r 6uitciilanïi. tjanDrlsbmgtm. ••y dat die spreker zich aan overdrijving had schuldig ge maakt, dat in de banier van het liberalisme niet alleen stond bezuiniging en vereenvoudiging, maar ook voor uitgang en ontwikkeling. Het was waar dat de uitgaven waren uitgezet, doch als noodzakelijk gevolg van die ontwikkeling, maar tevens was zucht tot bezuiniging niet te ontkennen. De ünanciële toestand in het. alge meen kon niet ongunstig lieeten, omdat door een zaraen- loop van omstandigheden, de koloniale baten in een enkel jaar niet zoo ruim waren als in liet vroegere jaar. De inkomsten werden door de regering niet alleen niet ingekort, maar namen integendeel allongskens toe, zoo C dat de minister verklaart dat de financiële toestand veel gunstiger is dan zes jaren geleden. Door al het tot stand gebragte zal men meer en meer naderen om evenwigt te krijgen tusschen gewone ontvangsten en gewone uitgaven. Nadat de heeren van Nispen en van Bosse hadden ge repliceerd, behandelde de minister van koloniën de algemeene koloniale politiek. Toen hij den heer van Zuylen had gehoord beving hem een gevoel van meewa righeid. De minister toch is overtuigd dat die heer geen genoegdoening zal vinden in zijn overgang tot de kon- servatieven. Hij trad vervolgens in een breedvoerig betoog dat de liberale koloniale politiek niet anti-natio naal was, hetgeen de jongste verkiezingen duidelijk hebben bewezen. De minister besprak daarna de verschillende grieven tegen de koloniale politiek aangevoerd. De indische komptabiliteitswet en het oost-in dische tarief bewezen dat do regering geen gemeenschap met het parlement vreesde; de suikerregeling prejudicieerde niet op de kultuurwet, terwijl uit het besluit betrekke lijk de benoembaarheid der indische ambtenaren geene verpligting tot benoeming voor de regering volgde. Ten slotte verklaarde dc minister dat de geheele oppositie tegen het koloniaal beleid uit groote woorden bestond door geen enkel feit gestaafd, en dat de grootste eenstem migheid bestoud tusschen het indisch bestuur en het opperbestuur. De regering wil, met het oog op art. 56 en 60 van het regeringsreglement, bedachtzaam een stap voorwaarts doen op den weg van vooruitgang. De heer Rochusscn repliceerde. In de eerste plaats drong hij nader op zijne financiële beschouwingen aan. Hij bleef er bij, dat het een onvoorzigtige greep was op de indische baten te anticiperen, en bestreed vervolgens het koloniaal beleid der regering, naar aanleiding der rede van den minister van koloniën. Hoofdzakelijk drong spreker aan op de kultuurwet en de drukperswet. De verdere diskussie is hierop tot den volgenden dag verdaagd. Algemeen overy.igt. De herkiezing van den president Lincoln blijft steeds de belangrijkste gebeurtenis op het politiek gebied. Beschouwingen omtrent dit feit worden thans in alle binnenlandsche en buitenlandsche dagbladen aangetrof fen, doch deze rusten alle op onderstellingen, welke nadere berigten uit Amerika nog moeten bevestigen. Wij achten het voorzigtiger deze nadere berigten eerst af te wachten alvorens, gelijk sommigen thans beweren, een burgeroorlog in het noorden zelf te voorspellen, of van andere verzekeringen omtrent de amerikaansche aange legenheden de waarschynlyklieid aan te nemen. Een onzer binnenlandsche organen, het Volksblad, beweert dat de heer Lincoln zeker niet met algemeen vertrouwen is verkozen enin strijd met de meeste berigtendater ongeregeldheden bij de verkiezingen hebben plaats ge had. Een „algemeen" vertrouwen, in de ruimste betee- kenis van dit woord, zal de heer Lincoln zelf wel niet verwacht hebben, men weet ook