heden in staat bleken te zijn, was het niet voor een deel wclligt het gevolg van gebrekkige opleiding door de moeder De spreekster, die onder groote toejuichingen hare zitplaats weder innam, werd vervangen door den heer Pompée, die veel belangrijks oyer het onderwijs in Frankrijk mededeelden. Belangrijk in zeer hooge mate was de séance publique dezen namiddag. Aan de orde was gesteld de vraag (3e sektie),of de geest van analyse en kritiek op het scheppingsvermogen in de kunst een nadeeligen dan wel een heilzamen invloed heeft geoefend. Onder scheidene sprekers beklommen de tribune. De eer ste was de heer Mohr van Amsterdam, wiens in het duitsch uitgesproken improvisatie, op verzoek van den voorzitter, door den heer Busken Huet voor de aanwe zigen onmiddellijk in het franseh werd vertolkt en hoofdzakelijk de strekking had om den schadelijken in vloed van de kritiek op de kunst te ontkennen5 kritiek oefenen was, volgens spreker, het zelfde als zuiveren smaak aan den dag leggen. Door een zeer gepaste keus van voorbeelden, aan enkele stukken van Racine, Cor- neille enz. ontleend, helderde spreker het door hem ge zegde op. Daarna betrad de graaf Foucher de Careil de tribune, die mede in zeer schoone en vloeijende bewoordingen deed uitkomen hoe bij de groote meesters der kunst en der wijsbegeerte zelfs, Dante, Shakespeare,Göthe,Schiller, Kant, Descartes, het kritisch element steeds de schoonste vruchten had gedragen. Evenwel het moest niet tot het uiterste worden gedreven, of het leidde, zoo als bij Byron, tot een koud en dor scepticisme. Spreker bragt aan Descartes, den vader van het moderne Frankrijk, een warme hulde, en roemde de liberaliteit der Nederlanden, waar in 1629 zijne, namelijk Descartes' werken waren gedrukt. In de 19e eeuw wacht het fransche volk nog te vergeefs op de drukvrijheid; voila, zeide hij schertsend, le progrès. De predikant Meijboom, op dezen spreker volgende, uitte in meer deftige hollandsche volzinnen zij ne bevreem ding, dat voor wijsbegeerte en godsdienst vooral geene afzonderlijke sektiën waren vastgesteld. Hij meende dat vooral de laatste, de hoogste uiting van 's menschen geest? aanspraak had op afzonderlijke bespreking. Hij be doelde echter godsdienst in den ruimsten zin van het woord, religie zoo als ze in ieder menschenhart, van protestant, katholiek, jood, muzelman en heiden woont. Hij zou wenschen dat in 't vervolg ook deze beide: wijs begeerte en godsdienst, op het programma van het inter nationaal kongres mogten voorkomen. De heer Busken Huet, na weder met veel vaardigheid en naauwgezetheid deze improvisatie in het franseh te hebben vertolkt, trad tevens op als voorvechter der objektieve kritiek, wier regten hij op welsprekcude en overtuigende wijze handhaafde. Uitgelokt wclligt hierdoor, beklom een jeugdig franseh predikant van uitstekende redenaarsgaven, de heer Ber- sier, het gestoelte, en zeide 0. a. te betreuren dat de kritiek zoo vaak op onwaardige wijze werd geoefend. Bepaaldelijk met Sainte Beuve's wijze kon hij zich niet vereenigen. Spreker mistte te veel in de kritiek van onzen tijd, het zedelijk en godsdienstig element. Intusschen had het voorstel van dr. Meyboom, kwalijk enten halve slechts door velen verstaan, eenigrumoer veroorzaakt. De heer Bchiend gaf een ongedachte wending aan de zaak. Hij achtte het een belangrijk verschijnsel dat een hollandsch „predikant" de godsdienst openlijk aan bespreking wilde en durfde prijs geven in eene vergadering uit. zoo veel vreemdsoortige elementen zaïnengestclci. Hij achtte dit een bewijs van onovertrof fen liberalisme 5 van een zeer vaste overtuiging aan gaande de onverwinlijkheid der godsdienst; hij zag er een nieinv en treffend bewijs in voor den geest van voor uitgang van onzen tijd op 't kongres te Mechelen zou zoo iets niet zijn voorgesteld en noodigde de verga dering uit. het voorstel met akklamatie aan te nemen. Multatuli even nog het spreekgestoelte beklimmend, stelde voor om „dan ook" nog een zevende sektie te vormen gewijd aan de bespreking van tafeldans en klop geesten. Onder een algemeen gesis en gefluit droop (le schrijver der Ideën die met, dit. idéé bepaald geen opgang scheen te maken -- af. En nu nog een enkel woord over de reünie, gisteren in het glazen paleis van volksvlijt. Zoomesquin, slecht gedirigeerd, ja totaal in het water gevallen de raout maan dag 11. in Frascati mag worden genoemd, zoo weinig onderhoudend over 't geheel de galavoorstelling was in den hollandschen schouwburg, even schitterend was