MIDDELBURGSCHE C 0 U It A iV T BIJVOEGSEL VAN DK van dingsdag 29 november 18G4. Staten generaal, TWEEDE KAMEK. Zitting van zaturdag, 26 november. Beraadslaging over de staatsbegrooting voor 1865. De heer van der Linden stelde op den voorgrond, dat ieder die zich aan het openbare leven wijdt, aan beoor deeling en veroordeeling blootgesteld is, maar dat in deze kamer geen verdachtmaking moest plaats hebben. Zijn ouden bondgenoot, den heer van Zuylen, wensohte hij niet hard te vallen. Integendeel hij onthief hem van al zijne antecedenten. Spreker toonde daarna aan, dat in de redevoeringen van den heer van Zuylen verwar ring tusschen de begrippen van het ministerie en de liberale partij heerschte, en van daar een tal onjuiste voorstellingen. Immers de liberale partij heeft niet na 1853 stelselmatig oppositie tegen ieder kabinet gevoerd, maar goedgekeurd hetgeen in hare rigting viel. Ten slotte trad spreker in eene beschouwing van het verschil tusschen liberalen en konservatieven, om te bewijzen dat de laatste bleven stilstaan, terwijl de eerste voor standers van vooruitgang waren. De beer Jonckbloet herhaalde, dat hij geen blinde aanhanger van den minister van binnenlandsche zaken was, maar dat hij sympathie had voor zijne beginselen. Overigens vreesde bij dat de konservatieve partij Thor- beekophobie in haar vaan voerde. De heer Geertsema bestreed enkele stellingen van den heer van Zuylen, die in strijd waren met de aktualiteit. Ten onregte bad die heer een groot deel der kamer van slaafsche onderwer ping aan den minister van binnenlandsche zaken beschul digd. en hen voor een drom van satelliten uitgekreten. Die voorstelling is geheel onjuist en spreker moest tegen dergelijk verwijt protesteren. De meerderheid der kamer steunt dit kabinet, omdat het 't meest geschikte is om de door de grondwet voorop gestelde beginselen meer en meer te bevestigen. De heer van Foreest verklaarde, dat zijne aanvallen steeds beginselen en niet personen betrof fen, en trachtte vervolgens het verschil tusschen liberalen en konservatieven aan te toonen en te bewijzen dat de beginselen der eerste niet nationaal zijn. De minister van binnenlandsche zaken had gezegd, dat de liberalen den koninklijken weg gingen, doch spreker gelooft, datde liberalen den koning dulden onder de voorwaarde dat hij zij een machine of een roi faineant. Hij ontkende dan ook, dat de liberale beginselen hoe wel zij eene tijdelijke meerderheid haddeu, nationaal waren, omdat zij vreemd waren en ontleend aan de fran- sche revolutie. Naar zijne overtuiging is de meerderheid het zelfstandig koningschap toegedaan. Ook de kolo niale politiek der liberalen streeft naar een ander doel dan die der konservatieven. De eerste zien in Indië een ruim veld voor de industrie; de laatste een kostbare bezitting, waarin ons gezag moet bewaard blijven. Dc heer van Nierop behandelde wederom het verschil tusschen liberalen en konservatieven en verklaarde zich voorstander van een konciliante liberale politiek, en drong aan op het formeren van een derde partij in de kamer, die zich niet aan de bestaande partijen zou aan sluiten. Hij verklaarde ten slotte zijne adhaesie aan de politiek van dit kabinet maar vestigde de aandacht der regering op de tallooze kredietinstellingen, die telkens verrezen, ten nadeele van den staat. De minister van binnenlandsche zaken voerde nog maals het woord. De minister betoogde wederom, dat bij het kabinet geen zucht tot centralisatie bestond; en dat nergens uit bleek dat de liberalen volkssoevereiniteit verlangden. Dc minister zeide, dat telkens wanneer de beer