\pw
De konventie nu is aan dit alles behulpzaam in stede
van liet te beletten. Dat de italianen dan dit gunstig
oogenblik niet laten voorbijgaan en het resultaat zal
niet uitblijven het zal zijn gelijk godsdienst en bescha
ving dit eischen."
Het vredestraktaat van Weenen.
Het vredestraktaat door Oostenrijk en Pr nissen met
Denemarken in naam der heilige en ondeelbare Drie
eenheid gesloten, uit 24 artikelen bestaande, resumeren
wij aldus
Art. II. Door de tegenwoordige overeenkomst worden
alle vóór den oorlog tusschen,partijen geslotene traktaten,
welke niet uitdrukkelijk vernietigd of gewijzigd zijn, op
nieuw van kracht.
Art. III. Denemarken doet afstand van al zijne regten
op de hertogdommen Slceswijk, Holstein en Lauenburg
ten voordeele van Oostenrijk en Pruissen, wier verkregene,
regten het erkent.
Art. YI. Om het bepalen der grenzen tusschen Dene
marken en dc hertogdommen gemakkelijker te maken,
dool Deneraarken afstand van zijne jutlandsche bezit
tingen, gelegen ten zuiden van het distrikt Ribe, waarvoor
het een evenredig gedeelte van Slécswijk'zal'érlaugen en
wel het eiland Avoë. Eene speciale kommissie, zal de
regeling der grenzen nog nader bepalen.
Art. VIII. Het deel door de hertogdommen in de schuld
te dragen wordt vastgesteld op negeu eu twintig miljoen
thalers, welke, onder waarborg van Oostenrijk en Pruis
sen, aan Denemarken zullen worden uitbetaald, geheel of
gedeeltelijk in gereed geld en voor het overige in obli-
gatiën. De geallieerde mogeudheden zullen schadever
goeding geven voor de in Jutland gehevene oorlogs
schattingen.
Art. XII. De hertogdommen zullen aan de mogend
heden de oorlogskosten vergoeden.
Art. XIII. De van weerszijden gedurende den oorlog
prijs gemaakte ladingen en schepen zullen worden terug
gegeven of vergoed.
Art. XVIII. Aan de personen, welke uit 'de hertog
dommen afkomstig zijn en in het leger of de vloot van
Denemarken dienen, zal de bevoegdheid worden verleend
om in de deensche krijgsdienst te blijven of hun ouslag
te nemen.
Art. XIX. De in de door Denemarken afgestaue lan
den verblijf houdende personen zullen gedurende zes
jaren en na voorloopige kennisgeving aan de autoritei
ten de bevoegdheid hebben om zich te vestigen in den
deeuschen staat.
Art. XXII. Om zooveel mogelijk de gemoederen tot
kalmte te brengen verklaren en bcloveu de kontrakte-
rende partijen dat geen persoon ten gevolge der laatste
gebeurtenissen zal kunnen 'vervolgd worden wegens
zijne politieke gevoelens.
wertubr. bajlaiv. rechberg.
brewfbr. QUAADE. 'kauffjfajw.
Bij dit traktaat is oen protokol gevoegd, waarin wordt
bepaald dat Jutland zal moeten ontruimd wezen binnen
drie weken na den dag van de wisseling der ratifikatïën.
Itb-ugciivuTli.
Fi'anz Muller.
De engclsche dagbladen zijn nog altijd opgevuld met
bijzonderheden omtrent en beschouwingen over den thans
aan den moord op den heer Briggs schuldig verklaarden en
dien ten gevolge ter dood veroordeelden Muller. Ondanks
hetgeen bleek uit het getuigenverhoor, ondanks alles
wat de publieke beschuldiging ter handhaving harcr be
wering kon aanvoeren, blijft het ongelsch publiek als
instinktmatig zich bezig houden met de gevaren, waaraan
de menschelijke feilbaarheid in eene regtzaak als deze
bloot staat, om namelijk een onschuldige ter dood te
veroordeelcn.
Verplaatsen wij ons dan nogmaals in de engelschc
hoofdstad, om de zaak na te gaan met het oog op dc be
schouwingen der loiulenschc dagbladpers omtrent som
mige twijfelachtige punten.
