kommissie voor het fonds rekening- aan het dagelijksch bestuur doet, doch de aanvulling der niet voltallige kom missie heeft alleen gewacht op de te geven uitbreiding aan de bestemming van het fonds. Ten slotte geeft hij te kennen dat in de bestaande statuten, waarop men zich heeft beroepen, niets staat wat aan diakenen het regt zou geven de vernietiging van bet genomen besluit te vragen. Omtrent dit laatste heeft nog eene nadere gedachten- wisseling tnsschen de heeren Pot en Winkelman plaats, waarbij de eerste de bestrijder is van den laatste, die echter niet van zienswijze verandert. Alsnu wordt beraadslaagd over de wijze waarop men het gevoelen van den raad aan den minister zal mede- deelen. De heer van Uije Pieterse merkt op dat de mi nister de beschouwingen verlangt te weten van de leden van den raad. De heer Hector voert hierbij aan dat, zoo de individuele beschouwingen aan den minister worden medegedeeld, het wenschelijlc is alsdan ook de leden op te geven die niet gesproken hebben, ten einde de minis ter wete het aantal leden waaruit de zitting van den raad bij de behandeling van dit punt was zamengesteld. De door burgemeester en wethouders uitgedrukte zienswijze dat er geen termen zijn tot inwilliging van het verzoek van diakenen wordt ten slotte, bij hoofdelijke omvraag, goedgekeurd door de heeren Ruijsch, de Groof, Winkelman, Tideman (die opmerkt dat hij er voor is omdat de bedoeling niet is eene opheffing, maar uitbrei ding van de bestemming van het fonds), Wels, Mestdagh, de Kruijff, van Uije Pieterse en Hector. Tegen deze zienswijze cn vóór die van den heer Pot verklaren zich de heeren van der Hij den, van der Os (die zich buiten stemming wilde houden, doch daartoe geen vergunning kreeg) en Pot. Alsnu zal aan den minister worden te kennen gegeven dat de raad vermeent, op daarbij aangevoerde gronden, dat er geen termen zijn om het verzoek van diakenen tot vernietiging van het besluit van den raad van 8 fe- bruarij 1864 in te willigen. De heer Pot verlangt dat zijne beschouwingen tevens den minister zullen worden medegedeeld, hetgeen wordt goedgekeurd wanneer de heer Pot die beschouwingen schriftelijk wil overleggen. Op voorstel van burgemeester en wethouders is beslo ten tot de verpachting van twee perceelen weiland, we der voor den tijd van zeven jaren en op de gewone wijze. Is ingekomen een voorstel van regenten van het arm- gast- en weeshuis tot voortdurende verpleging van den thans in het weeshuis verpleegd wordenden wees D. van Boven, tegen afstand zijner bezittingen, waartoe die jon geling zelf een verzoek heeft voorgedragen, hetwelk door zijne voormalige voogden is ondersteund. De beer Mestdagh, voorzitter van het kollegie 'van regenten, brengt in herinnering dat bedoelde jongeling als het ware als een idioot in het gesticht is opgenomen. Wanneer hij nu het gesticht verlaten moet zal hij ver moedelijk zeer spoedig aan den armen vervallen. Hij heeft echter nog een klein kapitaal inschrijving op het groothoek, bedragende 1600 nominaal, terwijl hij als kleermakersknecht 80 cent 's weeks verdient, zoo dat bij afstand van die inkomsten zijne voortdurende opname volgens sprekers zienswijze geen groot bezwaar kan op leveren. Hij beveelt hem, daar hij ongelukkig is, in het mededoogen van de raadsleden aan. Volgens den voorzitter geldt het hier een geheel bui tengewoon geval; daarom adviseert hij tot inwilliging van het verzoek. De heer Hector merkt op dat gewezen is op de onnoozel- heid van den jongen, en dit dringt hem om zich tegen het voorstel te verklaren, daar de wet de aanneming ver biedt van zijn aanbod tot afstand zijner bezittingen. Ten anderen worden de personen in het weeshuis verpleegd voor 65, 80 of hoogstens ƒ100. Deze jongen heeft jaarlijks ƒ44 benevens 80 cent 's weeks inkomen: hij zou dus genoeg voor zijne verpleging vergoeden kunnen, zoo dat de heer Hector wel de voortdurende verpleging van dien jongen zou willen doen plaats hebben tegen vergoe ding uit zijne inkomsten, maar zijns inziens mag men zich van de bezitting van dien jongeling niet meester maken. De lieer Mestdagh antwoordde hierop dat die jongen niet zinneloos is en zelf nog goed kan oordeelen. Hij heeft dan ook zelf zijn verzoek gedaan en is daarin door zijn voorraaligen voogd en zijne famielje onder steund. Ware hij minderjarig, dan zou op zijn verzoek geen acht worden geslagen, doch thans is dit een ander geval. Spreker zegt overigens dat hij zich wel kan ver eenigen met het denkbeeld van den heer Hector tot tijde lijke verpleging van dien wees tegen vergoeding uit zijne inkomsten. Volgens den heer Ruijsch is de regtskundige aanha ling van den heer Hector niet