IV0- 183. Donderdag 18f>4. AT nsr 17 November. Editie yan woensdag avond 8 ure. Niddelbur? november. In do memorie van beantwoording van het verslag der tweede kamer betrekkelijk de begrooting voor binnen- landsche zaken, lezen we ten aanzien der kalamiteuse polders het volgende Bij de memorie van antwoord op het voorloopig ver slag betrekkelijk het wetsvoorstel tot verhooging van het Vde hoofdstuk voor 1804 heeft de minister reeds medegedeeld, dat hij zich in de verwachting eener voor goedkeuring vatbare regeling van de zaak der kalami teuse polders teleurgesteld zag. Daarbij zijn het besluit der staten van Zeeland van 29 mei 1863 en het koninklijk besluit van 23 september 1864, no. 33, als bijlagen over gelegd. De briefwisseling tnsschen de regering en gedepu teerde staten is in haar geheel opgenomen in de notulen van de buitengewone vergadering der staten van mei 1863, en in de gedrukte mededeeling door gedeputeerde staten aan de staten in hunne tegenwoordige winterver gadering gedaan. Omtrent de uitkomsten der jongste taxatie van gron den in de kalamiteuse polders gelieve men de mededee- lingcn in het vorig jaar in de memorie van antwoord gedaan en de bijlagen II en III bij die memorie overge legd, te raadplegen. Men weet nu ook, dat aan gedepu teerde staten van Zeeland, namens den koning, is te kennen gegeven, dat, wanneer het tegenwoordig reglement van kracht blijft, en alzoo ook voor 1865 het bedrag der dijkgeschoten bij koninklijk besluit moet bepaald worden, dit bedrag vermeerderd en dien ten gevolge het rijks subsidie zal verminderd u-orden met betgeen bet djkge- schot thans te laag is. Zou, vraagt men, de nieuwe regeling ook van invloed zijn op de bijdragen, onder den naam van „subsidie voor de kalamiteuse polders", van de achterliggende polders gevorderd'? Uit het besluit der staten van 29 mei 1863 zal men zien, dat het bestendigen dier bijdragen in hunne bedoeling lag. 9, sub c, schreef de zelfde bijdrage voor de drie liniën der achterliggende polders voor, als art. 8 van liet tegenwoordig reglement. Men ziet uit dit besluit tevens, dat de meening der staten niet was, het geen volgens een der leden wensehelijlc ware, de ver hooging der bijdrage tot vermindering van het subsidie der achterliggende polders te doen strekken. Ten bewijze van bet drukkende van dien last, beroept men zich in het verslag op het voorbeeld van den polder de Breede Watering bewesten Yerseke,die thans jaarlijks 1' 15.000 als subsidie moet bijdragen, terwijl hij zich over eene lengte van 14000 el tegen de Oostor- en "Wester- Schelde te verdedigen heeft, en daarin niet kan voorzien dan door hooge dij kgeschotc-n. Hieromtrent zij opgemerkt, dat het totale cijfer van den aanslag, die voor deze watering 1,70 per bunder bedraagt, evenredig is aan de uitgestrektheid van den aangeslagene, en dat de lengte der waterkeering niet wel als maatstaf van de hoogte der lasten te beschouwen is, daar de verdediging eener groote lengte in den regel, even als bij deze watering, door eene groote uitgestrekt heid land wordt bekostigd, cn dc kosten van verdedi ging afhangen van de meer of min gunstige ligging, zoo dat eeue onbeduidende lengte soms aanzienlijke uitga ven, eene veel grootere daarentegen weinig vordert. Ook is het bekend dat, volgens art. 8 van het polder reglement, gecne bijdrage voor de kalamiteuse polders verschuldigd is door een polder die voor eigen onder houd'de helft zijner opbrengst behoeft, of, wanneer die helft daartoe niet wordt vereischt, dan toch gcene hoo- gerc bijdrage dan met de eigen onderhoudskosten te zamen die helft uitmaken, zoo dat voor de watering de zekerheid bestaat, dat haar aanslag van/1,70 per bunder of voor kwijtschelding, óf voor vermindering vatbaar is. In 1818 en vervolgens, na dc kalamiteusverklaring van den Wilhelminapoldcr, is er eene briefwisseling gevoerd over den aanslag der Breede Watering, die, ofschoon