van Zuylen een persoonlijke strijd tegen hem zou voeren, hij dien strijd niet zon beantwoorden. De algemeene beraadslaging werd hierop gesloten en hoofdstuk I (huis des konings) met algemeene stemmen goedgekeurd. Gcmeentciaad van Vlisslngen. Zitting van zaturdag 26 november. Rapport burge meester en wethouders omtrent bezuiniging school wezen voorste] administratie gasfabriekkouccpt- verordening veemarkt; rekening leenbank 1863; verordening benoemen vaste kommissiënmaximum onderstand 1865; benoeming scheikundige tot broodkeuringvoordragt lid algemeen armbestuur; aanbeveling benoeming twee kommiezen plaatselijke belastingen; dankbetuiging, mededeclingcn enz.; opbrengst verpachting tollen; adres tegen wetsont werp wijziginV; gemeentewet. Voorzitter, bij de opening der zitting de heer Winkel man, later de heer Callenfels. Afwezig de heeren Schmidt, de Groof en Tideman; de heer Callenfels komt eenige oogenblikken na de opening der zitting binnen, terwijl de heer Wels de vergadering spoedig weder verlaat. De notulen der vorige zitting worden gelezen en na eenige wijziging goedgekeurd. De voorzitter deelt mede dat burgemeester en wet-1 houders eene konferentie met den sehoolopziener hebben 1 gehad betreffende het al of niet mogelijke van bezuini ging in de kosten van het lager onderwijs. De heer Win-1 keiman brengt hieromtrent rapport uit, waarvan de i konklusie strekt om te kennen te geven dat die kosten voor geene vermindering vatbaar zijn. Dit rapport is j voor kennisgeving aangenomen. De sekretaris doet voorlezing van het rapport der j kommissie van beheer en toezigt voor de gasfabriek betreffende hot in hare handen gestelde voorstel van den heer Pot, om met 1 jannarij 1865 de ontvangsten en uitgaven der gasfabriek door den gemeente-ontvanger en niet meer door den direkteur der fabriek te doen plaats hebben, ingevolge art 113 der gemeentewet. De kom missie verklaart in dat rapp/uit niet alleen tegen het voorstel geen bezwaar te hebben, maar zelfs, met het oog op de gemeentewet, tot de aanname daarvan te adviseren, terwijl zij overigens den gemeentesekretaris uitnoodigt tot het bijwonen van de vergaderingen der kommissie. Het voorstel is in omvraag gebragt en met algemeene stemmen aangenomen, terwijl de dien overeenkomstig gewijzigde begrooting mede eenparig is goedgekeurd. ^Vervolgens worden, in verband met voornoemd besluit, in behandeling genomen de verordening op het beheer der gasfabriek en de instruktie voor den direkteur. Hierbij worden door den heer Hector verschillende op merkingen gemaakt. Onder anderen betoogde hij de wenschelijkheid om de levering van kolen voor de gas fabriek aan te besteden. Op de bedenking des voorzitters hieromtrent antwoordde hij dat dit althans zou kunnen beproefd worden, om daardoor meer in overeenstemming te geraken met het besluit van den raad tot het doen van aanbestedingen. De heer Winkelman herinnert aan hetgeen hij omtrent deze kwestie reeds vroeger aan den heer Hector heeft opgemerkt; zijns inziens moet men blijven waar men goed is. Eene lading kolen is met een oogopslag niet te keuren; men zou dus bij aanbesteding eene proefstokerij noodig hebben, zoo als die in sommige groote gemeenten bestaat, doch de kosten daarvan zijn te groot. Hij verklaart zich tegen eene aanbesteding. De heer Hector zegt zich neer te leggen bij de meerder heid. Evenwel vermeent bij dat het aangevoerde bezwaar van den beer Winkelman welzou kunnen wegvallen, daar toch bij de marine honderd duizenden ponden kolen wor den gebruikt, die alle zeer naauwkeurig worden gekeurd. Hij zou alleen eene aanbesteding