MIDDELBURGSCHE C O R A N T. N°' 160. Zaturdag 1864. 8 Oktober. Bij dezo courant behoort eon bijvoegsel, bevattende Vervolg van het in dit nomraer voorkomende verslag der pleidooijen enz. in de zaak van J. N. van der Halen, voor het provinciaal geregtshof in Zeeland. Editie van vrijdag avond 8 ure. Middelburg 7 oktober. Wij vernemen dat in de sektiën der tweede kamer van de staten geueraal woensdag gekozen zijn tot rapporteurs voor de algemeene beschouwingen over de staatsbegro ting, de heeren; Wintgens, van Heemstra, van Bosse, yan Eek en >SchimmeIpenninck. Aan de tweede kamer zijn aangeboden de in hare vorige zitting onafgedaan gebleven wetsontwerpen: 1. tot vaststelling van het reglement op het beleid der regering in de kolonie Suriname, en 2. tot vaststelling van het reglement op het beleid der regering in de ko lonie Curasao. Uit de daarbij overgelegde memorie van toelichting- blijkt dat de wetsontwerpen, welke in de vorige zitting onafgedaan bleven en bij deze op nieuw worden aangebo den, geene andere veranderingen ondergingen dan de zoodanige, waartoe het voorloopig verslag, door de tweede kamer uitgebragt, aanleiding heeft gegeven. De tegen woordige memorie van toelichting is dus in het wezen der zaak memorie van beantwoording. H. M. de koningin is, volgens een telegram aan L'indé- pendauce beige, woensdag te Turijn aangekomen met het voornemen om nog dien zelfden avond naar Venetië door te reizen. Z. M. de koning heeft woensdag in een plegfcig gehoor ontvangen verschillende belgische leden van het inter nationaal kongres te Amsterdam, aan wier hoofd zich de heer Vervoort bevond. Ook heeft Z. M. verscheidene militaire en burgerlijke autoriteiten bij zich teil gehoore toegelaten. Honderd zestig leden der Internationale vereeniging tot bevordering der sociale wetenschappen hebben een adres aan den president der vereenigde staten van Ame rika, Lincoln, in handen gesteld van den amerikaanschen konsul te Amsterdam. Daarin wordt het betreurd dat de tegenyvoordige oorlog reeds zoo vele ellende heeft te weeg gebragt, maar wordt de heer Lincoln geluk ge- wenscht met de standvastigheid waarmede hij en het Noorden het regt en de menschel ij kheid tegen hetslavcn- houdende Zuiden heeft verdedigd. De onderteekenaars van het adres verklaren verzekerd te zijn dat de heer Lincoln nimmer de bestemming der groote amerikaan- sche republiek uit het oog zal verliezen. Het utrechtsch studentenkorps heeft in zijne vergade ring van dingsdag avond met akklamatie besloten zich te wenden tot het gemeentebestuur, met verzoek tot op- rigting van eene leerschool" voor de oostersche talen aan de utrechtsche hoogcschool. ËScEsoemSïigen en besluiten. ridderorden. Vergunning verleend aan den heer H. A. Verniers van der Loei^. hoofdadministrateur bij het departement van financiën, tot het aannemen en dragen der onderscheidingsteekenen van groot-officier der orde van Medjidieb, hem door Z. M. den sultan van Turkije geschonkenen aan den heer J. G. Bloem, referendaris bij het departement van financiën, tot het aannemen en dragen der onderscheidingsteekenen van officier dei- zelfde orde. MINISTERiëüE DEPARTEMENTEN. Op VCl'ZOefc eervol ontslag verleend, uit hoofde van ligekaamsgebreken, aan den kommies van het departement van oorlog J. L. Bron, met vrijlating om zijne aanspraak op pensioen te doen gelden waar het behoort. Bevorderd bij het zelfde departement tot kommies de adjunkt-kommies W. H. Capel, en tot adjunkt-kommies de vaste schrijver H. S. Pret. Benoemd tot kommies de adjui yammies F. O. Klorapé bij dc administratie voor de zaken der roomsch katholieke eeredienst. Indische dienst. Op verzoek eervol ontslaguit 's lands dienst verleend, met toekenning van pensioen, aan den oost-indischen