reeds aan drie andere kalamiteuse polders grenzende, nogtans tot dien tijd in de 2e linie was aangeslagen. Die briefwisseling eindigde met de beschikking van den minister van binnenlandsche zaken en waterstaat dd. 11 februari) 1820, no. 14 W, waarbij de Breede Watering in de le linie werd gerangschikt. Dit geschiedde nadat de minister verklaard had, haarVaiet én de 2e linie tekuunen laten, daar hij zich door de bestaande voorschriften gebonden rekende, en de bedenking, dat de watering zeer veel tot eigen behoud moest afdragen, daartegen niet. mogt laten gelden, vermits het polderreglement ook te dien aanzien voorschriften bevatte. Het dijksbestuur zelf was dan ook overtuigd van de noodzakelijkheid van den maatregel, en verklaarde in den aanslag te zullen berusten. Zonder te willen beslissen in hoe ver het dijk- geschot der Breede Watering hoog mag worden genoemd, haalt de minister aan, dat het in de jongst verloopen jaren 8 en 8,50 per bunder bedroeg, en in dit jaar, ten gevolge van buitengewone uitgaven, op 10 is gesteld. Is de huurwaarde der landen in de watering tot dusver onbekend, die in de kalamiteuse polders van Zuid-Beveland is, na de schatting, gebleken van ongeveer ƒ30 tot ruim ƒ45 zuiver per bunder te bedragen. Hieruit zal eenigzius kunnen worden nagegaan, in hoe ver voor de buitengewone uitgaven geldleeningen van ƒ30.000 en 38.000 al dan niet noodzakelijk of onvermijdelijk waren. Het geschot der watering wordt over 8.904 bun ders omgeslagen. In hoe ver de watering gezegd kunne worden voor een betrekkelijk zeer klein deel van haren omtrek aan vier kalamiteuse polders (Wilhelmina, Molen, Kruiningen en Willem-Anna) te grenzen, leert een blik op de kaart. Bedriegt men zich niet, dan is die omtrek voor 's hands i op 12.000 el te stellen. Dat de watering bij het behoud dier polders geen liet minste ifc-h.rfg heefr, schijnt min juist. Ook te dien aanzien heeft men slechts de kaart in 1 te zien. „Benige leden wenschten ook inlichting omtrent de heffing der provinciale opcenten ten behoeve derkalami- j teuse polders, welke heffing, ofschoon raoeijelijk met. de grondwettige voorschriften overeen te brengen, door de j regering scheen te worden goedgekeurd." Zoo als ook uit de noot op dit. gedeelte van het ver slag blijkt, was men bij het maken dier aanmerking nog niet bekend met de inlichting in de memorie van aut- woord omtrent de wet tot. verhooging van hoofdstuk Y voor 1864 gegeven, waar gezegd is, dat ook de heffing der provinciale opcenten in het vervolg niet wel langer j buiten de wet zal kunnen geschieden. Daartoe zijn ook de brieven van den minister betrekkelijk van 14januarij I 1863 (bladz. 26, bijlagen der notulen van de staten van I mei 1863) cn van 27 september 1864 (bladz. 2 der gedrukte mededeeling van gedeputeerde staten aan de provinciale staten in hunne jongste vergadering gedaan). Met de verstrekking van ƒ20.000 aan Walcheren wordt denkelijk de uitkecring bedoeld aan dat waterschap van I de in Walcheren ten behoeve der kalamiteuse polders betaalde opeenten op de direkte belastingen, ten bedrage van ruim f 16.000. Die uitkecring is een uitvloeisel van j art 96 van het reglement van 28 december 1811, besten- digd in art. 58 van het tegenwoordige polderreglement. Sedert 1847 geniet het eiland Walcheren, nevens die uitkecring, geene ondersteuning van het rijk, zoo als al j de overige eilanden dezer provincie, j Eindelijk wensehte men te vernemen, of reeds aan de i gedeputeerde staten de door den minister toegestaue opening van zaken omtrent het beheer van het fonds i voor de kalamiteuse polders was geschied, en of'er tegen de openbaarmaking of althans mededeeling dier openiug aan de kamer bezwaar bestond. j Uit dc meermalen aangehaalde notulen, alsmede uit. de jaarverslagen der gedeputeerde staten aan de provinciale j staten in 1863 cn 1864, zal men kunnen ontwaren, dat i ouderscheidene