Gelij k de beschuldigde zich daar tegenover zij ne regters
vertoont, geeft dc uitdrukking van zijn gelaat aanleiding
tot hot uiten der moest verschillende gevoelens .Sommi
gen beschouwen Midler's gelaat als onbeteekenend en
vol zachtheid; anderen lezen daarop dc uitdrukking van
grofheid en onbeschaamdheid.
Twee dagen nadat het misdrijf des zatnrdags was be-
dreveu, gaat Muller bij een juwelier een ketting verrui
len, welke aan den beschuldigde heeft toebehoord. Dit
allee is zeer in zijn nadeel, 't is waar; maar kan hem
deze ketting niet verkocht zijn en zoo hij dien al door
moord heeft verkregen, waarom haar dan, in plaats van
te verbergen, aan iedereen vertoond'? Maar waarom dan
aan iedereen, die hem vroeg hoc hij in het bezit was ge
komen van die ketting, verschillende antwoorden ge
geven? Zou dit echter niet kunnen voortvloeijen uit de
groote ydelheid, welke Muller eigen was? Hij was arm;
het was dus onwaarschijnlijk dat hij een gouden ketting
zou hebben gekocht. Toch had hij dezen voor weinig geld
kunnen erlangen van iemand, die zich van dozen ketting
zoo spoedig mogelijk wensckte te ontdoen, om zoodoende
zich geld te verschaffen. Dit larttsfce heeft ook hij gedaan
en de ketting beleend.
De reis naar Amerika is, gelijk men beweerd heeft,
eene soort van ontvlugting. Dit zou echter slechts juist
zijn indien Muller deze reis geheim had gehouden. Het
tegendeel is echter waar. Hij heeft zijn vertrek aan ver
scheidene personen medegedeeld en dag, uur en vaartuig,
waarop hij zich zou inschepen, genoemd. Is dit de hou
ding van iemand, die zich aan de vervolgingen der
justitie wil onttrekken?
Hoe komt het echter, indien Muller onschuldig is, dat
men bij zijne arrestatie in Amerika een horologie heeft
gevonden, hetwelk aan den heer Briggs heeft toebehoord,
terwijl hij zelf opgaf dit reeds sedert twee jaren in zijn
bezit te hébben gehad? Zelfs al stelt men deze leugen
achtige opgave op rekening van de verwarring der plot
selinge arrestatie en van de vrees om door het zeggen
van de waarheid, dat hij het gekocht heeft, vermoedens
in zijn nadeel te doen ontstaan, dan blijft deze omstan
digheid zeer tegen Muller spreken. Toch is het echter
niet uitgemaakt dat hij het horologie niet werkelijk heeft
geKocht.
In eene vergadering van de German Legal Protection
Society is voorts te dien opzigte nog de volgende hoogst
gewigtige omstandigheid aan het licht gekomen ten op
zigte van dit punt. In die vergadering bevond zich
namelijk de baron Erlanger, die openlijk verklaarde, dat
MUllor eene zeer naauwkeurige beschrijving had gegeven
van den uitventer, van wien hij in de docks het aan den
heer Briggs toebehoord hebbende horologie zou gekocht
hebben. Men had daarop navorschingen in het werk ge
steld en de doek-beambten hadden verklaard, dat de
man, dien Miillcr beschreven had, hen bekend was als
een der vier kooplieden, die gewoonlijk in de docks rond
venten, maar dat die persoon sedert den moord niet meer
door hen was gezien. De bedoelde persoon is nn eindelijk,
na lang en vruchteloos zoeken, door de German Society
ontdekt, en haar het schijnt kan hij omtrent hetgebeurde
geen andere ophelderingen geven,-dat in enkele verkla
ringen, die het vermoeden schijnen te wettigen dat hij
zich bij datonderzoek alles behalve op zijn gemak gevoelt.
De vergadering achtte die feiten van het hoogste
belang en met goedkeuring van den heer Beard, die als
solicitor van den veroordeelde ook in de bijeenkomst
aauwezig was, werd besloten om voorloopig aan den
minister een uitstel van de exekutie te verzoeken, ten
einde die nieuwe aan het licht gekomen feiten aan een
geregtelijk onderzoek te oudenverpen.
