MIDDELBURGSCHE COURANT. Dingsdag 15 November. 1864. N°- 182. Editie van maandag avond 8 ure. Middelburg 14 november. Het wetsontwerp, houdende goedkeuring der overeen komst betreffende de goederen van het voormalig kloos ter van St. Agatbh, is heden Üoor de tweede kamer met 34 tegen 30 stemmen verworpen. Door de kamer van koophandel en fabrieken alhier is ontvangen en ligt voor belanghebbenden ter inzage het verslag omtrent den handelen de scheepvaart vanGroot- Brittanje, over de maand en de acht maanden, geëin digd 31 augustus 1864. Bij gelegenheid van .de zaturdag t.e Rotterdam gehou den jaarlijjymhe vergadering der aandeelhouders in den Wilhelminap'older, in de provincie Zeeland gelegen, doch waarvan het hoofdbestuur te Rotterdam gevestigd is, mogt de tegenwoordige direkteur, de heer I. G. J. van den Bosch, zijne vijftigjarige betrekking tot dien polder herdenken, terwijl hij tevens, op dit voor hem zoo gewig- tig tijdstip, zijn ontslag nam als direkteur en medelid van het hoofdbestuur, in welke betrekkingen hij wordt opge volgd door zijn zoon, den heer G. J. van den Bosch. Noemen we zulk een terugblik op de loopbaan eener halve eeuw steeds een gewigtig oogenblik, inzonderheid is dit alsdan het geval ten opzigte van den man, die aldaar in het landbouwbedrijf en andere zaken, vroeger in verschillende betrekkingen en sedert 1836 als direk teur, werkzaam is geweest en zich daarvan een naam heeft verworven, die niet slechts allerwege hier te lande, maar evenzeer in het buitenland hoog staat aangeschre ven, een naam, waarbij de Wilhelminapolder menig maal door landgenoot en vreemdeling wordt aangehaald als een krachtig bewijs van hetgeen in Nederland op landbouwkundig gebied kan worden gedaan en werkelijk wordt tot stand gebragt. De gezamenlijke aandeelhou ders, hiervan doordrongen, meenden hem bij deze gele genheid een waardig blijk te moeten geven van hunne hoogachting en toegenegenheid, hetwelk hem dan ook in deze bijeenkomst ter gedachtenis werd aangeboden. Dit geschenk bestaat in een zilveren ornamentstuk, tevens geschikt tot pièee de milieu, in griekschen stijl, ter hoogte van 77 op een diameter van 38 ned. duimen, rustende op een ebbenhouten voetstuk. Het ensemble is eene symbolische voorstelling van den veldarbeid met den veestapel, het herdersbedrijf en verderen omvang der landhuishoudkundige werkzaamheden. Het bene denste gedeelte vertoont een breed uitgewerkt arrange ment in gedreven zilver, voorstellende een stuk grond, gedeeltelijk weiland, gegroepeerd met verschillende figu ren, zinspelende op den nederlandschen veestapel. Aan de voorzijde is dit omzet met een wijd zilveren schild, ten opschrift dragende: „Eigenaars van den Wilhelmina polder aan den heer I. G. J. van den Bosch,het een en ander gedekt door gebloemte, los en bevallig opgewerkt tusschen den herderhoed, staf, fluit, schop, tambourin, sikkel en hark, als attributen van den herderstand, graan- en hooibouw. Te midden van dit zinrijk onderwerp ver rijst een breede zuil, omslingerd met een gedreven zilve ren band, bevattende de jaartallen 18141864, en aan de voorzijde prijkende met den handploeg, dorschvlegel, benevens een korenschoof en verdere zinnebeelden van den veldoogst, aan de achterzijde afgewisseld met een stoomploeg-model, als symbool van den vooruitgang des landbouws ten opzigte der nieuwere werktuigen. Uit dien groep verheft zich het voetstuk eener vaas, ter wijdte van 32 ned. duimen, geschikt tot een arrangement van fruit, waaruit zich, als kroon van het geheel, een smaakvol gevormde bloemen- en ananasbeker verheft." De gemeenteraad van Utrecht heeft besloten tot het aangaan eener geldleening, ten bedrage van ƒ200,000 a 44 pet. De belangstelling waarmede de verslagen van de ten vorigen jare te Leiden gehouden voorlezingen, naar ons van onderscheidene zijden gebleken is, door zeer vele onzer lezers zijn gevolgd, heeft ons genoopt onzen kor- respondent uit te