag
bewegen en slechts door hunne verbinding met het
overige houtwerk niet neervallen. De ingenieur van den
waterstaat heeft de noodige bevelen gegeven tot het
nemen van voorzorgmaatregelen, ten einde zoo mogelijk
grootere onheilen te voorkomen."
Siancnlftnö.
De prins van Oranje is uit Compiègne te Parijs aange
komen en aan het Grand hotel afgestapt.
Men schrijft ons uit 's Gravenhage van 1 december:
„Een gerucht dat in de laatste dagen alhier de ronde
doet, is te merkwaardig dan dat ik het u niet dadelijk
zou mededeelen, zonder echter in eenige appreciatie er
van te komen. Gij zult u herinneren, dat de heer Dullert
bij de algemeene beraadslaging over de begrooting, aan
den beer van Zuylen van Nyevelt op nadrukkelijke
wijze toevoegde, dat deze, sprekende van de verguizing
waaraan hij had ten doel gestaan, zich toch niet over de
liberale partij te beklagen had. Waar sloeg dit op? Een
voudig hierop, dat naar men wil het ministerie Thor-
becke aan den heer van Zuylen, lang v<Jór diens verkie
zing te 's Gravenhage, den post van uederlandsch
gezant te Parijs had aangeboden; voor hem was dan
ook de traktementsverhooging van 2000 bestemd
geweest, waarover dezer dagen zoo veel te doen was
bij de diskussie over het hoofdstuk buitenlandsche
zakenDe heer van Zuylen verkoos den aangebo
den post niet te aanvaarden maar verlangde als minis
ter van buitenlandsche zaken in bet kabinet opgenomen
te worden. Hierin meende bet ministerie weder niet te
kunnen treden, en zie daar eene der redenen van de bit
terheid, die de jongste cliskussiën gekenmerkt heeft."
Middelburg 3 december.
De heden morgen ten 7 ure van Rotterdam afgevaren
stoomboot heeft ten half drie bij stikdonkeren mist te
Wolfaartsdijk aangelegd en zal waarschijnlijk heden
avond hier niet meer aankomen.
Uit Zuid-Beveland schrijft men ons
„Ten gevolge van een bezoek dat ik gisteren aan den
Emanuël polder bragt, kan ik u mededeelen dat de be
dijking met al de daaraan verbonden werkzaamheden,
alsmede het leggen der steenen suatiesluis geheel is
afgeloopen. Zoowel de dijk als de sluis zien er goed en
zeer stevig uit. De eerste ligt nagenoeg vier ellen boven
peil en daardoor veel hooger dan die der aangrenzende
polders. Met uitzondering van een klein gedeelte dat
aan Maire behoort, is de geheele polder beploegd en met
koolzaad bezaaid, dat zeer goed staat.
„Ofschoon de polder, zoo als ik u vroeger meldde,
slechts eene grootte heeft van ruim negentig bunders,
is zijne ontwoekering aan de Wester-Schelde, vooral om
den uitnemenden staat van den grond, voor het algemeen
eene goede aanwinst. Ilct eenige wat mij er zeer tegen
viel was het armzalig bekrompen kaaitje bij de sluisdat
zeker maar voor eene schuit bestemd is, althans wij
wisten niet hoe onze sloep er in te keeren. In vergelij
king met vroeger is het echter nog een uitnemend ding:
toen werd er soms acht dagen getobd alvorens de beurt
schipper het schor uit was
„In den tweeden Engelschen polder staat eene groote
Tot tweeden geneesheer bij het geneeskundig gesticht
voor krankzinnigen te Delft is benoemd de heer A.
van der Swalme, med. doctor, thans waarnemend genees
heer te Culemborgb.
In eene dezer dagen te Dordrecht gehouden vergade
ring van de le'den der Nederlandsche maatschappij ter
bevordering van vlaa-industrie is o. a. pen voorstel in
behandeling genomen van den heer J. Graham Millar,
die herinnerde aan het vele dat nog ter verbetering van
het lot van den vlasarbeider en in het belang der Maat
schappij te doen overblijft. Als middel daartoe prees hij
aan de oprigting eener maatschappij voor machinale
vlasbewerking op loon, zoo als die in andere landen met
goed gevolg zijn opgerigt, en wees hij tevens op de
voordeden welke voor den vlasfabrielcant, den handel
en den spinner daaruit kunnen voortvloeij en, daar de
ondervinding heeft geleerd dat machinaal gebraakt en
gezwingeld vlas de voordeeligste uitkomsten geeft, in
wigt op den hekel. Hij stelde mitsdien voor, om eeue
vennootschap op te rigten, bestaande uit leden der ver
gadering; een lokaal ie stichten in een der drukste
vlasplaatsen der provincie Zuid-Holland; daarin te plaat
sen eene stoommachine, braak- en zwingelmachines, en
aldaar het vlas tegen bepaald loon te doen bewerken, bij
voorkeur voor de vennooten en ook voor diegenen die
er gebruik van wenscken te maken. Dit voorstel werd
met algemeene stemmen aangenomen en het daarvoor
vereischte kapitaal aanvankelijk op f 10.000 bepaald,
bijeen te brengen door aandeeleu van ƒ100. Vervolgens
is eene kommissie van drie leden benoemd om in België
eene zoodanige inrigting te bezoeken, alsmede eene
andere kommissie, evenzeer uit drie leden bestaande,
om met den heer Millar de voorgedragen statuten te
overwegen en daarvan in eene volgende vergadering
verslag uit te brengen.