het feest van gisteren. Verlichting, versiering, inrigting alles vormde een schoon, betooverend, indrukwekkend geheel. Indien Amsterdam in zeer vele opzigten 't moet erkend worden, nog beneden A. P. staat, op deze schepping binnen hare muren mag het dank zij man nen als Sarphati, e. a. tegenover vreemdeling en inboorling met billijke ingenomenheid roem dragen. VERSLAG- VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND, U1TGEBRAGT IN DE ZOMERVERGADERING VAN i 8 6 4. IX. De uitpooting der aardappelen had vroeg plaats; ze gingen goed op en hadden reeds vroeg eene goede knol zetting. De bekende ziekte heeft zich op nieuw, maar in geringe mate, vertoond, en de knol is er weinig van aan gedaan, met uitzondering van enkele soorten, welke zelfs na de rooijing nog tot verrotting overgingen. De gemid delde opbrengst heeft die van den gunstigen oogst in 1862 nog overtroffenin enkele streken was ze zeer buitengewoon, zoo dat men melding maakt van een beschot van 300 mudden en meer per bunder. Ook de hoedanig heid heeft weinig te wenschen gelaten. Het wordt dan ook vrij algemeen een uitmuntend gewas genoemd. Lage prijzen, in vergelijking bij andere jaren, zijn daar van het gevolg geweest, hetgeen het lot van den min vermogende niet weinig heeft verzacht. Boekweit wordt alleen in de gedeelten der provincie gelegen beoosten en bewesten Den Brakman (de voor malige 4e en 5e distrikten,) verbouwd, en dan nog niet bij groote hoeveelheden. Het gewas kan èn van opbrengst èn van hoedanigheid middelmatig genoemd worden. De vorst, en later de aanhoudende droogte, gepaard met eene nog al felle hitte, waardoor veel bloesem is verwelkt, zijn daaraan niet gunstig geweest. De inzameling heeft onder gunstige omstandigheden plaats gehad. De zachte winter was voor den meekrapwortel zeer gunstig. De twee- en driejarige planten kwamen gunstig voor den dag en ontwikkelden zich, ten gevolge van het warme drooge zomerweder, uitmuntend. De tweejarige leed hier en daar nog al van de krul, terwijl de jonge plant naar wensch is gegroeid. De uitkomst heeft de verwachting, welke nog al groot was, niet beschaamd; de meer dan gewone opbrengst heeft dan ook, zoo 't schijnt, de gedruktheid der prijzen kunnen vergoeden. Het vlas Avordt vrij algemeen als uitmuntend genoemd. Goed opgekomen is 't begunstigd door afwisselende regen en zonneschijn, en wel in het tijdperk dat 't daaraan de meeste behoefte had, en zou 't hier en daar te sterk gegroeid en een slecht gewas geworden zijn, zoo niet de nazomer droog ware geweest. Brand of kwade koppen kwamen ook weinig voor. Van vele velden is deopbrengst slechts bij benadering bekend, daar veel onbewerkt naar elders wordt vervoerd. De bouw van vlas neemt nog toe, ten gevolge van de hooge huur die voor de daarvoor afgestane landerijen betaald wordt. De graslanden hebben over het algemeen te wenschen gelaten. Zoo laug het wintervocht niet geheel was uit geput, was de groei vrij goed. Later, bij de aanhoudende droogte was er, vooral op (le hooge landen, stilstand. De herfst bragt gelukkig water en daardoor nieuwe ontwik keling, zoo dat graslanden tot laat in het najaar in ge bruik zijn gebleven. De hooi-opbrengst was niet ruim, cle hoedanigheid was evenwel voortreffelijk, gedeeltelijk een gevolg van het gunstige weder tijdens de inzameling. De gemiddelde opbrengst heeft 3000 a 4000 ponden per bunder bedragen. De berigten omtrent de klaver zijn nog al uiteenloo pend; terwijl in sommige doelen der provincie de afkomst gunstig wordt genoemd, schijnt zij in andere re wenschen te hebben gelaten, ten gevolge van de aanhoudende droogte in den zomer. Daarin echter komen cle berigten vrij algemeen overeen, dat het hooi uitmuntend van hoedanigheid is geweest; van dit gewas is evenwel het meeste groen als veevoeder gebruikt. Wortelgewassen groeiden aanvankelijk, ten gevolge van het afwisselende weder, vrij goed. De ontwikkeling werd later gestremd door de aan houdende droogte, terwijl zij later, ten gevolge van den regen in den nazomer, zijn gaan doorwerk en, zoo dat de opbrengst redelijk is geweest. De man gel wortels, welke algemeen groot van stuk waren, bragten 45 voeren per bunder op; de paavdepeën, klein van stuk maar vast, gaven een beschot van 40 voeren per bunder. De appelenhoomen gaven een goeden oogst, de peren- boomen minder. Ze bloeiden algemeen rijk, maar leden van de nachtvorsten en later aan den wind, waardoor veel vrucht onrijp afviel. Op de opbrengst van de fijnere vruchten valt niet te roemen. De