op bedoelden jongeling toepasselijk. Deze toch is niet krankzinnig, niet imbecile, niet gek, en voor hem moet, zijns inziens, boven alle an dere wetten de wet der menscblievendheid geldén, zoo 1 dat hij de inwilliging van het verzoek wenschelijk acht. De heer van Uije Pieterse vraagt of een dergelijk ge- val zich niet vroeger heeft voorgedaan met eenen de Groot, die ook iemand was die niet geheel dwaas en zeer bevoegd was om verbindtenissen aan te gaan. Ook de nu bedoelde jongen, hoezeer hij al het kruid vermoedelijk niet zou uitvinden als dit nog niet uitgevonden ware, acht spreker bevoegd tot het aangaan van verbindtenissen. Volgens den heer Mestdagh bestaat er een antecedent in de opname ten jare 1852 of 1858 van den door den vorigen spreker genoemden de Groot, doch hij heeft daarvan opzettelijk niet willen spreken. Andermaal verklaart de heer Hector zich tegen de in williging van het verzoek, daar dit in strijd is met de wet. Eene tijdelijke verpleging acht hij goed, te meer daar, wanneer de wees komt te overlijden of het gesticht verlaat, het te kort der verplegingskosten van zijne be zitting kan worden afgetrokken. Ware spreker een bloed verwant van zoodanigen jongeling, dan zou hij zich be paald er tegen verzetten dat diens bezittingen door regenten genaderd werden. Ook blijkt het niet of de naaste bloedverwanten, die sain d'esprit zijn, met het verzoek van van Boven genoegen nemen. Het gevoelen van den vorigen spreker wordt door de heeren Winkelman en van Uije Pieterse bestreden, waar bij o. a. wordt opgemerkt dat de wees meerderjarig en niet bepaald krankzinnig is. Alsnu dient de heer Hector, op uitnoodiging des voor zitters, een schriftelijk amendement in strekkende tot tijdelijke verpleging van bedoelden wees, tegen vergoe ding der kosten uit zijne inkomsten. Dit amendement wordt door den heer Mestdagh ondersteund, bepaaldelijk om te doen uitkomen dat het volstrekt de bedoeling van regenten niet is om de bezittingen van den wees naar zich toe te halen. De heer van Uije Pieterse verklaart zich tegen het amendement omdat, als men aan de eene zijde zedelijk verpligt is de belangen der ingezetenen te bevorderen, men aan den anderen kant ook de belangen van de instellingen der gemeente niet mag voorbijzien. Bij aan name van het amendement zou bedoelde jongen in het geheel slechts 55 'sjaars betalen, zoo dat er jaarlijks veel aan hem zou te kort gekomen worden. Spreker is voor de inwilliging van het voorstel van regenten. Het amendement wordt vervolgens in omvraag gebragt en met 10 tegen 3 stemmen verworpen. Voor stemden de heeren Hector, Pot en van der Hijden. Het voorstel van regenten is met 10 tegen 3 stemmen (van de zelfde heeren) aangenomen. Op voorstel van burgemeester en wethouders is magti- ging verleend tot af- cn overschrijving eener som van 2,35l, ter betaling van nog verschuldigde over 1863. Voor kennisgeving is aangeuomen de mededeeling des voorzitters, dat de kommissie der gasfabriek eene overeenkomst met het departement van marine heeft aangegaan, tot voorziening der marinewerven van gas. Na eene korte zitting met gesloten deureu i3 de verga dering gesloten. töuitmlaitö. Algemeen overzlgt. Het borigt van de tusscken Frankrijk en Italië geslo ten overeenkomst is ook door de engelsche dagbladen zeer gunstig opgenomen. De Morning post ziet daarin reeds de gehcele oplossing van het romeinsche vraagstuk, en hoewel The times niet zoo ver gaat, is ook dit blad van oordeel dat de overeenkomst tot een gunstige oplos sing leiden moet. Eene poging van woensdag avond om een oproer te Turij n te doen uitbreken, hoewel van ernstiger aard dan de vorige, had geen beter gevolg. Eene menigte heethoofden had zich op de Place du chateau verzameld en trachtte onder den kreet: Leve de hoofdstad Turijn, tot het paleis van het ministerie door te dringen, hetwelk door eene afdeeling karabïniers werd bewaakt. Doorde menigte aangevallen, hebben de karabinievs tot zelfverdediging van hunne wapenen gebruik gemaakt, ofschoon zij tot dit laatste, volgens het officieel regeringsorgaan, geen last hadden ontvangen. Een kort maar hevig gevecht volgde hierop, waarin tien personen sneuvelden en verscheidene andere gewond werden. Van de karabiniers ontving een vijf en twintigtal min of meer ernstige kwetsuren. Ten gevolge van deze ongeregeldheden zijn donderdag verschillende afdeelingen troepen de stad binnen gerukt, welke onder bevel van den generaal della Rocca zijn-' geplaatst. Ook de nationale garde is onder de wapenen geroepen. Voorts hoeft het gemeentebestuur eene projÜa- j matie uitgevaardigd, waarin de bevolking tot rust; en I kalmte wordt aangespoord. Reeds herhaalde