Cuiitenlanïr. vorige jaar een moord heeft gepleegd op Emma Jackson. Op dien dag was namelijk de genoemde Emma Jackson, in gezelschap van een vreemdeling, des voormiddags ten 9 ure in een logement in de George-street te Londen aangekomen. Na aldaar terstond eene vrije kamer te hebben genomen, hadden zij tot in den namiddag niets van zich laten hooren. Een der dienstmeiden in het loge ment, daarover hare verwondering te kennen gevende, besloot alstoen de kamerdeur te openen en wanneer zij haren nieuwsgierigen blik had laten rondgaan, eenvou dig te zeggen dat zij louter bij vergissing het vertrek was binnen gestapt. Met dit voornemen de deur geopend hebbende, snelde zij doodelijk verschrikt terug, daar zij Emma Jackson op eene gruwelijke wijze vermoord op het bed zag liggen, terwijl men overigens wel kon zien dat bij de misdaad een wanhopige strijd moest hebben plaats gehad. Het vreemdste was dat geen der huisge- nooten in al dien tijd eenig onraad had bemerkt en dat de vreemdeling verdwenen was, zonder eenig spoor achter te laten. Den volgenden dag was een onbekende in een uitdragerswinkel bij Stratford gekomen, alwaar hij een overhemd had gekocht, en wel omdat het zijne geheel met bloed was bevlekt. De beschrijving van dien persoon, door den uitdrager gegeven, kwam volkomen overeen met het signalement, hetwelk door de bedoelde dienstmeid bij de policie werd ingediend. Volgens die beide beschrijvingen nu moet hij een lang schraal man zijn geweest, met donkere bakkebaarden; doch bij nader onderzoek is vooreerst gebleken dat Muller nooit bakke baarden had gedragen en dat hij ook veel korter van gestalte was dan de voortvlugtige dader. Nu is 't wel waar, dat overigens het signalement bijzonder veel op dat van Muller gelijkt en dat Muller ook op dat oogen- blik te Londen was, maar de uitdrager en de diensmeid hebben hem thans beiden gezien, en naar hunne verkla ring is hij een geheel ander man dan de vermoedelijke moordenaar van Emma Jackson, zoo dat het gerucht als of Muller die dader zou zijn, reeds daardoor genoegzaam wordt tegengesproken. Overigens houdt het publiek te Londen zich steeds meer en meer met zijne zaak bezig. De „German legal protection society" is nog steeds ijverig in de weer met het opsporen van bewijzen om den minis ter van binnenlandsche zaken te bewegen de voltrekking van de doodstraf vooreerst uit te stellen. The times, Daily news en Morning post laten zich zeer ongunstig ten opzigte van de genoemde maatschappij uit en ver klaren dat zij zeer kwalijk handelt, met den veroordeelde eene valsche hoop in te boezemen en hem dus te verhin deren den korten tijd dien hij nog te leven heeft, aan berouw en boetedoening te wijen. Hij blijft, naar men verneemt, steeds even bedaard. Hij eet, drinkt en slaapt als gewoonlijk, en brengt overigens zijn tijd door met godsdienstige lektuur. Voor den lord-mayor te Londen verschenen zatur- dag twee heeren, de een direkteur, de ander sekretaris der Unity-bank, beiden beschuldigd van eene valsche balans der bank in omloop te hebben gebragt, tot het konstateren van een gunstigen staat dezer bank, met een batig saldo van 2.255 p. st., terwijl er daarentegen een deficit van 183.000 p. st. bestond. Bij onderzoek is ge bleken, dat de uitgaven tot dekking van eenige voorloo- pige kosten 32.000 p. st. hadden bedragen, waaronder 591 p. st. voor een diner in de London-Tavern, en eene som van 11.000 p. st., die aan een der oprigters was ter hand gesteld. Naar het schijnt hadden zij met die val sche opgaven ten doel gehad, om langs dien weg een gunstig denkbeeld van hunne werkzaamheden te geven, en te beproeven of zij niet eenige reputatie zouden maken als uitmuntende financiers. Men verhaalt de volgende anekdote: Het pruissi- sche goevernemeut had tijdens den deenschen oorlog bij den heer Arnaud, een aanzienlijk scheepsbouwmeester te Bordeaux, twee oorlogschepen besteld. Toen de tijd van betalen kwam, was de oorlog geëindigd en Pruissen zoo slecht bij kas, dat het niet betalen kon. De heer Arnaud heeft toen den heer von Bismarck zeiven, bij diens doorreis te Bordeaux, om betaling aangesproken, maar zonder gevolg. Hij is nu naar Berlijn vertrokken om den onwilligen betaler tot voldoening zijner rekening aan te manen. Jan Spruyt van Opstall, vroeger wachtmeester in nederlandsche dienst bij het regement dragonders, werd in 1857 wegens het vervaardigen van valsche wissels tot 7jarige tuchthuisstraf veroordeeld. In 1862 werd hij, als Dubois, kolonel in nederlandsche dienst, wegens het opligten van den bankier Feuchtwanger te Munchen