willen doen plaats heb ben, om te beproeven of men de kolen niet goedkooper krijgen kon. De heer de Kruyff vestigt, behalve het aan gevoerde door den heer Winkelman, de aandacht op den tijd dien eene proefstokerij voor gaskolen vorderen zou; voor eene proef met die kolen zouden minstens veertien dagen noodig zijn; middelerwijl zou de lading zijn gelost en bij niet-goedkeuring dus weêr geladen en teruggezon den moeten worden, hetgeen veel kosten en onaange naamheden zou teweeg brengen; bovendien is het meer malen gebleken dat men niet kan slagen om goedkooper kolen te koopen. De heer Hector maakt van het door hem aangevoerde geen voorstel. Behalve eenige andere opmerkingen, maakt de heer Hector voorts bedenking tegen den verkoop van cokes enteer, vertegenwoordigende eene waarde van 3000. Die verkoop zou hij niet aan de kommissie, maar aau den raad zelf willen zien overgelaten. Hij verwijst hierom trent naar hetgeen bij de marine plaatsheeft.De voor zitter antwoordt dat, als men de kommissie voor de gas fabriek niet vertrouwthaar bestaan overbodig is en dat de raad niets te maken heeft met de gewoonten der marine waarnaar de heer Hector zoo dikwijls verwijst. De heer Winkelman zegt dat do kommissie omtrent de cokes en teer geheele vrijheid van handelen moet hebben, waarop de heer Hector antwoordt dat alleen open baarheid verlangt. Die openbaarheid bestaat, volgens de opmerking van den heer de Kruijff. De lieer van Uije Pieterse acht verandering te dezen aanzien on mogelijk, vooral omdat met den heer de Leef eene over eenkomst is aangegaan. Overigens vertrouwt hij dat men niet zal twijfelen ol de leden der kommissie stellen alles in het werk om de gasfabriek te doen renderen. De heer Ruysch noemt de beschouwingen van den heer Hec tor tijdroovend. Der kommissie voor de gasfabriek is bij hare benoeming een mandaat van vertrouwen geschon ken, en daar er geene klagten tegen baar zijn ingekomen, behoort dat vertrouwen zij us inziens te blijven voortdu ren. Nogmaals verklaart de heer Hector dat hij alleen openbaarheid door het aankondigen van den verkoop verlangt, maar daarom geen wantrouwen tegen de kommis sie te koesteren. Hij maakt ook van dit punt echter geen voorstel. Ten aanzien der instruktie voor den direkteur der gasfabriek, voornamelijk voor wat betreft de ontvangst der gelden van de gas verbruikers en verdere admini stratie, worden ook door den heer Pot eenige bedenkin gen in het midden gebragt. Deze worden, even als andere van den heer Hector, door den heer Winkelman en andere leden bestreden of wederlegd. De heer Pot verklaart daarmede genoegen te nemen indien men meent dat de administratie op de aangenomene wijze de beste is, terwijl de heer Hector ten slotte de verzekering geeft dat zijne opmerkingen allen strekten tot bevorde ring van een rigtigen gang der zaken en niet met eenige andere bedoeling. De verordening en instruktie zijn ten slotte met alge meene stemmen goedgekeurd. Eene lconcept-verordening voor het houden eener vee markt bij de leden rond geweest en daartegen geene bedenkingen gemaakt zijnde, wordt deze zonder vooraf gaande voorlezing vastgesteld. Mede is goedgekeurd de rekening der leenbank voor 1863. De heer Hector betuigt zijn genoegen dat daarop, ingevolge vroegere aanmerkingen, alles zeer specifiek vermeld is. De voorzitter deelt mede dat burgemeester en wet houders eene verordening hebben opgemaakt voor de benoeming van vaste kommissiën, welke aan het oordeel van den raad wordt onderworpen. Deze verordening- wordt door den beer Winkelman voorgelezen, waaruit blijkt dat er vaste kommissiën