hoofdambtenaar mr. D. C. A. graaf van Hogendorp, laatstelijk resident van Satnarang, thans met verlof hier te lande. Herkniciiws. Tot predikant bij de evangelisch luthersche gemeente te 's Hertogenbosch is beroepen de heer J. H. A. Mieliel- sen, vroeger hulpprediker te Vlissingen en laatstelijk te 's Hertogenbosch. llegtszake». Zoo als wij in ons vorig nommer in het kort mededeel den is jl. woensdag de behandeling der zaak van J. N. van der Halen voor het provinciaal geregtshof in Zeeland ten einde gebragt. Van het in die zitting ver handelde geven wij thans een meer uitvoerig verslag-. De prokureur-generaal gaf kennis dat de benoemde deskundigen, volgens 's hofs bevel, hun verslag betref fende het onderzoek omtrent een door den beschuldigde overgelegd stuk hadden ingezonden. Hij verzocht dat thans die heeren nader zouden worden gehoord. Aan dit verzoek werd voldaan nadat het verslag door den griffier was voorgelezen. De slotsom zoo van het verslag als van de mondelinge toelichting was in het kort deze dat er eene hooge mate van tfaarscllijnlifkkeid bestaat dat de handteekening van het bedoelde stuk valsch is en ten minste, zekerheid dat zij niet is de gewone handtee kening van Kooijinan. Omtrent de bezwaren, in het verslag voorkomende, werd de beschuldigde vervolgens gehoord. Die bezwa ren trachtte hij te weerleggen. Van het bewuste stuk was een gedeelte afgescheurd; volgens zijne opgave had hij dit gedaan omdat er eene fout in was. Ten aanzien van het verschil der onderteekeningmetde gewone hand van Kooijinan voerde hij aan dat Kooijinan die hand teekening in staande houding heeft geschreven op een tafeltje in het koffijhuis van Augustijn, zonder dat hij be schuldigde daarbij tegenwoordig was. De voorzitter merkte hem wel is waar op dat hij een oogenblik vroe ger gezegd had daarbij wel tegenwoordig te zijn geweest, doch volgens den beschuldigde had men hein dan ver keerd begrepen. Het verschil dezer handteekening met de gewone van Kooijinan werd door hem niet weersproken, maar hij geloofde dat, als men duizend handteekeningen van één persoon door een loep bezigtigde, het zelfde verschijnsel zich zou openbaren als wanneer men duizend bladeren van één boom beziet, nl. dat zij allen verschil len zullen. Deze en meer andere wederleggingen gingen vooraf aan het laatste antwoord van den beschuldigde: „dat hij bleef ontkennen eu niets wilde erkennen wat in de akte van beschuldiging ten zijnen laste was aan gevoerd." De heeren van Sluijs, de Man en Vermeulen ontvingen vervolgens verlof zich te verwijderen, doch niet dan nadat vooraf de beschuldigde, op interpellatie namens den prokureur-generaal, beloofd had geen nieuwe papier tjes voor den dag te zullen brengen, welke weder eene verifikatie zouden kunnen noodig maken. Alsnu werd bet woord verleend aan het openbaar ministerie. Van de rede van den prokureur-generaal, welke cirka anderhalf uur duurde, willen wij trachten een overzigt te geven. Vooreerst herinnerde de spreker wat den beschuldigde ten laste wordt gelegd, nl. vijf valsch heden in vijf ondcr- handsche geschriften eu het des bewust gebruik maken van die valsche stukken. Een hoofdpunt ten opzigte van alle stukken is dat de vorderingen, die zouden gezegd zijn op wettigen grond te berusten, alle betrekking hebben op personen die niet meer tot het rijk der levenden behooren, terwijl bovendien de termijnen van verval bij sommige j dier bescheiden óf onbepaald, óf wel zeer ruim zijn ge- i steld. Dit laatste geldt vooral het vijfde stuk, waarbij een 76jarig man een schuldbekentenis zou hebben opge maakt om die twintig jaren later te betalen, dus op een leeftijd van 96 jaren, dien slechts zeer weinige personen bereiken mogen. Hferbtj komt nog dat al die schrifturen eerst te berde