qphrifturen aan gedeputeerde saten, en door deze weder aan de staten zijn medegedeeld, zoo dat j zij eene zekere mate van openbaarheid hebben verkregen, wat inzonderheid van hetgeen in de jaarverslagen J voorkomt kan worden gezegd, daar deze o. a. aan al de gemeentebesturen verzonden en algemeen verkrijgbaar i gesteld worden. Met verwijzing naar de ter griffie neergelegde korres- pondentie en naar vroegere mededeeling zou de minister niet weten, welke nadere opening hij aan de kamer zou hebben te doen. Verlangt men echter meer dan men heeft, de minister zal gaarne, zoover hij daartoe in staat is, meer geven. Het amerikaausch oorlogschip „Sacrameuto" is heden morgen van Ylissingen naar zee vertrokken. Uit Zuid-Beveland schrijft men ons: „Het maken der spoorbaan op dit eiland, dat ouder anderen ook dezen zomer, zoo als ik u vroeger mede deelde, in Kapelle is aangevangen, is daar aanmerkelijk gevorderd, en strekt zich thans van Dij kwel tot aan den Breedenweg in Scliore uit. Het haltegebouw te Kapelle is uitwendig zoo goed als voltooid. Dagelijks worden de werkzaamheden a an een cn ander voortgezet." *Op de gisteren te Goes gehouden veemarkt wai en 200 stuks hoornvee aangebragt, waaronder veel jong en mager goed, dat niet dan tegen lage prijzen van de hand kon worden gezet; de vette beesten bleven hooge prijzen gelden. Naar men verneemt, wordt Z. M. de koning aanstaanden maandag van het Loo in de residentie terug verwacht. Z. M. de koning heeft bewilliging verleend op de akte van oprigting der naamlooze vennootschap: De neder- landsclie beyersch-bier-brotiwerij, te vestigen te Am- j sterdam. Vrijdag werd te Amsterdam, volgens art. 42 der statu - I ten, eene tweede algemeene vergadering van aandeel- J houders der Nedcrlandsche credit- en deposito-bank j gehouden, waarop vertegenwoordigd waren 25.795 aaa- l doelen, ten einde over de voorgestelde wijzigingen in de j statuten te beraadslagen. Zij werden met algemeene stemmen aangenomen en betroffen voornamelijk de ver- grooting van het kapitaal op een nader tebetalen tijdstip, de vermeerdering van het nominaal bedrag der aandeelen I en de uitbreiding van den werkkring van het bestuur. Het kollegie van kommissarissen zal vervangen worden I door een raad van bestuur, te Amsterdam gevestigd, aan I wien het bestuur der bank wordt opgedragen, terwijl het dngelijksch beheer wordt uitgeoefend door drie divek- teuren. De zamenstelling van den raad vau bestuur werd door de vergadering opgedragen aan het tegenwoordige bestuur en kommissarissen, terwijl het bestuur tevens j werd belast het ontwerp der gewijzigde statuten aan den i koning ter goedkeuring te onderwerpen, en verder al j datgene te verrigten wat tot het in werking treden der i nieuwe statuten noodig mogt. zijn. Kerknieuws. Maandag avond heeft de breede kerkeraad der nedcr- duitsche hervormde gemeente te Zwolle, ter vervanging van den voormaligen predikant G. J. van Rijn, een drietal van predikanten opgemaakt, bestaande uit de liccren 1 II. C. Bervoets, te Hattem, dr.G. II. Lamers, te Sclierpen- zeel, en dr. F. W. Merens, te Ylissingen. i Dealgcmeene kerkeraad der ncderduitseh hervormde j gemeente te Amsterdam heeft, ter vervulling der va fea ture ontstaan door het overlijden van don heer ,1. Stroeve, het volgende alfabetisch gestelde zestal van predikanten opgemaakt: de heeren dr. W.B. J. van Evk, te Deventer: B. ter Haar Bz., te Nijmegen; 1\ II. Hugenholtz jr., te Leeuwarden; J. Posthumus Meyjes, te Groningen; div F. Rauweuhof, te Rotterdam, en J. Romcny, te Leeuw arden. Onderwijs. Vrijdag heeft de gemeenteraad van Nijmegen tot docent in de nieuwe talen aan het gymnasium benoemd dr. C. W. Volcke, conrector aan het gymnasium te Zierikzee. .VSarine en leger. Volgens een schrijven van Sheer ness was Zr. Ms. stoom schip Adolf hertog van Nassau jl. donderdag uit liet dok

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 1