malen is dc onderstelling uitgespro ken dat de pruissische kamers weldra zouden worden bijeengeroepen, zonder dat zij, hoeveel grond daar ook voor ware, verwezenlijkt is. Een nieuwe aanleiding om de bijeenroeping der kamers te voorspellen ontleent men thans weder aan eene mededeeling in een half officieel korrespondentieblad voorkomendewaarin beweerd wordt dat, hoewel de regering niet verwachten kan dat de resultaten door de buitenlandsche staatkunde verkre gen, de verhouding der partijen plotseling zou gewijzigd hebben, zij toch de hoop op verzoening niet kan laten varen, daar zij het onmogelijk acht dat de gelukkige uit slag van den oorlog niet werkelijk zou bijdragen om de oppositie tegen de leger-organisatie te verminderen en eene schikking van het militaire vraagstuk gemakkelijk temaken. Evenwel wordt hier de bedreiging of wil men liever de erkenning bijgevoegd dat de regering tot hervatting van den strijd zich van wapenen voorzien heeft. Verder wordt beweerd dat wanneer men het over de zaak zelve zal zijn eens geworden, het verschil omtrent de wetsopvatting van minder beteekenis kan worden geacht. „De regering zegt de korrespondentie betwist aan de kamers noch haar gi-ondwettig regt betrekkelijk de wetgeving, noch hare bevoegdheid tot het vaststellen der belastingenhet verschil betreft alleen de kwestie of de kosten der legerorganisatie als nieuwe uitgaven van de begrooting kunnen geschrapt worden." Het betoog in deze Provinzial Correspondenz is een blijk te meer van hetgeen men trouwens reeds sedert lang weet, dat het streven van bet pruissische ministerie hierin bestaat omdoor zich te beroepen op de roemrijke wapenfeiten, door de vertegenwoordiging te doen goed keuren wat deze vroeger verworpen heeft en dan, na ook deze overwinning te hebben behaald, zich te verheffen op de roemrijke zegepraal op de demokratie bevochten. De regeling der erfopvolging in de hertogdommen heeft in de laatste dagen geen enkelen stap voorwaarts gedaan, daar de hertog van Oldenburg nog steeds blijft dralen met het inzenden zijner memorie. De badensche regering is, naar men meldt, daarom voornemens om aan de bondsvergadering voor te stellen dezen preten dent voor het verdedigen zijner aanspraken een uiterste termijn te stellen. Volgens een briefin L'écho du parlement voorkomende, worden de prins eu prinses van Wales eerstdaags, tege lijk met prins Humbert van Italië, te Compiègne verwacht. De ontbinding der spaansche cortes wordt door het dagblad La epoca reeds als nabij zijnde voorgesteld. Een der dagbladen van cle konfederatie der amerikaan- sche staten, The index, beweert dat het bondsgoeverne- inent weder een nieuwe leening van 100 millioen dollars zal aangaan, en wel tegen 40 per cent. De intrest zou op 7 per cent gesteld worden. Uit Shanghay is te Londen het berigt ontvangen dat de keizerlijke troepen de stad Nanking, de tweede hoofd stad van (Jhiiia, hebben ingenomen. Het vroeger mede gedeeld gerucht wordt hierdoor bevestigd. BRIEVEN UIT BELGTE. Brussel22 september, L'écho du parlement, liet orgaan van het kabinet, be schuldigde dezer dagen deu generaal de Lannoy, dat hij op de meest onbeschaamde wijze de natie in 't algemeen, cn de antwevpenaren in 't bijzonder zou gemystificeerd hebben, door te verklaren dat het oordeel 't welk eene militaire kommissie in der tijd over een der onderdeden van het plan der antwerpsche vestingwerken zou hebben uitgebragt, tevens de veroordeeling zou in zich sluiten over de wijze van aanleg dier fortifikaticn in haar geheel. Volgens genoemd, immer zeer goed ingelicht blad, zou integendeel het generale plan, door gezegde kommissie met algemeene stemmen zijn goedgekeurd en aange nomen. Tot heden heeft de generaal de Lannoy dit dé menti nog niet beantwoord. Daarentegen argumenteert de katholieke pers nog onophoudelijk met de gegevens van des generaals brief, waaruit ik in mijn vorigen een en ander u mededeelde, en voor baar schijnt dat stuk de waarde te blijveu behouden van een niet te weerleg gen evangelie. En wat nog minder eerlijk is eu nog vrij wat minder voor 't begrip van „politieke moraliteit" der klerikale partij getuigt, is dat de antwerpsche ge meenteraad op een voorstel van het lid Haghe, het besluit 1 heeft genomen om gezegden brief in het Antwerpsen ge meenteblad over te uemen, zonder met die overname te hebben ^villen wachten tot tijd cn wijle van goeverne- jrtntswege dnt schrijven zon zijn wederlegd. De brief,t$eh gaat te ver om alles wat daarin geschre ven staat als'waarheid, zonder eenige reserve, te mogen aaniiein^n^iPnarin toch worden de minister van oorlog

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 3