Onder de gedane mededeelingen yan het bestuur
kwam ook deze voor: dat de vlasbewerking met braak-
en zwingelmachine door de aanwezige stoomkracht bij
den heer Bakker te Ridderkerk, blijkens de gedane
proefnemingen, de algemeene tevredenheid van belang
stellenden wekt.
Verder werd onder meerder nog besloten vijftien
mudden zaad (rivelaar) uit enkele streken van Engeland
te doen ontbieden, om te Dordrecht te worden uitgezaaid.
In de laatst gehouden zitting van den gemeenteraad
van Gorinchem is vastgesteld een adres aan de tweede
kamer, houdende bezwaren tegen het wetsontwerp der
schutterijen, op grond dat de daarin opgenomen verplig-
ting om de onvermogende leden der schutterij te kleeden
voor rekening der gemeente, eene te drukkende uitgaaf
bestendigt, en de kosten aan de schutterijen verbondea
door het rijk behooren te worden gedragen.
De heer D. Kluif hoofd, sekretaris der gemeente
Numansdorp, wiens waarheidsliefde blijkens eene door
verschillende achtenswaardige personen afgegeven ver
klaring onkreukbaar te achten is, heeft in een gedrukt
stuk een feit openbaar gemaakt, waarvan wij de kennis
ook voor onze lezers niet onbelangrijk achten. Wij deelen
er daarom een en ander uit mede.
Omstreeks het begin van oktober jl. werd door de
arrondissementa regtbanlc te Dordrecht eene geregtelijke
instruktie aanhangig gemaakt tegen M. S., beurtschipper
van Numansdorp op Dordrecht, beklaagd van op een
door hem nagemaakte kwitantie bij een landbouwer te
Numansdorp eenig geld te hebben ontvangen, door dezen
aan een leverancier te Dordrecht verschuldigd. M. S.
werd te dier zake den 6 oktober voorloopig in hechtenis
genomen, doch den 19 november weder op vrije voeten
gesteld. Vooraf echter heeft de regter-kommissaris ver
langd te onderzoeken of de verdachte, zoo al niet dit,
soms andere dergelijke feiten mogt hebben gepleegd, tot
welk onderzoek verscheidene personen werden gedag
vaard. Onder deze behoorde ook een minderjarige broe
der van den heer Kluifhoofd, die aan M. S. vóór tien
maanden ƒ8,80 ter hand had gesteld ten behoeve van
den koopman Hij mans, te Dordrecht, ter zake van tijdens
het halve eeuwfeest van Neêrlands herstelling geleverde
oranjemutsen. Het onderzoek gold de vraag of dit bedrag
van f 8,80 soms was betaald op eene kwitantie en zoo ja,
of die kwitantie misschien een nagemaakte kon wezen.
De genoemde broeder gaf den regter-kommissaris de
kwitantie, gedagteekend 22 januarij 1864, naar zijne
meening door den leverancier Hij mans geschreven en
geteekend. Die kwitantie werd door den leverancier
zeiven erkend, doch de regter achtte alstoen nog een
onderzoek noodig naar de vraagof vóór de betaling aan
Ilijmans en de afgifte door dezen van de vertoonde kwi
tantie, M. S. aan den jongen Kluifhoofd een kwitantie
had afgegeven, en zoo ja, of die nagemaakt was geweest.
Nadat de getuigen hieromtrent hadden verklaard zich
daarvan niets te herinneren, had den 1 november bet
volgende plaats.
Des voormiddags ten elf uur werd eensklaps en onver
hoeds het erf der weduwe Kluifhoofd (die met eeue
dochter en meergenoemden minderjarigen zoon een huis
op een afgesloten erf, staande te Numansdorp nabij den zee
dijk, bewoont) gedeeltelijk bezet en haar huis omsingeld
door drie gewapende rijksveldwachters, aangevoerd door
een gewapend brigadier, die aan ieder, zelfs aan den heer
D. Kluifhoofd (die met vrouw en kind een huis bewoont
staaude op een erf naast dat zijner moeder), den uit- en
toegang van en tot het huis verboden. De broeder van
den heer Kluifhoofd werd eerst vruchteloos in huis
door den brigadier gezocht; op de jagt zijnde, werd
hij vervolgeus in of bij het jagtveld door den brigadier
uitgenoodigd hem naar diens woning te volgen, alwaar
de regter-kommissaris, officier van justitie, klerk ter