noodigen, ons ook van de in dezen winter te houden voordragtcn telkens een overzigt te doen toekomen. Het doet ons genoegen heden het eerste verslag van zijn zoo zei;^ bevoegde hand te kunnen opnemen. „Weder zoo schrijft hij ons hebben de hoog leeraren Kuenen en Rauwenhoff, en de predikanten Maronier, Scheffer, van Gorkom, en Hagen zich aangegord om een reeks van voorlezingen te houden in het remon- strantsche kerkgebouw, ten einde voor allen die er belang in stellen, de beginselen en bedoelingen der zoogenaamd nieuwere theologie, met helderheid in het licht te stellen. „Dr. van Gorkom opende 11. vrijdag de rij dier sprekers, en hield gedurende een groot uur de talrijk opgekomen hoorders op zeer onderhoudende wijze bezig over: „de bijbelsche natuurbeschouwing." Na eerst op het groot verschil tusschen de beide scheppingsverhalen op de eerste bladzijden des bijbels te hebben gewezen, en te hebben aangetoond welke zonderlinge begrippen over 't geheel de bijbelschrijvers zich vormden van aarde, hemel enz., nl. van de eerste als van een groot plat vlak, waarboven de hemel boogsgewijs zich welfde, terwijl onder de aarde zich de hel of het doodenrijk bevond, zoo dat het geheel, even als bij de middeleeuwsche mysteriespelen, drie verdiepingen vormde (in de bovenste waarvan men zich den zetel van het Opperwezen en tevens de sehatkaineren van regen, sneeuw, hagel enz. dacht), gaf hij in de tweede plaats een helder overzigt van de ontwikkeling der natuurwetenschappen en van de gansch andere resultaten, waartoe- deze, siuts de dagen van Copernicus en Galilëi reeds, maar vooral door den verba- zenden vooruitgang van astronomie, geologie, chemie, botanie enz., in den nieuweren tijd hebben geleid. Een geheel andere voorstelling van het heelal, van de aarde, een stipje slechts in dat raateloos ruim, van de vorming onzer planeet, haar oudste bewoners (blijkens de naspo ringen der geologie in een tijd, niet 6000,maar millioenen jaren geleden, geleefd hebbende) en zoo veel meer nog is van die wetenschap het onvermijdelijk gevolg geweest. „Hoe hebben nu de theologen het hiermee gesteld? Van overoude tijden afhebben de mannen der kerk die der wetenschap met eenigzins schele oogen aangezien. Hypatia werd door de monniken van Alexandrië ver scheurd, Galileï door de kerk tot herroeping gedwongen. De hervormers, Luther en Mehmchton, waren zelve, wat hun kennis van de natuur betreft, te veel kinderen van hun tijd, om in dat opzigt aanstoot te geven en ge loofden met hart en ziel aan het bestaan van duivelen en booze geesten. Hoe verder de kerk gedurende de 16e en 17e eeuw aan de natuurwetenschap haar hulde heeft gebragt, blijkt voldoende uit de menigte heksen processen, auto-dafé's enz.; gul was zij met de pijn bank. Te Genève verloren binnen één jaar tijds 500 ongelukkigen, van tooverij verdacht, op hare instigatie het leven. Met de achttiende eeuw eerst daagde het licht, 't Bleek meer en meer en degroote Lessing toonde zich hierin vooral een man des „Fortschritts" dat de na tuurbeschouwing des bijbels en die der wetenschap niet meer konden zamengaan. Toch 't was in de rationa listische periode liet de kerk niet los en wendde nog krampachtige pogingen aan om ze te verzoenen. De bijbel zelf werd toen op de pijnbank gelegdzijn uit spraken zóólang verwrongen en gesjord tot dat zij ten naastenbij zeiden wat de heeren wilden Alles te vergeefs! de breuk werd onvermijdelijk! Aan geen heelen valt meer te denkeu. Zóó begrijpen het, en teregt, de mannen der nieuwere wetenschap. Zij hebben een afkeer van al dat geknoei. Eerlijk erkennen zij dat de natuurbeschouwing van den bijbel, de begrip pen daarin voorgedragen omtrent de wereldschepping, omtrent hemel, aarde, hel, duivelen en booze geesten, omtrent een „iiberweltlichen" God, die „ingrijpt" en won deren doet niet meer de onze kan zijn. Ronduit ge zegd: dus sprak van Gorkom gelooft in zijn hart „niemand" er meer aanwant zelfs zij die