zullen bestaan voor den rijweg van Vlissingen naar Middelburg met twee, voor den rijweg van Vlissingen naar Koudekerke met drie voor de gasfabriek met vijf, en voor de fabrïkage mede met vijf leden. Van al deze kommissiën is de burgemees ter voorzitter, die bij ontstentenis door een wethouder wordt vervangen, terwijl iedere kommissie zal handelen overeenkomstig de voor haar vastgestelde instruktie. Op verlangen van verschillende leden is na eenige dis- kussie besloten deze verordening en andere daarmede in verband staande stukken bij de leden ter inzage rond te zenden. Naar aanleiding van het advies van het algemeen arm bestuur is besloten het maximum van den in 1865 te ver- leenen onderstand vast te stellen tot gelijk bedrag als voor het loopende jaar. Aan de orde is de benoeming van een scheikundige tot onderzoek van het brood, in de plaats van wijlen den heer J. Ie Cointre. De voorzitter deelt mede dat behalve het in de vorige zitting ingekomen adres van den heer M. N. Baert, later nog een adres is ontvangen, hetwelk wordt voorgelezen. Het behelst een verzoek van mejuf- vrouw wed. Ie Cointre om die betrekking, welke door wijlen baar man is waargenomen, voor haar op te dragen aan haren provisor den heer T. L. van Kroon, met wiens hulp zij bare affaire voortzet. De voorzitter deelt mede dat die provisor hem persoonlijk onbekend is, doch slechts weinige weken geleden zijn examen heeft afgelegd. De heer van der Hijden wijst op het mogelijke vaneen spoedig vertrek van dien heer. De heer Winkelman wil, in het belang der weduwe, de keuring voorloopig laten verrigten door baren provisor, die thans wel onbe kend is, doch alsdan blijk zat kunnen geven of hij voor die betrekking geschikt is. De voorzitter acht het beter de benoeming voor het loopende jaar aan te houden. De heer van der Hij den meent dat het, tot bevordering van onpartijdigheid, beter ware een vreemde te benoemen b.v.iemand uit Middelburg. De noodzakelijkheid hiervan wordt evenwel niet beaamd. Volgens den heer van Uije Pieterse zal er toch eene benoeming moeten plaats hebben, daar bij keuring een proces-verbaal moet worden opgemaakt en er eene verordening bestaat. De aanstel ling zou z. i. voor een jaar kunnen geschieden. De voorzitter deelt nog mede dat de andere adressant bij hem persoonlijkalszeer bekwaam bekend is.Deheer Ruysch stelt voor de benoeming aan te houdenburgemeester en wethouders kunnen alsdan een onderzoek instellen en eene voordragt aan den raad doen. De heer Winkelman meent dat men gerust de benoeming kan aanhouden, vooral in het belang van mejufvrouw le Cointre, wier provisor alsdan van zijne bekwaamheden zal kunnen doen blijken. Ten slotte is besloten de benoeming voorloopig aan te houden. De voorzitter legt over eene voordragt tot benoeming van een lid van het algemeen armbestuur, waarop zijn geplaatst de heeren dr. J. Hazenberg, aftredend lid, en C. J. Wijs. Tot de benoeming overgegaan zijnde, is dr. Hazenberg met algemeene stemmen herkozen. Naar aanleiding van een vroeger genomen besluit tot aanstelling van nog twee kommiezen bij de plaatselijke belastingen hebben zich, volgens mededeeling des voor zitters, vele sollicitanten aangemeld; eene lijst daarvan is den kontroleur ter hand gesteld die omtrent ieder hunner zyn oordeel heeft medegedeeld en als de meest geschikte heeft aanbevolen J. H. Vergragt, tweede zeil maker bij de marine op het wachtschip te Vlissingen, en L. Ziunekeveld, gepasporteerd onder-officier van Zr. Ms. marine. De her Ruijsch zegt dat hij in de tegenwoordige om-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 5