dat, volgens de meening van een beroemd persoon, een staatsman, die het „alge meen" vertrouwen geniet zeer spoedig het oogenblik kan verwachten waarop hij het vertrouwen van niemand meer zal bezitten. De opmerking van het Volksblad wordt voorts gevolgd door deze ontboezeming: „Hoe gelukkig het land waar men geen verkiesbaar hoofd heeft, maar waar men vertrouwen stelt in den nationalen vorst, die met verantwoordelijke ambtenaren het land regeert." Deze orakelspreuk bezit wederom de waarde van vele harer voorgangsters. Gelukkiger is het land alwaar het hoofd des bestuurs het vertrouwen der natie geniet, en dus „nationaal" is, dan waar dit niet het geval is. Niemand zal dit ontken nen, maar hier schijnt de bedoeling te zijn om den „vorst" tegenover den verkozen president eener republiek te stellen. Op den drievoet gezeten spreekt het Volksblad alzoo in een paar regelen een veroordeelend vonnis ov^r den republikeinschen regeringsvorm uit, tenzij het wei- ligt mogt willen beweren dat een „erfelijk" vorst per se „nationaal" moet wezen, hetgeen wij niet durven onder stellen. Wij meenen toch dat het Volksblad niet in ernst zal beweren dat in het algemeen een erfelijk vorst nood zakelijkerwijze meer het algemeen vertrouwen zal genie ten dan de president eener republiek door eene vrije volksstemming gekozen. Ons komt het voor dat dit volk het meest kans heeft van gelukkig te zijn, in den zin welke het Volksblad aan dat woord hier geeft, hetwelk een regeringsvorm bezit die met zijn aard overeenkomt. Wij meenen derhalve dat de konstitutionele monarchie aan de Vereenigde Staten evenmin passen zou als de republiek aanNederland. La patrie, het officieus dagblad der fransche regering, stelt van hare zijde de vraag of de heer Lincoln, thans herkozen, beschouwd moet worden als president der Vereenigde Staten of als president der Noordelijke staten alleen. Het stellen van deze vraag schijnt voor het oogen blik te moeten worden beschouwd als een ballon d'essai der fransche regering om de kwestie eener interventie weder ter sprake te brengen De zuidelij ke staten van Noord-Amerika hebben aan de europesche hoven eene depeche gezonden,; waarin zij verklaren over te leggen een door het kongres der kon federatie uitgevaardigd manifest, waarin de beginselen en gevoelens der Zuidelijke staten worden uiteengezet met eene duidelijkheid, welke alle verdere interpretatie overbodig maakt. Zij vragen daarbij dat niemand zich menge in hunne binnenlandsche aangelegenheden en dat men hen in het rustig bezit laat vau hunne onvervreemd bare regten op leven en vrijheid alsmede om tot hun eigen welzijn werkzaam te wezen. „Men boude, op met ons aan te vallen en de oorlog zal geëindigd zijn. Bestaan er kwestiën waaromtrent onderhandelingen noodzakelijk zijn, dan zijn de Zuidelijke staten steeds geneigd ge weest om in billijkheid met hunne tegenstanders eene schikking te maken." De gemagtigden van bet Zuiden, de heeren Slidell, Mason, Dudley en Mann brengen deze verklaring ter kennisse der europesche staten en wijzen er eindelijk op hoe hunne tegenstanders in den laat- sten tijd den oorlog weder met dubbele woede en met schending der tusschen beschaafde natiën bestaande oorlogswetten hebben gevoerd. De kwestie der hertogdommen maakt steeds de twist appel uit der duitsche dagbladpers. Bij den onwil van Oostenrijk om Pruissen te ondersteunen in zijn eisch tot ontruiming van Holstein door de exekutie-troepen, spreekt men van eene verandering der plannen van den heer von Bismarck. Deze zou namelijk besloten hebben om het hertogdom Holstein aan den hertog Prederik van Augustenburg