met de meeste hardnekkigheid nog voor wondergeloof strijden, ver wachten in het „dagelijksch leven" toch alles van „bere keningen wetenschap." Het modern bewustzijn gluurt overal door de scheuren en gaten van het verouderde kerkgeloof heen. Zijn er die zich beducht maken dat de poëzie op die wijze verloren gaat?... De poëzie, niet minder dan de vroomheid, zetelt in het hart. Natuur studie zal niemand onpoëtisch maken, die niet van nature dit reeds is. Voorts riep spreker ten slotte, in. i. teregt, met nadruk allen die „in naam" en „op ge zag" van den bijbel de moderne opvatting nog steeds wraken of haar verdacht pogen te maken, tot de orde, door hen onder 'toog te brengen, dat zij eerlijkheids halve verpligt zijn, om óf de gausche bybelsche natuur beschouwing, onveranderd, zonder de minste restriktie, als de hunne te erkennen, niet van poëzie te spreken, waar de bijbelschrijvers 't blijkbaar in vónen ernst heb ben gemeend, maar te gelooven „al" wat de bijbel gelooft, óf, niet langer dan ook achter dat rekbaar woord „bij- belsch" geloof, zich te verschansen, om van daar uit de nieuwere rigting op oneerlijken trant te bestoken en alzoo zelve als „bijbelsche" mannen bij de gemeente in goeden, reuk te blij ven. „Alsgerucht is mij ter oore gekomen dat de predikan ten Gunning uit 's Hage en Chantepie de la Saussaye uit Rotterdam hier mede, gedurende den winter, eenige voorlezingen zullen houden, natuurlijk in geheel tegen- overgesteldeu geest dan dien der leidsche heeren." EScnoeitningen en besluiten. ridderorden. Benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen leeuw de heer A. Meuricoffre, neder - landsck konsul-generaal te Napels. konsudaten. Op verzoek eervol ontslag verleend aan den heer Thomas Wheelock, als nederlandscli konsul in Peru, en in zijne plaats benoemd de heer Charles Hul- senbeck, residerende te Lima. Benoemd tot konsul te Elseneur en ressort de heer K. Gad. Kerknieuws. In de gisteren morgen gehouden godsdienstoefening der hervormde gemeente te VlissiDgen, heeft dr. W. Astro aan de gemeente bekend gemaakt dat hij voor het beroep naar Delft heeft bedankt. De heer G. J. Gobius du Sart, predikant bij de hervormde gemeente te Arnemuiden, heeft voor het beroep naar Streefkerk bedankt. Aan een partikulieren brief uit Parijs is het vol gende ontleend: „De predikant Athanase Coquerel, zoon, heeft vergunning gevraagd om te Parijs voordragten te houden over de gewijde geschriften, doch zij is hem op nieuw geweigerd. Daarentegen is hij toegelaten tot het prediken in de kerken van den Elsas en in het zuiden van Frankrijk. Vijf zijner aldaar gehoudene leerredenen zijn in het licht verschenen. (Amst. cour.) Marine en leger. Zr. Ms. korvet Pallas zal morgen bij gunstig weder uit het dok naar de reede vertrekken. De etat-major bestaat uitkapitein-luitenant ter zeeW.C. Klis, kommandant, luitenant ter zee le klasse C. A. E. Fauclieij, le officier; 2e klasse W. M. Visser, F.H.Coblijn, P. Crans; adelborsten le klasse H. van den Pauvert, C. Vreedc, I.V.Wierdsma,L. Voete, II. J. F. Mirandolle, J. H. Mijer, W. G. van Nes, R. C. A. L. Jansen, D. Hordijk, F. W. C. Ledeboer, N. J. Brunger en J. P. Lubbe Bakker officier van gezondheid 2e klasse H. C. Steenbergen officier van administratie 2e klasse A. J. Looijen, en den scheepsklerk M. C. Hazenberg. De etat-major van Zr. Ms. korvet Prins Maurits der Nederlanden, welke den 15 dezer van Vlissingen zal vertrekken, is zamengesteld als volgt: kapitein-luitenant ter zee, kommandant C. L. J. d'Hamecourt; le officier luitenant ter 'zee le klasse A. N. L. Koopsluitenants 1 ter zee 2e klasse W. L. A. Gericke, C. F. T. van Woel- deren, C. J. Marinkelle, H. C. Jutta; adelborsten le klasse S. H. Binkes, A. G. Ellis, M. C. van Doorn, A. Werumeus Buning, I. Lagaaij, S. T. Land, J. J. de Bruyne, H.Vreedeu- burg, J. D. A.Ncderburgb, II. F. Verheggeu,H. J. J.Kempe,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 1