nachtvorsten, gedu rende den bloeitijd, hebben veel schade toegebragt. De opgaande boomen groeiden krachtig en welig. Yeel werd er gerooid en verkocht tot steeds hooge prijzen. In den regel hadden de essen- en olmenboomen bij de rooi jing 40 a GOjaren en de populieren 20 k 30 jaren wasdom; van eene boomsoort, de zoogenaamde graauw-groot, is de prijs gedaald, ten gevolge van mindere vraag naar duigen voor garancine-vaten. Bloemkweekerij en tuinbouw. Deze worden op groote schaal niet aangetroffen; er valt mitsdien weinig van te zeggen; alleenlijk is aan te nemen, dat de op kleine schaal aangelegden bevredigende uitkomsten hebben opgeleverd. De tot geldswaarde herleide opbrengst van den oogst was, volgens de bijgevoegde tabellen vanzomer tarwe 19.083,40wintertarwe 4.888.461,60rogge /"849.401,60 zomergerst /"4G4.485; wintergerst 1.355.551,20; haver 571.755; zomer-koolzaad 13.501; winter-koolzaad 1.552.597,20; paardenboonen 1.309.222,40; duiven- boonen ƒ68.023,80 ;bruineboonen ƒ51.263,50; witteboonen 113.942,50; bruine- en witteboonen 44.132; groene erwten f592.949,60; witte-of gele erwten f22.122graauwe erwten f25.980; aardappelen f}.376.985,40; boekweit ƒ55.500; meekrap f 2.437.585,90; vlas f 2.426.618,25; lijnzaad f 488.345; te zamen f 18.828.106,35 tegen f 15.750.067,25 in 1862. In de koop- en huurwaarde der landerijen is weinig verschil met. de laatste jaren op te merken. In de voor malige 4e en 5e distrikten bedong men de hoogste, in Zuid-Beveland en Tholen de minste prijzen, ook al naar gelang van de innerlijke waarde der gronden eu van de Bggiog. De handel in paarden en vee was, hoezeer niet zoo levendig als in 1862, niet stil, en men besteedde nog steeds hooge prijzen, hoewel deze minder waren dan in 1862; voor paarden van 46 jaren besteedde men nog tot f 300, en voor paaren van 2 jaren nog tot 190; voorts golden: melkkoeijen /"125, tweejarige runderen ƒ75, jaarlingen 35; voor varkens besteedde men naar grootte, tot ƒ120, schapen golden gemiddeld ƒ14 a ƒ15, de wol werd tot 3 het vlies verkocht. Over het algemeen is de toestand van den veestapel vrij gunstig te noemen. Ofschoon de weilanden niet rijk bezet zijn geweest, was slechts in enkele streken de opbrengst ongenoegzaam. Aan drinkwater is geen drukkend gebrek gevoeld. De veestapel bestond op het eiude van 1863 uit 23.327 paarden; 53.962 runderen; 36.780 schapen; 19.362 var kens; 155 ezels en muilezels; 3843 bokken en geiten. De verschillen met het aanwezige op het einde des jaars 1862, zijn niet vau dat belang dat dezen zouden moeten worden toegelicht. De bemesting gaat nog steeds ais in vorige jaren. De gewone stalmest, bestaande uit paarden- en runder-uit werpselen, met stroo vermengd, is de meest gebruikte. Beer, gun no en asch worden bij uitzondering genomen, terwijl in Schouwen mosselen worden gebezigd, als ze voor het doel niet te duur zijn. Wordt vervolgd.) 6 uiten Ut nö. Algemeen overzigt. Het italiaansche ministerie is thans voltallig, met uit zondering vaneen minister van marine,wiens po r tefe ui lj e tijdelijk aan den nieuwen minister van buitenlandsche zaken is opgedragen. Het ofiiciëel tnvijnschc dagblad deelt nu de benoeming mede van den generaal la Mar mora tot president van den ministerraad minister van buitenlandsche zaken en ad interim van marine, eu van de hoeren Lanza, tot minister van binnenlandsche zaken, Jacini, van openbare werken, Petitti, van oorlog, Sella, van financiën, Torelli, van koophandel en Nasoli van onderwijs. Hetzelfde dagblad bevat tevens eene verklaring der inzigten van dit kabinet betrekkelijk het thans aanhan gige politieke vraagstuk, liet verecnigt zich met de fransch-italiaansche overeenkomst, zoowel ais met. de voorwaarden der verplaatsing van de hoofdstad naar eene andere italiaansche stad. Daaromtrent zal liet een wetsontwerp aan het parlement aanbieden en tevens zal het eenige maatregelen voorstellen tot vergoeding van het nadeel hetwelk Turijn daardoor lijden zal. Het ministerie geeft teu slotte zijn vertrouwen te kennen in de vaderlandslievende gezindheid van de stad Turijn en van de overige bevolking. De heer llieasoli schijnt veel te hebben bijgedragen om de zaraenstelling van dit ministerie te doen gelukken. De rapporten betrekkelijk den inwendigen toestand van Mexiko, te Parijs ontvangen, schijnen weder .zeer onbevredigend te zijn, hoewel de verhalen der krijgs- operatiëu in verwijderde provinciën slechts van schitte- reude wapenfpirtén. melding maken.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 3