of een anderen door de bondsvergadering tot vorst verheven pretendent, onder zekere waarborgen, over te laten, om dan de hertogdommen Sleeswij k en Lauenburg ongestoord te kunnen beschouwen en behan delen als het door verovering en afstand verkregen eigendom der geallieerde mogendheden. Het berigt dezer koncessie van den pruissischen minister aan de duitsche staten van den tweeden rang is echter zonder eene nadere bevestiging niet waarschijnlijk. De heer von Bismarck toch is steeds wars van koncessiën, welke hij pleegt te beschouwen als betuigingen van magteloosheid. De door de deensche regering beloofde wijzigingen in de grondwet zijn thans bij de vertegenwoordiging inge diend. De Rigsdag wordt bij dit nieuw konstitutie-ont- werp opgeheven en de staatsligchameu, welke voortaan het bestuur uitoefenen bestaan daarin uit een folkething van 102 leden en een landsthing van 65 leden. Van deze laatste worden 12 door den koning benoemd, 2 verkozen door de bij de grensregeling aan Denemarken toegewezen landstreken en 51 door het overig deel des koniugrijks. Het mandaat der verkozen leden duurt 8 jaren, dat der door den koning benoemde leden 12 jaren. De depeche van den kardinaal-minister Antonelli, waarin dc gevoelens der pausselijke regering omtrent de september-konventie aan den franschen keizer zullen worden medegedeeld, zal naar men uit Parijs verneemt in het begin der volgende week uit Rome aau mgr. Chigi worden afgezonden. Men beweert dat de geruststellende verzekeringen van den minister Drouyn de Lhuys aan dezen vertegenwoordiger van Rome bij het fransche hof gegeven, slechts weinig indruk aau liet pausselijk hof hebben teweeg gebragt. De oud-minister van NapoleonJII, de beerde Persigny, heeft onlangs een brief gerigt aan den heer Emile de Girardin, welke echter door geen enkel dagblad is mede gedeeld. Alleen verneemt men dat de heer de Persigny daarin zekere liberale kleur had aangenomen en de wen- schclijkheid te kennen gegeven van eenige wijziging in de drukpers-wetgeving. Het officieus regeringsorgaan) Le constitutionel, deelt thans mede dat keizer Napoleon aan den heer de Persigny te kennen heeft gegeven dat hij deze handelwijze, zonder zijne voorkennis gedaan, betreurde. De heer de Girardin geeft thans in La presse te ken nen dat, indien de brief van den heer de Persigny geheel was openbaar gemaakt, men zou hebben kunnen opmer ken dat de heer de Persigny zooveel beperkingen heeft gesteld dat zijne woorden in waarheid slechts den wensch naar het behoud der thans vigerende wetsbepalingen te kennen geven. Voortsin het algemeen die wetsbepalingen beschouwende, komt de heer de Girardin weder terug op zijn oud denkbeeld: de magteloosheid der drukpers. „Indien wij eens als waar stellen, hetgeen onze tegen standers ontkennen zegt hij dat de drukpers name lijk wel magteloos is, zou zij dan, gedurende twaalf jaren voor hare zaak strijdende, nog iets minder hebben kunnen uitwerken dan nu?" Indien de vrijheid der drukpers eens mogt tot stand komen, dan moet dit toegeschreven worden aan de door de tegenstanders daar van bedrevene fouten. „Leest de geschiedenis en gij zult opmerken dat alle toeneming der vrijheid het gevolg was van de misslagen der bestaande regering." Men ziet dat de historiestudie den heer Gerardin al tot zonder linge resultaten heeft geleid. In de belgische kamer van afgevaardigden is thans het lang verwacht wetsontwerp ingediend tot wering van bedrog bij de verkiezingen. Behalve eenige bepa lingen omtrent de boete voor diegenen, welke zich onwettig op de kieslijst hebben doen brengen en omtrent de stembiljetten, bevat