zijn gebragt, men daarvan eerst heeft hooren spreken en ook eerst de betaling is gevraagd na het overlijden van de betrokkene personen, en dat de vor deringen altijd onbetaald zijn gebleven tot na dat over lijden, toen deze beschuldigde gemeend heeft bij deur waarders exploit van 25 april 1863 daarvan betaling te moeten vragen. Niet minder opmerking verdient het, volgens spreker, dat de man die de vier eerste beweerde schuldbekente nissen zou geteekend hebben (Kooijinan) iemand was die in goeden doen verkeerde en jaarlijks als landbou wer ongeveer 10.000 omzette, en dat juist hij zulke kleine sommen op geheel van elkander verwijderde tijd stippen zou hebben opgenomen bij den man, wiens vrouw en kinderen, volgens afgelegde getuigenis, zelfs door hem zijn moeten bedeeld worden om voor armoede ge vrijwaard te zijn. Evenzeer was Hocke een gegoed man, en in verband hiermede wees de prokureur-generaal op het bevreemdende dat de vijfde schuldbekentenis van slechts ƒ700 eerst na verloop van een twintigtal jaren betaalbaar zou zijn gesteld. Dat er dus zekere méfiance omtrent de echtheid der schuldbekentenissen is ontstaan werd ten opzigte dei- verschillende punten achtereenvolgens door het openbaar ministerie besproken. De eerste obligatie, geteekend 1 j november 1859, groot 100, vervallen 1 februarij 1859, is geprolongeerd tot .27 janqprij .1861. Volgens spreker moet liet wel een verschrikkelijk gevoel zijn geweest voor iemand die een landbouwers affaire heeft, dat hij geen 100 kon betalen welke hij drie maanden te voren geleend had. Geen ƒ100! En toch had die man op dat tijdstip veel geld iu kas, zoo als gebleken is uit de door een getuige ter teregtzitting afgelegde verklaring. Maai er is twijfel omtrent de echtheid der handteekening en goedkeuring van de schuldbekentenis. De een noch de ander kunnen van Kooijman's hand zijn; de weduwe Kooijinan en haar zoon hebben gezegd dat het zijn schrift niet was en dat er nooit eenige schuldvordering ten laste van Kooijman bij v. d. Halen heeft bestaan. Kooij- man heeft dan ook op zijn sterfbed verklaard dat zijne huisgenooten na zijn dood niets van v. d. Halen te vree- zen hadden, daar hij niets met hem had uitstaan. En na het overlijden van den mau, die kort vóór zijn dood zoodanige verklaring aflegde, komt de beschuldigde eerst betaling vragen voor stukken welke hij reeds lang te voren in portefeuille had. Naar aanleiding der uitspraak van de in het civiel proces te Zierikzee gehoorde deskundigen, waaruit werd afgeleid dat het schrift niet van Kooijman was, en dat alle stukken door ééue hand, die van dezen beschuldigde, geschreven waren, is er eenevervolging ingesteld: de stukken kwamen in handen van het openbaar ministerie en dezelfde zijn thans iu dit proces aanwezig. En waarop, vraagt de prokureur-generaal, is het onderzoek van des kundigen uitgeloopen? De drie schriftgeleerden te Zie rikzee hebben gezegd dat de handteekening niet die van Kooijman was en hunne uitspraak met redenen omkleed, i waarvan het resultaat geen ander was dan: Kooijman heeft dit niet geschreven. Eveneens is het gegaan met het tweede stuk, gedag- teekend 1 juni) 1859, groot ƒ400, vervallen 31 december 11859. Volgens de deskundigen is de goedkeuring en on- j derteekening niet overeenkomstig met het schrift en de handteekening van Kooijman, terwijl de getuige West- plate erkent dat stuk te hebben geschreven. Hiermede zou alleen in verband kunnen worden gebragt eene ver- j missing van twee bankbiljetten van 200, doch dit verband wordt niet uitgemaakt, terwijl de goedkeuring j cn handteekening van het stuk worden bewezen niet van Kooijman te zijn. i Zoo ook zijn, volgens de deskundigen, de handteekening

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 1