Bovendien wordt in den koffer van Muller de hoed van
den heer Briggs gevonden, de hoed, welke door den moor
denaar, wie hij zij'u moge, werd medegenomen in plaats
van zijn eigen, bij het verlateu van het tooueel der mis
daad. Ook hier "rijzen ernstige bezwaren tegen Franz
Muller; te meer ook omdat de hoed, welke in den wagon
werd achtergelaten voor den hoed van Muiier wordt ver-
klaard. 'Er bestaat evenwel ook hier nog-twijfel.
Hoeveel hóeden gelijken niet op elkander! Omtrent de
kwestie of de hoed, in den wagon gevonden, werkelijk die
van Muller is, heeft men slechts éón getuige gehoord,
terwijl de wijze waarop deze eenige vragen van den ver
dediger des beschuldigden heeft beantwoord hare verkla
ringen zeer ongeloofwaardig en onjuist maakt, daar de
getuige niet in staat was de punten van verschil op te
geven van dezen hoed met andere.
Omtrent dc belangrijke vraag, niet of de in den wagon
gevonden hoed met dien vanAluller eenige gelij kenis bezat,
maar of de hoed werkelijk die van den beschuldigde was,
werd door zekeren getuige Matthews nog het volgende
verklaard. Op zekeren dag bemerkte Muller dat Matthews
een nieuwen hoed bezat en vroeg hem waar hij dien had
gekocht. Bij Walker in Crawford-Street, antwoordde
Matthews. Daarop vroeg Muller om voor hem een derge-
lijken te koopen. Matthews deed dit en ontvjng daarvoor
een dienst van den kleedermaker Muller, die voor hem
een vest vervaardigde. Zie daar nu twee hoeden van
den zelfden vorm, een van Matthews en een van Muller.
De hoed van Matthews is echter volgens zijne verklaring
nu eens zoek geraakt, dan weder heeft hij hem verkocht
aan zekeren Dowis in Longacre, een denkbeeldig per
soon, dan weder heeft hij hem weggeworpen. Waar is
nu het bewijs dat de in den wagen gevonden hoed aan
Muller en niet aan Matthews toebehoort. Men had zich
gemakkelijk kunnen overuigen of de in den wagen ge
vonden hoed aan Matthews paste, door liem dezen te doen
passen op de teregtzitting. Dit is echter niet geschied.
Daarenboven moet hier moet hier nog iets worden gere
leveerd. De koetsier Matthews is de eerste geweestdie
de verdenking op Muller heeft gevestigd en heeft in 1850
eene veroordeeling ten zijnen laste gehad wegens dief
stal. Dat voorts Matthews niet kan opgeven wat hij heeft
gedaan en waar hij is geweest op het oogenblik dat de
misdaad is bedreven, kan welligt het gevolg zijn van een
kort geheugen, maar moeijélijk is te verklaren dat hij
eerst op 14 julij 'van het begane misdrijf heeft hooreu
spreken, hetwelk reeds sedert 9 julij, den dag waarop
het voorviel, het onderwerp van aller gesprekken uit
maakte en aan Matthews' vrouw bekend was. Men ver-
gete daarbij niet dat Matthews koetsier is, die gewoon
lijk door hun betrekking alie gebeurtenissen van den
dag weten.
Dat nu de bij Muller gevonden hoed aan den heer Briggs
heeft toebehoord, schijnt buiten twijfel, maar de vraag
blijft over of de hoed van den heer Briggs niet even als
zijn horologie en ketting aan Mqller lean verkocht zijn,
zonder dat hij wist hoe de verkooper deze in zijn bezit
had gekregen.