het ontwerp de volgende voor schriften omtrent de inrigting der zalen voor de verkie zingen bestemd. In deze zal tusschen het bureau en de kiezers eene afscheiding zijn, welke den naar de stem bus gaanden kiezer, zij het dan ook slechts voor eenige oogenblikken aan de oogen en aan den invloed der andere kiezers onttrekt. Tegen het opteekenen van uitgebragte stemmen door vreemden in de zaal is eene boete gesteld van 20 tot 200 franken. Stembiljetten welke niet met dc handzijn geschreven of onnoodige rnerk- teekenen bevatten zullen van onwaarde worden verklaard. Zware geldboete wordt eindelijk voorgesteld tegen hen die door geld, spijzen, dranken of beloften op de kiezers invloed hebben uitgeoefend. Dat dit wetsontwerp aller heftigste debatten zal uitlokken behoeft geen betoog. Gisteren heeft de belgische senaat het beginsel der terugwerkende kracht in het wetsontwerp omtrent de studiebeurzen opgenomen, art. 49, verworpen met 28 tegen 28 stemmen. Volgens het senaatsreglement zal omtrent dit artikel echter nog eene tweede stemming moeten geschieden. Heden zou de stemming plaats hebben over het wetsontwerp in zijn geheel. Gelijk men weet hebben in Spanje op 22 november de verkiezingen plaats gehad voor de kamer van afgevaar digden. Voor zoo ver de uitslag daarvan thans bekend is geworden behooren van de 240 verkozen leden, twee honderd tot de ministeriële partij en veertig tot de oppo sitie. Te Madrid, alwaar zes afgevaardigden moesten gekozen worden werden vijf tot de ministeriëlen behoo- reude personen en een tot de oppositie behoorende ge kozen. Te Konstantinopel is thans het door de regering vast gesteld budget bekend geworden. Dit sluit met een deficit van 37 millioen, hetwelk zal gedekt worden door bezuinigingsmaatregelen van de departementen van oorlog en marine. Middelburg, 25 november. In de heden door de Ne- derlandsche handelmaatschappij te Amsterdam gehouden suikerveiling werd bruin fl\ boven taxatie, wit tot de in september besteedde prijzen verkocht. Goede kwali teit zeer gezocht. «xraaiuuai'klCH enz. Amsterdam 25 november. Tarwe en gerst onveranderd. Raapolie op zes weken/'41. Lijnolie op zes weken 36^. Üostuuug 23 november. Bij zeer ruimen aanvoer van granen bestoud daarvoor redelijke vraag, doch konden die vorige prijzen niet opbrengen; zelfs de puike kwali teiten moest men 20 tot 30 cent lager afgeven. Alleen drooge paardenboonen werden omtrent als voren betaald. Men kocht jarige en tweejarige tarwe ƒ8 a ƒ8,40. Puike nieuwe, gemeenere en blaauwe ƒ7 a 7,50. Nieuwe zeeuwsche rogge 5 a/ 5,50. Nieuwe wintergerst ƒ4,70 a 5,10. Dito zomergerst 4,50 a ƒ4,80. Haver 2,35 a 3,25. Paardenboonen ƒ5,50 a ƒ6. Groene erwten/ 6 a 7,25. Middelburg 24 november. Uit onze naburige eilanden was de aanvoer niet groot, doch uit Walcheren was er vrij wat ter veil. Jarige walchersche tarwe werd matig aan vorigen weekprijs gekocht. Nieuwe dito weinig ge veild en echter ruim genoeg voor de bestaande vraag, koopers waren daarvoor laag gestemd. Rogge nagenoeg zonder handel. Gerst meer aan, minder begeerd en lager verkocht. Walchersche wittebooneu algemeen begeerd en zijn aan vorige weekprijzen gekocht.. Dito briiincboo- nen met weinig handel in een doen. Dito paardenboonen weinig getoond en 10 cent lager gekocht. Dito groene erwten hadden genegen koopers aan 25 en 40 cent iager. Koolzaadpa-reTtfcnvyan de zolders ter veil, men hield dat op vorigen^wcekpijj^v doch bleef zonder handel. Men kocht pu/keiW'e^'aee u w s c h e tarwe 7,75, gewoue /7,2fc^'Wêera)\f|^W^Rihersche dito hield uien op/8,50.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 3