door middel van eene vervalschte pensioensakte, tot öjarige tuchthuisstraf veroordeeld, waarvoor hij thans nog te Plaffenburg gevangen zit. Uit verschillende infor- matiën schijnt te blijken, dat Europa te klein was voor dezen meester in de opligterij: dat hij, vermoedelijk onder den naam van Duplessis, in de zuid-afrikaansche republiek Pretoria eene voorname rol had gespeeld en dat hij van daar verbannen en vogelvrij verklaard was. Hij kwam toen te Antwerpen onder den naam van Bour geon de Pretoria en deed zich voor als gemagtigde van de pretoriaansche regering om 600,000 morgen land te verkoopen, door welken verkoop hij de scheepreeders Steinmann en Co. voor eene aanzienlijke som bedroog. De prijs dezer landerijen was dan ook buitengewoon goedkoop en bedroeg slechts 250 pond sterling voor de 3000 morgen; de betaling was ook zeer gemakkelijk gesteld, aangezien de eerste termijn a kontant slechts 25 pond sterling bedroeg, terwijl de tweede termijn van 25 pond sterling eerst zes maanden daarna en het overige weder twaalf maanden later behoefde te worden gestort. Het koopkontrakt was voorzien met een zegel met het omschrift „zuid-afrikaansche republiek" en met een wapen, voorstellende een leeuw, waaronder het echt- republiekeinsche motto: „Vox populi, suprema lex." Voor den kooper was bet,zeer ongelukkig, dat die lan derijen nergens te vinden waren, tenzij op den bodem der zee, waar hij ze waarschijnlijk nog niet heeft doen opzoeken. „Kolonel Duplessis," „baron van Rheeden," „van der Linden," „luitenant-kolonel Duvinage," „von Vanistall" enz., of liever Jan Spruyt van Opstall is thans 68 jaar. Wanneer zijne straf op Plaffenburg is verloo- pen, wordt hij vooreerst uitgeleverd aan Hannover, om daar 5 jaren in het tuchthuis rust te genieten, en vervol gens nog even te Keulen aan te leggen, waar hem weder voor eenige jaren rust is toegedacht. Therniometerstand 7 nov. 's av. 11 u. 31 gr. 8 'smorg. 7 u. 30 gr.'s midd. 1 u. 42 gr. 's av. 11 u. 41 gr. 9 's morg. 7 u. 35 's midd. 1 u. 40 gr. Staten generaal. TWEEDE KAMER. Memorie van antwoord. Begrooting van uitgaven voor den aanleg van staatsspoorwegen, dienst 1865. Bij den aankoop der gronden voor den aanleg van het kanaal in Zuid-Beveland is op de noodige ruimte gere kend om, wanneer de behoefte blijktschutkolken en schutsluizen voor de kleine scheepvaart naast de groote sluizen te kunnen leggen. Het scheen niet raadzaam de voor den bouw der kleine sluizen niet onaanzienlijke uitgaven te doen vóór dat dé ondervinding geleerd hebbe dat ze noodig zijn. De minister denkt niet „het vraagstuk over de afdam-^ ming of overbrugging van het Sloe," maar acht het zijn pligt een bepaald voorstel aan de beslissing der wetge vende magt te onderwerpen, nadat de plans voor de voortzetting der werken voor den spoorweg door het Sloe' en op het eiland Walcheren, die weldra gewacht worden, afgewerkt zullen zijn. Bij afdamming van het Sloe zul len de daarvoor vereischte werken door andere op het §iland Walcheren moeten worden voorafgegaan, zoo dat voor afdamming in geen geval nog uitgaven op het vol gende dienstjaar te pas komen. Wat de spoorwegen bij koncessie betreft, is o. a. kon cessie verleend voor de lijn NeuzenSt. Nikolaas aan den heer Lancelot, en voor de lijn Neuzen (Sluiskil) Gent aan den heer Dechamps. Aangevraagd zijn o. a. koncessiën voor eene lijn NeuzenBrugge, door den heer Lan celot. Aangehouden in afwachting dat de koncessie NeuzenSt. Nikolaas, welke den aanvrager is verleend, tot uitvoering kome voor eene lijn langs IJzendijke naar Breskens, in ver band met de belgische banen, door den markies de Bethisy c. s. Aangehouden naar aanleiding van het be sluit der belgische regering om bij de vele aanhangige koncessie-aanvragen, de nieuw inkomende voorloopig te laten rusten. Voorloopig e ver slag en. Hoofdstuk III B. (Roomsch katholieke eeredienst.) De tegenwoordige wijze van behandeling der kerke lijke aangelegenheden heeft het groote nadeel, dat, in strijd met den geest der grondwet, bij de keus van hoof den van ministeriële departementen op godsdienstige geloofsbelijdenis wordt gelet. Men meende dat aan dien toestand zoo spoedig mogelijk een einde moest gemaakt worden. Hoofdstuk IX. (Koloniën.) De toestand van Java kwam het eerst ter sprake en men vestigde de aandacht op de verschijnselen van den laatsten tijd die het bestaan eener gisting aantoonen, waarbij op enkele plaatsen de invloed der hadjis zigt- baar was geweest. Er waren leden, die de afschaffing van het passenstelsel voor de inlanders en van het gebod om 1s