Eenige dagbladen voeren ook voor het niet. bewezene
der schuld van Muller aan, dat niemand hem in den wagon
van den heer Briggs heeft gezien, noch zelfs in het
1 station. Voorts was de heer Briggs een krachtig gespierd
man, Muller daarentegen zeer zwak. De daad nu zou
moeten bedreven zijn in anderhalve minuut. Droeg Muller
op den dag na de misdaad de zelfde kleederen als op dien
dag zelf? ja. Heeft men eenig spoor van bloed daarop
ontdekt? neen. Met wie zat de heer Briggs in den
wagon. Eén getuige heeft dit gezien: met twee personen,
wier signalement ten eenenmale verschilde met dat van
Muller.
Op den avond van den moord aan den heer Briggs
gepleegd zoo luidt een brief aan The daily telegraph
van een apotheker te Hacitney, tusschen de stations van
Hackney-Wick eu Bow kwam tusschen tien en twaalf
uur een jong mensch bij mij, vergezeld van twee andere
personen. Eerstgenoemde had eene wonde aan het hoofd
en scheen in een zeer gesurexciteerden toestand te
wezen, terwijl hij zeer veel ongerustheid te kennen gaf
over de gevolgen zijner kwetsuur. ik geloofde dat de
man dronken was en werd-onaangenaam getroffen dooi
de fysionomie zijner beide metgezellen. Zeer verlangend
om hen weder te zien vertrekken gaf ik hun den raad spoe
dig naar huis te gaan en de wonde met laauw water te
besprenkelen. Later boorende dat er een moord was'ge
pleegd in de nabuurschap gaf ik keunis van bet gebeurde
aan de polzeie. Daar nu het signalement van den bedoel
den persoon geene overeenkomst bad met dut van Muller
eu men deze voor den alleen mogelijken dader hield heeft
men deze zaak niet nader onderzocht.
Behalve de reeds medegedeelde redenen van twijfel
aan de schuld van Muller, geven sommige eugelsche
dagbladen nog het volgende op. De trein, waarin de heer
Briggs zich bevond, vertrok vau Fenehurch street ten
9 uur 50 minuten. Volgens een getuige, mrs. Jones, be
vond nu Muller zich ten half tien uur bij haarteClercken-
well om aldaar een meisje te ontmoeten, waarmede hij in
zeer naamve betrekking stond. Deze verklaring wordt
bevestigd door die van den kleedermaker Iloffa, welke
heeft opgegeven dat Muller hem op dien avond ten 7 uur
45 minuten had verlaten onder mededeeling dat hij dat
meisje ging bezoeken, liet juiste uur, waarop Muller bij
mrs. Jones is gekomen, valt niet met volkomen zeker
heid-op te 'géven. Was dit werkelijk ten 91- uur, dan kan
Muller onmogelijk meer bij het vertrek van den trein
tegenwoordig aan het station zijn. Van de zijde der be
schuldiging is nu omtrent de verklaring van mrs. Jones
beweerd dat deze getuige zich „kan bedrogen hebben"
en liet „mogelijk is" dat Muller iets vroeger aldaar is
aangekomen en daar hij niet vond wie hij verlangde te
ontmoeten, „in dat geval" den noodigentijd zou hebben
gehad om hét station nóg vóór het vertrek van den trein
te bereiken.
Hoeveel twijfel er intusschen nog omtrent sommige
punten moge bestaan, het is wel zeker dat alle omstan
digheden vereenigd op de allersterkste wijze tegen
Muller pleiten. Xu moge men beweren dat er op 10.000
kansen voor het schuldig, nog ééne kans voor het
onschuldig bestaat mén vergete niet dat de mensch
altijd feilbaar blijft. Intusschen verhalen de engelsche
dagbladen allerlei verhalen van personen die onschuldig
werden veroordeeld.
Twee personen' geraken in tegenwoordigheid van zeer
vele getuigen zöo luidt een dezer verhalen in twist
met elkander. Van'beleedigingen komen zij al spoedig
tot dadelijkheden! Eén hunner, de zwakste, wordt daarbij
deerijk",gehavend en uit tegen zijn tegenstander de.
vreesselijkstebedreigingen hij dreigt hem twee'dagen'
la/£v~te'zullen vermoordenTwee dagen later wordt bet
slagtoffer der bedreigingen wérkelijk vermoord op zijne
legerstede gbvan'd&ri', terwijl aan den voet van' hér bed