avonds en 's nachts van licht voorzien te zijn, afkeur den. De toon, die door de drukpers op Java wordt aan geslagen, was naar veler oordeel wel geschikt om de bestaande bezorgdheid levendig te houden. Tevens kwa men er blijken voor, dat onder de nederlandsche ambte naren, zelfs de hoogste, ontevredenheid of althans onze kerheid over het te volgen stelsel heerschte. Men vreesde dus, dat het nederlandsch gezag allengs de vereischte klem zou verliezen, en verlangde te weten of wij eene voldoende krijgs- en scheepsraagt in Indië bezitten. Andere leden meenden echter dat men zich noodeloos ongerust maakt, daar de berigten in geenen deele van buitengewone spanning of gisting gewagen. De verschil lende aangehaalde verschijnselen van ontevredenheid hadden in hun oog veel mindere beteekenis, of bestonden zelfs in het geheel niet. In sommige afdeelingen werden bezwaren tegen het regeringsbeleid van den minister van koloniën geopperd. Omtrent zijne zienswijze betrekkelijk de goevernements kultures heerscht nog altijd groote onzekerheid, en in strijd met zijne vroegere leer, dat koloniale onderwerpen zooveel mogelijk bij de wet moeten geregeld worden, wordt tegenwoordig nagenoeg alles, even als te voren geregeld bij besluit. Met betrekking tot de emancipatie in West-Indië ver zocht men inlichtingen omtrent hetgeen de regering voornemens is in het belang der immigratie te doen. Men keurde ook eenige inlichtingen wenschelijk om trent den tegenwoordigen toestand onzer bezittingen ter kuste van Guinea. Nadere regeling van het gebruik van het koloniaal batig slot van 1862. Verscheidene leden meenden dat de uitkomsten van het thans ingevoerde stelsel van maandelijksche koffij- veilingen niet voor dezen maatregel pleiten, en vreesden dat het land daardoor een aanzienlijk geldelijk verlies zou lijden. Doch vele andere leden vereenigden zich vol strekt niet met dat gevoelen, en schreven de aanvanke lijk minder gunstige resultaten aan verscheidene zarnen- werkende oorzaken toe, onder anderen den deenschen oorlog en den gedrukten toestand der geldmarkt. Sommige leden drukten weder het verlangen uit, dat de regering een einde zou maken aan het stelsel van zee-assurantie der herwaarts overgevoerde goeverne ments produkten. Algemeene bevreemding had het verwekt, dat aan den landsbouwmeester W. N. Rose, voor zijne bemoeijingen met den bouw van het invalidenhuis te Bronbeek, niet alleen eene som van meer dan ƒ2000 voor reis- en ver blijfkosten was vergoed, maar daLmen dien bezoldigden ambtenaar nog bovendien eene belooning van ƒ5000 had geschonken. De leden vonden hierin een nieuw bewijs .van de noodzakelijkheid, dat de wetgeving regtstreeks haren invloed op de indische geldmiddelen doe gelden en verlangden in elk geval opheldering over deze bui tensporige toelage. Algemeen overligt. Naarmate het aantal officiële en officieuse uitleggingen der fransch-italiaansche overeenkomst toeneemt wordt deze al moeijelijker en moeijelijker in alle hare nuances te begrijpen. Na de interpretatie der konventie van 15 september door den heer Pepoli, door den heer Drouyn de Lhuys en door de officieuse en onafhankelijke dag bladpers, heeft thans de president-minister te Turijn de pen opgenomen om zijn gevoelen over de fransch-itali aansche overeenkomst te uiten. In eene depeche van den generaal de La Marmora aan den heer Nigra, gedag- teekend 7 november, wordt verklaard dat de tekst van het traktaat duidelijk is en dat de overeenkomst streng ten uitvoer zal worden gelegd. Terwijl de heer Drouyn de Lhuys het eerst van eene eventuele revolutie te Rome heeft gesproken, verklaart de generaal de La Mar mora dat ook Italië, even als Frankrijk, zich in dat geval alle vrijheid van handelen voorbehoudt. Men zal thans de diplomatieke debatten over de kon ventie wel gesloten kuunen achten, welke ook trouweus voor den onpartijdigen beschouwer van den woordenstrijd tusschen Turijn en Parijs wat de werkelijke naleving van de overeenkomst door Napoleon betreft al zeer weinig gewigt hebben. Het dagblad La France beweert intusschen dat de vrijheid van handelen, welke de keizerlijke regering zich voorbehoudt het „regt van interventie" bevat. Tusschen Rome en de italiaansche eenheid ligt, volgens dit dag blad, Frankrijk's regt van interventie. De dwaasheid van dergelijke redenering in de Laguéronuière's orgaan be hoeven wij niet breedvoerig aan te toonen. Nadat de heer Drouyn de Lhuys in een traktaat en in eene daar opvolgende depeche heeft verklaard: dat de ontruiming

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 2